Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 19
(2005)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Ben ik van voor de oorlog?
| |
[pagina 125]
| |
logswereld om het kind heen gebeurt. De kinderlijke
An van 't Oosten.
naïviteit van de hoofdpersoon is dan des te aangrijpender. Dat is ook precies de reden waarom het boek niet geschikt is voor kinderen die even oud zijn als de jonge hoofdpersoon. Zij ervaren met dezelfde naïviteit de voorvallen in het boek en missen het overzicht. Een goed voorbeeld in De oorlog van Sophie is de rol die Sophie, zonder het zelf te weten, speelt in het verzet. Als ze op een gegeven moment een geheim briefje van de een naar de ander moet brengen, heeft ze zelf niet door wat ze doet. De vrouw die haar het briefje geeft, drukt haar op het hart het tegen niemand te zeggen. ‘Ze lacht er zo vrolijk bij dat ik snap dat het een leuke grap is en die moet je niet verraden’, denkt Sophie. De lezer begrijpt, zonder uitleg van de auteur, dat het hier om een verzetsactie gaat. Het verhaal van Sophie is geloofwaardig verteld. An van 't Oosten is merkbaar in de huid van haar personage gekropen en heeft daar de kern van het kleuter-zijn te pakken gekregen. Ze schrijft over Sophies permanente verwondering over de wereld om haar heen en haar zoektocht naar bevestiging, steun en bescherming. En juist die wereld is behoorlijk op z'n kop gezet. De oorlog ontwricht het gezinsleven en rukt al haar houvast weg. Ze is meer en meer alleen met haar gedachten en haar liedjes.
Blijf zitten waar je zit
en verroer je niet
hou je adem in
en stik niet
Sophies wereld is klein. Ze woont in een volkse buurt in Den Haag met haar vader, moeder, broer Jan en de Kleine. Elke dag speelt ze met de buurjongen Hinko, maar ze mag niet de straat uit. De kinderen verwerken wat ze meemaken in de oorlog in spel. Ze doen samen bommetje of eisen tol aan mensen die over ‘hun land’ willen lopen. Omdat Sophies wereld zich beperkt tot haar huis en straat, hebben de mensen om haar heen een heel belangrijke plek in haar leven en dus in het boek. Sophie is nieuwsgierig (‘kleine potjes hebben grote oren’, zegt haar oma) en ze observeert het gedrag van de volwassenen haarscherp. Vooral de karakters in | |
[pagina 126]
| |
het gezin zijn goed uitgewerkt. Met typerende details zet Van 't Oosten haar personages duidelijk neer, zonder in karikaturale beschrijvingen te vervallen. Sophie en haar vader zijn wat je noemt ‘twee handen op een buik’. Ze begrijpen elkaar met een half woord en vader is voor Sophie een groot voorbeeld. Dat haar moeder (op de overige personages) nogal onaangenaam overkomt, maakt de band tussen vader en dochter alleen maar sterker. Vader vertelt voor het slapengaan over de zeven hongerige bloedwolven, moeders aandeel in het avondritueel bestaat uit een snauwerig: ‘na zeven uur is er bij mij geen kindervoet meer op de vloer!’. Moeder probeert met haar bitse toon haar nervositeit en onzekerheid te verbergen. Ze snapt niets van haar dochter. Die zingt liedjes terwijl het oorlog is! Ze is een vrouw van het type grote bek, klein hartje. Ze geeft af op de krant (‘moet je alleen je kont mee afvegen’), op de koningin (‘zij zit veilig op fluweel in Londen’) en op haar dochter. Maar ondertussen ligt ze wel te krijsen onder het ledikant in de alkoof als de raketten fluiten. Sophie zegt: ‘Alles in het huis is anders als mijn moeder bang is.’ Goedzak vader beschermt zijn wijfie en hoopt met zijn grapjes en optimisme de lol erin te houden. Jan, een wijs mannetje van een jaar of tien, voelt zich verantwoordelijk voor zijn moeder en zusje. Hoewel hij zelf nog een kind is, beschermt hij Sophie. Zoals 's avonds op straat: Als we de dode man naderen, slaat Jan zijn arm om mijn hals en bedekt mijn ogen met zijn hand. ‘Niet kijken, Sophie.’ ‘Waarom niet?’ Ik ruk me los en staar naar de man. Zijn ogen puilen uit en zijn mond is opengesperd. Jan trekt me mee. Hij is boos op me, dat voel ik aan zijn hand. Wat Sophie de volwassenen hoort bespreken, kan ze niet goed plaatsen. Van 't Oosten laat dat in een paar ontroerende momenten zien. Als de Kleine bijvoorbeeld ondervoed, apathisch en met Engelse ziekte in zijn wiegje ligt, vindt | |
[pagina 127]
| |
Sophie dat er eigenlijk helemaal geen reden is voor ongerustheid: ‘“Zie je hoe lief hij is?” zeg ik. “Hij huilt niet eens. En kijk eens hoe lekker dik zijn buik is.”’ Mooier is nog het moment waarop Sophie heel expliciet is over haar verlangen naar bevestiging. Ze heeft ontdekt dat mensen heel blij zijn als ze iets op de kop hebben getikt, dat schaars is. Nóg blijer zijn ze echter als iets van-voor-de-oorlog is. ‘Is Jan van voor de oorlog?’, vraag ik aan mijn vader. (...) De oorlog van Sophie is opgebouwd uit dit soort fragmenten. Mooi gedoseerd vertelt bijna elke alinea in het boek een verhaaltje waarin Van 't Oosten het steeds klaarspeelt een mooie, aparte sfeer neer te zetten. Vaak doet ze dat door de alinea op te bouwen rond een detail uit de omgeving waar het verhaal zich afspeelt, een tekenende gebeurtenis of een korte dialoog. Van 't Oostens taalgebruik is doorspekt met ouderwetse woorden (opoe) en volkse zinnen (‘die vent van je voelt zich heel wat in dat pokke-uniform’). Daarin doet haar stijl soms denken aan die van Peter van Gestel in Winterijs. Die volkse kreten, rauw van de straat, zijn altijd indringender dan opgedirkte boekentaal. Van 't Oostens zinnen zijn kort en ongecompliceerd. Ze laten echte emoties zien en zijn niet overdreven sentimenteel. In een paar hoofdstukken schetst Van 't Oosten het belang van vader in Sophies leven. Wat is de schok dan ook groot als hij bij een razzia wordt opgepakt! Het gezin weet niet waar hij gebleven is en kan geen contact meer opnemen. Opeens lijkt al het optimisme uit het gezin verdwenen. Alleen Sophie houdt moed en zingt liedjes, terwijl ze van moeder, Jan en opa bijna dagelijks krijgt ingepeperd dat vader waarschijnlijk dood is.
Luchtalarm
kontje warm
kontje koud
we eten morgen havermout
Symbolisch voor de afwezigheid van vader, is de illustratie van Carll Cneut op het omslag. Cneut tekende hem in een beschermende pose met Sophie. Zijn | |
[pagina 128]
| |
hoofd valt net buiten het beeld. Vader is er wel, maar niet helemaal. Zijn bescherming blijft bestaan, maar alleen in Sophies gedachten. Het onverwachte vertrek van vader uit Sophies leven, blijkt slechts het begin te zijn van een tijd die bestaat uit afscheid nemen. Buurjongen Hinko vertrekt naar Friesland en Sophies geliefde oom Rinus is plotseling ‘verhuisd naar Frankrijk’. Dan breekt de hongerwinter aan en krijgt moeder bloedvergiftiging, waardoor ze weken ziek op bed ligt. Ten slotte wordt Sophies tante Kiki door de Duitsers doodgeschoten. Sophie staat er een groot deel van het boek alleen voor, met Jan. Samen doorstaan ze de hongerwinter en zien ze hoe dun het laagje van beschaving is als mensen honger hebben. Maar erger nog dan de fysieke eenzaamheid, is de emotionele verwaarlozing. Deels door de omstandigheden, maar zeker ook doordat moeder meer met zichzelf bezig is dan met haar kinderen, is Sophie volkomen op zichzelf aangewezen. En wat heb je dan als vijfjarige in huis om voor jezelf te zorgen? Vooral geloof in een goede afloop, waar andere mensen dat al lang kwijt zijn. De vaste overtuiging dat vader weer thuiskomt, dat je hem op een dag weer zal horen fluiten om de hoek en hij je weer zal vertellen over zeven hongerige bloedwolven. En zal luisteren naar je liedjes:
Ik heb een heel apart gevoel vanbinnen
en ik weet niet wat ik moet beginnen,
maar ik hou zoveel van jou.
Ach, ik voel me niet zo lekker
en mijn hart klopt als een wekker...
In De oorlog van Sophie komen veel van dit soort oude liedjes voor. Liedjes die opa en oma nog wel kennen van vroeger. Net als de gebruikte termen als buksjek, majo-kacheltje en water-en-vuur-baas maken ze van het boek meer dan een mooi verhaal. De oorlog van Sophie is ook een waardevol tijdsdocument. Een boek waar kinderen niet zozeer uit lezen hoe die Tweede Wereldoorlog precies in elkaar stak, maar waardoor ze wel kunnen ervaren hoe de sfeer en tijdsgeest was. |
|