| |
| |
| |
Symposium Tilburg 2005:
De Tweede Wereldoorlog als moreel ijkpunt.
Opvoeding, Jeugdliteratuur en Beeldvorming
19 januari 2005
Dagprogramma
09.30 - 10.00 |
Aankomst, koffie/thee |
10.00 - 10.15 |
Welkom |
10.15 - 10.55 |
Plenaire lezing door Dorien Pessers |
10.55 - 11.10 |
Uitreiking Boerlageprijs |
11.10 - 11.30 |
Koffie-/theepauze |
11.30 - 12.30 |
Keuzeprogramma, eerste ronde |
|
12.30 - 13.30 |
Lunch |
|
13.30 - 14.00 |
Uitreiking E. du Perronprijs |
14.00 - 15.00 |
Keuzeprogramma, tweede ronde |
15.00 - 16.00 |
Keuzeprogramma, derde ronde |
16.00 - 16.15 |
Koffie-/theepauze |
16.15 - 17.00 |
Artistieke afsluiting; Joost Prinsen zingt liedjes van Willem Wilmink over de oorlog |
17.00 - 17.45 |
Borrel |
| |
Programma
Plenaire lezing
Dorien Pessers (hoogleraar ‘De juridische grondslagen van de persoonlijke levenssfeer’ Vrije Universiteit Amsterdam), De menselijke waardigheid
| |
Thema 1: Het ontluikend moreel bewustzijn van jonge kinderen
Lennart Vriens (hoogleraar vredespedagogiek Universiteit Utrecht), Het ontluikend moreel bewustzijn
Ceseli Josephus Jitta (auteur/illustrator), De diamant van Opa
Ido Abram (hoogleraar ‘Educatie van en na de Shoah’ Universiteit van Amsterdam) en Marjolijn van der Zwaan (wetenschappelijk onderzoeker), Leo, Settela en Marianne
| |
| |
| |
Thema 2: Vredesopvoeding in het basisonderwijs
Katrien Vloeberghs (universitair docent Universiteit van Antwerpen), De Holocaust in de jeugdliteratuur
Rita Verschuur (auteur), De oorlog als mol
Els Schellekens (medewerker Anne Frank Stichting), Annes dagboek, een educatief buitenkansje?
| |
Thema 3: Het moreel besef van adolescenten
Piet Mooren (universitair docent Universiteit van Tilburg), Het kind als literaire getuige. De Tweede Wereldoorlog in een intergenerationeel perspectief
Mirjam Pressler (auteur/vertaler), Zes jaren jeugd
Bregje Boonstra (recensent), Wij waren er niet bij
| |
Thema 4: Andere oorlogen, andere normen?
Johannes Houwink ten Cate (hoogleraar Holocaust en genocidestudies Universiteit van Amsterdam), Lessen uit de Holocaust
Katrien Seynaeve (auteur), Andere oorlogen, andere normen?
Kees Beekmans (leraar/publicist), Op school is het altijd oorlog
| |
Thema 5: Een meervoudig perspectief op de Tweede Wereldoorlog
Hans-Heino Ewers (hoogleraar jeugdliteratuur Johann Wolfgang Goethe Universität Frankfurt), Tussen historische opdracht en autobiografische herinnering
Theo Engelen (auteur), Goed en kwaad. Over onhoudbare categorieën, ook in de jeugdliteratuur, juist in de jeugdliteratuur
Anne de Vries jr. (publicist), Reis door de nacht: feit en fictie
| |
Thema 6: De verbeelding van oorlog in film en nieuwe media
Wim Staat (universitair docent Universiteit van Amsterdam), Filmethiek als onderzoekspraktijk: The Thin Red Line en Why We Fight
Hans van Driel (universitair docent Universiteit van Tilburg), De onwerkelijkheid van oorlog. Verbeelding aan de macht
Ben Verbong (regisseur), Van Aad de Haas en Het meisje met het rode haar naar Sebastian Haffner
| |
Inschrijving
Inschrijving is alleen mogelijk door inzending van inschrijfformulier of via mail. U kunt een bijdrage in de kosten overmaken op giro 2386602, t.n.v. UvT, FLW-congres, code 826.W391. De bijdrage bedraagt € 40,- voor fulltime studenten (HBO en universiteit, onder vermelding van studentkaartnummer) en € 115,- voor
| |
| |
anderen. Deze bijdrage is inclusief het themanummer van Literatuur zonder leeftijd en de symposiumbundel. Om eventuele problemen te voorkomen, verzoeken wij u bij betaling duidelijk de naam van de deelnemer te vermelden. Op het symposium zal u een lunch worden aangeboden. U wordt verzocht u persoonlijk voor één van onderstaande thema's in te schrijven en de deelnemersbijdrage te voldoen vóór 7 januari 2005. Documentatie wordt daarná toegezonden. Vanwege de op dat moment reeds gemaakte kosten en gedane reserveringen die bij de organisatie in rekening worden gebracht, wordt bij afmelding ná 7 januari 2005 en bij afwezigheid zonder bericht, een bedrag van € 60,- in rekening gebracht. Voor nadere informatie:
Anne Adriaensen, UvT, FLW,
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
Tel. 013 - 466 30 60
Fax 013 - 466 31 10
E-mail anne.adriaensen@uvt.nl
| |
Sprekers
Hieronder worden de sprekers in alfabetische volgorde voorgesteld. Helaas waren niet van alle lezingen de gegevens bij het ter perse gaan van dit nummer beschikbaar.
| |
Ido Abram (1940) en Marjolijn van der Zwaan (1975)
Ido Abram was van 1990 tot en met 1997 bijzonder hoogleraar ‘Educatie van en na de Shoah’ aan de Universiteit van Amsterdam. Tegenwoordig werkt hij op freelance basis voor het APS (Utrecht) en is hij directeur van de Stichting Leren (Amsterdam).
Marjolijn van der Zwaan is momenteel werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker binnen het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. In samenwerking met de Universiteit Nijmegen doet zij een promotieonderzoek naar de beeldvorming van kinderen die in kamp Westerbork hebben gezeten.
Beiden zijn lid van de werkgroep die de plannen ontwikkelt voor een kinderwerkplaats als onderdeel van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
| |
Leo, Settela en Marianne
Slechts een paar namen uit de grote groep kinderen die in de Tweede Wereldoorlog voor kortere of langere tijd in Kamp Westerbork verbleven. Tegenwoordig
| |
| |
is het een Herinneringscentrum. Naast volwassenen komen er ook veel kinderen op bezoek. Om stil te staan bij de geschiedenis van deze beladen plek. Zelfs kinderen jonger dan tien jaar oud, peuters en kleuters, bezoeken met hun ouders het centrum, ondanks het feit dat oorlog en jodenvervolging niet geschikt geacht worden voor deze jonge groep bezoekers. Moeten we deze kinderen een ballenbak aanbieden of kunnen we een meer zinvolle invulling geven aan een bezoek van deze historische plek?
| |
Kees Beekmans (1961)
Kees Beekmans werkte na zijn studie Nederlands als journalist voor NRC Handelsblad en de Volkskrant, gaf toen toch de voorkeur aan het vak van leraar. Sinds tien jaar werkt hij als docent Nederlands op zwarte scholen in Amsterdam, aanvankelijk op een scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo, daarna op een vmbo, tegenwoordig op een praktijkschool, de laagste onderwijsvorm vóór het speciaal onderwijs. Over zijn ervaringen met buitenlandse kinderen in de klas publiceerde hij regelmatig in NRC Handelsblad, sinds januari 2004 schrijft hij er wekelijks over in De Groene Amsterdammer. In oktober verscheen Eén hand kan niet klapt, een bundeling van de stukken die hij gedurende het afgelopen decennium over zijn leerlingen schreef.
| |
Op school is het altijd oorlog
‘Ga naar Centraal Station.’
De dertienjarige Marokkaanse Ahmed hoeft dit maar te zeggen, ‘ga naar Centraal Station’, of de dertienjarige Surinaamse Martin springen de tranen in de ogen. ‘Meester, Ahmed, hij pest mij weer.’
Ikzelf, de meester, sta paf van zoveel raffinement, zoveel creativiteit. ‘Ga naar Centraal Station.’ Is dát hier, op deze zwarte school, pesten? Wat origineel! Wat het betekent weet ik niet, en waarom het zo erg is dat Martin er de tranen van in de ogen moeten springen, weet ik evenmin.
Hoe dan ook, dát weet ik wel, onder onze praktijkschoolleerlingen, brugklassers nog en allemaal ‘zwart’, is het iedere dag oorlog. De vraag is niet alleen hoe maar vooral: waarom? En wat doe je eraan?
| |
Bregje Boonstra
Bregje Boonstra was jarenlang jeugdboekenrecensent in NRC Handelsblad. Tegenwoordig recenseert ze jeugdboeken voor De Groene Amsterdammer. Onder de titel Een iets te hoge toonbank verscheen in 1994 een bundeling van haar recensies. Ze nam het initiatief tot de Woutertje Pieterseprijs; zie Aangaande het Wouterschap. Woutertje Pieterseprijs 1988-2002.
| |
| |
| |
Wij waren er niet bij
Toen ik lang geleden in de jeugdbibliotheek werkte, kwam een jongetje eens met de volgende vraag: ‘Juf, heb je een boek over de oorlog, maar dan zoals het echt gebeurd is en niet zoals mijn vader het vertelt.’
Boeken hebben gezag, zeker voor jonge lezers. Maakt het ikperspectief een oorlogsverhaal geloofwaardig en als de verteller jong is, betekent dat dan automatisch dat zijn verhaal ook geschikt is voor jonge lezers? Wat is feit en wat fictie, hoe goed was (en is) goed en hoe fout fout, wie was een held? En wat te denken van moreel gelijkhebberige auteurs, spannende en angstige gebeurtenissen versus het leven van alle dag. Over deze en misschien ook weer heel ander dingen zou het kunnen gaan, in elk geval aan de hand van in de loop van vele jaren gelezen kinderboeken.
| |
Hans van Driel (1952)
Hans van Driel doceert Media & Cultuur aan de Universiteit van Tilburg. Hij werkte mee aan boeken als Filmkunde (1991), Consument & Web (2003), De Mediarevolutie (2003) en The Cinema in the Low Countries (2004). Onder zijn redactie verscheen in 2004 het boek Beeldcultuur. In 2005 komt een volledig herziene versie uit van zijn boek Digitaal communiceren.
| |
De onwerkelijkheid van oorlog. Verbeelding aan de macht
In navolging van Baudrillard kunnen we een drievoudige ontwikkeling waarnemen in de relatie tussen afbeelding en afgebeelde:
• | De schilderkunst heeft tot in de 20e eeuw heel wat oorlogstaferelen voortgebracht, maar er bestond nauwelijks een wisselwerking tussen deze schilderijen en het oorlogsgebeuren zelf. Het schilderij werd toegevoegd aan de werkelijkheid zonder dat het die werkelijkheid daadwerkelijk raakte. Er is sprake van eenrichtingsverkeer van werkelijkheid naar schilderij. |
• | Geleidelijk verandert deze relatie onder invloed van technologische media als fotografie, film en televisie. De verbeelding van oorlog krijgt greep op de oorlogsvoering zelf (Vietnam, operation Restore Hope). Anders gezegd, zonder de beeldende media zou oorlog anders zijn verlopen. Er is sprake van tweerichtingsverkeer tussen werkelijkheid en afbeelding. |
• | Uiteindelijk kan oorlog niet meer worden afgebeeld, want is deze on-werkelijk geworden. Computerprogramma's en bijvoorbeeld simulatiegames bepalen de oorlogsvoering, waaraan nauwelijks nog een fysieke materialiteit te pas komt.
Na een beschrijving van dit traject met videobeelden bespreek ik de ethische consequenties hiervan (hoe abstract kan ‘doden’ zijn?) en de effecten op onze realiteitsbeleving (bepalen beelden ons referentiekader in plaats van het afgebeelde?) |
| |
| |
| |
Theo Engelen (1950)
Theo Engelen is historicus en als universitair hoofddocent werkzaam aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij doceert daar sociale en economische geschiedenis, met als specialisatie historische demografie. Daarnaast publiceert hij sinds 1994 jeugdromans bij uitgeverij Sjaloom in Amsterdam. Tot op heden zagen acht boeken en diverse korte verhalen het levenslicht, die voor een deel duidelijk geïnspireerd zijn door de professionele achtergrond van de auteur. Theo Engelen leverde ook een bijdrage aan dit nummer van Literatuur zonder leeftijd (zie: ‘Geschiedenis en jeugdliteratuur: over fictieve personen in tijden van echte dilemma's’).
| |
Goed en kwaad. Over onhoudbare categorieën, ook in de jeugdliteratuur, juist in de jeugdliteratuur
In zijn wetenschappelijk werk wordt de historicus geacht zich niet bezig te houden met waardeoordelen over de beschreven werkelijkheid. Misschien heb ik daarom wel in 1992 de keus gemaakt om ook fictie te gaan schrijven. Met name in de twee boeken die handelen over de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan (Schimmen uit het verleden en De Indische vlieger) laat ik de jonge lezers ervaren hoeveel schakeringen grijs er tussen het stereotiepe inktzwart van het kwade en het leliewit van het goede ligt. In mijn lezing zal ik ingaan op de relatie tussen wetenschap en fictie. Wat waren de drijfveren achter het schrijven van de twee genoemde boeken en hoe kan men dat terugvinden in de thematiek? Welke implicaties heeft dat voor mijn visie op de functie van jeugdliteratuur?
| |
Hans-Heino Ewers
Hans-Heino Ewers is sinds 1990 hoogleraar Germanistiek/literatuurwetenschap aan de Johann Wolfgang Goethe-universiteit in Frankfurt met kinder- en jeugdliteratuur als zwaartepunt en daarnaast directeur van het instituut voor Jugendbuchforschung. Hij nam samen met anderen het initiatief tot de oprichting van de Arbeitsgemeinschaft Kinder- und Jugendliteraturforschung en is nauw betrokken bij de uitgave van het jaarboek van dat instituut. Zijn publicaties spitsen zich toe op de theorie van de kinder- en jeugdliteratuur, de geschiedenis van de Duitse kinder- en jeugdliteratuur vanaf de achttiende eeuw en de actuele verschuivingen in de kinder- en jeugdmedia. Mede op zijn initiatief vinden komend jaar twee congressen over de Tweede Wereldoorlog in Frankfurt plaats: van 10 tot 13 april het congres Kriegs- und Nachkriegskindheit in der (kinder- und jugend)literarischen Erinnerungskultur en van 14 tot 16 april het congres: Die Botschaft der kriegskindergeneration für Europa: Unsere Kinder und Enkel sollen in Frieden zusammenleben. (http://www.uni-frankfurt.de).
| |
| |
De lezing kreeg de titel: Tussen historische opdracht en autobiografische herinnering. De contemporaine Duitse kinder- en jeugdliteratuur vanuit het perspectief van zowel de oorlogsgeneratie als van latere generaties (nadere gegevens nog niet bekend). Hans-Heino Ewers zal zijn voordracht in het Engels houden.
| |
Johannes Houwink ten Cate
Johannes Houwink Cate is als historicus in 1995 gepromoveerd op de dissertatie ‘De mannen van de daad’ en Duitsland, 1919-1939. Het Hollandse bedrijfsleven en de vooroorlogse buitenlandse politiek. Hij is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en is sinds 2002 directeur van het Centrum voor genocidestudies. Aan dat thema wijdde hij zijn inaugurale rede De naam van de misdaad en de persoon van de schrijftafelmoordenaar en diverse andere publicaties (zie de inleiding op dit nummer).
De lezing heeft als titel: Lessen uit de Holocaust (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Ceseli Josephus Jitta (1952)
Ceseli Josephus Jitta volgde de kunstacademie in Parijs en Amsterdam. Sinds 1978 werkt en exposeert ze als vrij kunstenaar en geeft zij lessen tekenen en schilderen aan volwassenen. Met illustreren begon zij in 1986. In 2000 ontving zij een Vlag en Wimpel van de Penseeljury voor de illustraties in Jan Jappie en de veelvraat, en nam zij deel aan de tentoonstelling ‘Dutch Oranges’ in het Stedelijk Museum en in Bologna. In 2000 kwam het prentenboek Wat is er toch met Lola Fink uit, waarvan zij tekst en illustraties maakte en waaruit afgelopen jaar de gelijknamige toneelproductie van theatergroep Kwatta voortkwam. De Diamant van Opa verscheen in 2004.
| |
De diamant van Opa
In De diamant van Opa wordt via de belevenissen van een diamant, het verhaal verteld van een joodse familie voor, in en na de Tweede Wereldoorlog. De kleine geschiedenis maakt de grote geschiedenis concreet en invoelbaar. Het laat de invloed zien die een oorlog ook op volgende generaties kan hebben. Opa koopt in 1938 een diamant en legt hem in een kluis in Londen. Hij wil met zijn vrouw en dochter naar Londen vluchten om daar van het geld dat de diamant opbrengt te leven. Hij laat zich echter door zijn vrouw en dochter weerhouden om werkelijk uit Nederland weg te gaan en als de oorlog uitbreekt, is het te laat. Opa wordt vermoord. Pas na meer dan 60 jaar en zelf oma geworden, vraagt de dochter aan haar zoon de diamant uit Londen terug te halen.
| |
| |
| |
Piet Mooren (1943)
Piet Mooren is universitair docent aan de Universiteit van Tilburg. Sinds zijn initiatief in 1982 is hij nauw betrokken bij de Tilburgse symposia over jeugdliteratuur. Hij was lang redacteur van Leesgoed en hij werkte mee aan diverse methodes voor het basisonderwijs. Hij promoveerde op de dissertatie Het prentenboek als springplank. Cultuurspreiding en leesbevordering door prentenboeken, (SUN, 2000), bundelde opstellen over jeugdliteratuur en leesonderwijs in Langs de lange Lindelaan (Biblion, 2001, 2de druk) en publiceerde in tal van bladen en bundels over jeugdliteratuur. Over de Tweede Wereldoorlog publiceerde hij onder meer in opdracht van de gemeente Tilburg en de provincie Noord-Brabant voor kinderen geschreven boekjes.
| |
Het kind als literaire getuige. De Tweede Wereldoorlog in een intergenerationeel perspectief
Hoe vertellen auteurs die toen kind waren en hoe later geboren kinderen hun verhaal over de Tweede Wereldoorlog: vanuit een dader-, slachtoffer- of omstanderpositie? Dat verhaal wordt gereconstrueerd voor drie auteurs met voor elk van de drie posities de volgende titels: Kraut van Peter Pontiac, Rachels Rokje van Charlotte Mutsaers, Marcel van Edwin Mortier, Drenkeling. Kinderjaren in het Derde Rijk van Gerard Durlacher, Het Dagboek van Anne Frank, Tralievader van Carl Friedman, De Straat van Willem Wilmink, Hoe moet dat nu met die papillotten van Rita Verschuur en De Arkvaders van Anne Provoost. Verder zal blijken dat in die representatie van het verleden naast denominatie, genderperspectief en tijdsbesef (biologische of historische tijd) ook het gekozen literair genre een belangrijke rol speelt.
| |
Dorien Pessers
Dorien Pessers promoveerde in 1999 aan de Vrije Universiteit van Amsterdam op de dissertatie Liefde, solidariteit en recht. Een interdisciplinair onderzoek naar het wederkerigheidsbeginsel. Als hoogleraar in ‘De juridische grondslagen van de persoonlijke levenssfeer’ wijdde zij vorig jaar haar inaugurele rede aan het thema Big Mother. Over de personalisering van de publieke sfeer. Haar columns in de Volkskrant werden gebundeld onder de titel De wet van het hart (Balans, 1994). Haar keuze voor het thema wederkerigheid zet haar niet alleen op het spoor van de wet van het hart, maar ook in het spoor van bewonderde voorgangers als Abel Herzberg die in het concentratiekamp Bergen Belsen met rechtspraak vasthielden aan wederkerigheid als richtsnoer voor een menswaardig bestaan. Daarover publiceerde zij in de bundel Verbeeldingsmacht. Wat juristen moeten lezen (red. Willem Witteveen en Sanne Taeckema, Boom, 2000) het opstel
| |
| |
| |
Abel Herzberg als rechtssocioloog. Over: ‘Abel Herzberg, Onder de Linde.’
De lezing kreeg de titel: De menselijke waardigheid (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Mirjam Pressler (1940)
Zie behalve het interview met haar elders in dit nummer ook de rede die zij in 1993 op de Frankfurter Buchmesse hield over onder meer haar vertalingen van het werk van Imme Dros, Veronica Hazelhoff, Rindert Kromhout, Bart Moeyaert, Els Pelgrom of Ida Vos. Die rede werd in dit blad gepubliceerd onder de titel ‘Vertalingen kweken begrip en verbinden culturen’, Literatuur zonder leeftijd, 1994 (30), blz. 37-52. In de geest van dat opstel kende de Rijks Universiteit Groningen haar deze zomer een eredoctoraat toe vanwege haar uitzonderlijke bijdrage aan de Europese jeugdliteratuur en haar bijzondere verbondenheid met de Nederlandse literatuur en cultuur, en vooral haar werk over Anne Frank. Over dat laatste aspect komt zij aan het woord in Leesgoed 2004, nr. 8 of 2005, nr. 1.
Haar lezing - Zes jaren jeugd - handelt over de oorlogs-odyssee tussen mei 1939 en augustus/september 1944 van Hannelore Lemburger. Mirjam Pressler zal haar voordracht in het Nederlands houden.
| |
Joost Prinsen
Joost Prinsen verwierf als Eric Engerd nationale bekendheid in het roemruchte programma De Stratemakeropzeeshow dank zij onder meer teksten van Willem Wilmink waarmee hij in een soloprogramma ook stad en land aandeed. Zijn bijdrage aan het symposium zal als eerbetoon aan de vorig jaar overleden dichter bestaan uit een selectie van gedichten en liedjes die Wilmink Wilmink aan de Tweede Wereldoorlog heeft gewijd.
| |
Els Schellekens
Els Schellekens is projectleider bij de afdeling ‘Educatie’ van de Anne Frank Stichting. Na haar studie Nederlands gaf zij bijna 10 jaar les aan de onderwijzersopleiding (nu Pabo) in Alkmaar. In de jaren tachtig was zij daarnaast redactrice bij Moer, het tijdschrift voor moedertaalonderwijs. Bij de Anne Frank Stichting ontwikkelde ze intercultureel lesmateriaal, waaronder de lespakketten Dit Ben Ik (1995; internationale versie: 2000) en Das Sind Wir (voor Duitsland). In 2000 verscheen het praktijkboek Intercultureel leren in de Klas (JSW-boek 25). De laatste jaren is zij ook betrokken bij educatie over Anne Frank en WO II met projecten als de Werkstukwijzer en (in ontwikkeling) lesbrieven bij Het dagboek van Anne Frank.
| |
| |
| |
Annes dagboek, een educatief buitenkansje?
Inleiding: De educatieve aanknopingspunten die WOII biedt in het basisonderwijs. Reacties van leerlingen uit groep zeven en acht bij een bezoek aan het Anne Frank Huis. Stellingen:
• | Jeugdromans over de Tweede Wereldoorlog zijn voor basisschoolleerlingen meer geschikte le(e)sstof dan het dagboek van Anne Frank. |
• | Vredesopvoeding in het basisonderwijs lukt het best met eigentijdse, realistische verhalen over leeftijdgenoten. Daar heb je WO II niet voor nodig. |
• | Het dagboek van Anne Frank en lessen over WO II horen thuis in het voortgezet onderwijs. |
| |
Katrien Seynaeve (1949)
Katrien Seynaeve is docente psychologie aan de Hogeschool West-Vlaanderen. Na haar studie psychologie, studeerde zij Hebreeuws en joodse geschiedenis. Tijdens haar verblijf aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem in 1982 ontstond de idee voor haar eerste jeugdboek Vrede Nu?, een verhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de Libanon-oorlog. Sindsdien bleef zij de Israëlisch/Palestijnse situatie op de voet volgen. In Grenzen (2000) en Zeepbellen voor Noa (2004) tekent ze een genuanceerd beeld over de complexe situatie in het Midden-Oosten. Actuele conflicten vinden vaak hun oorsprong in het verleden. Daarvan getuigt ze in De Muur van Kristal en Een piano in de tuin.
| |
Andere oorlogen, andere normen?
Het historisch referentiekader waarin oorlogen (hun) plaats vinden, verschilt naargelang de tijd en bijgevolg zullen ook de normen die men hanteert verschillen. Zelfs de interpretatie van de basisnormen (de 10 geboden?) evolueert.
Respect voor het leven werd in de Middeleeuwen verbonden met sociale stand (leven van de horigen was van weinig tel). In recentere tijden werd het verbonden met huidskleur (apartheid) of met het begrip ‘Uebermenschen en Untermenschen’ (nazisme) en heel recent met het begrip ‘ongedierte’ (Donald Rumsfeld over de Al-Qaeda-misdadigers).
Of bedoelt men dat men andere normen kan inschakelen om een (eigen) oorlog te laten goedkeuren? Hebben de joden die tijdens WO II met andere normen (als Untermenschen) behandeld zijn, nu het recht om eigen normen aan te leggen voor de behandeling van de Palestijnen of juist niet?
| |
Wim Staat
Wim Staat is sinds 1999 Universitair Docent bij de afdeling Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was hij verbonden aan de Faculteit
| |
| |
Wijsbegeerte van de Universiteit van Tilburg bij de sectie Rechtsfilosofie. Hij schreef zijn dissertatie over ‘gewoontes’ in het werk van Peirce, Heidegger en Levinas. Zijn onderwijs- en onderzoeksinteresses betreffen representatietheorie, film- en media-ethiek, de audiovisuele representatie van culturele identiteit. Samen met Patricia Pisters redigeerde hij de bundel Shooting the Family: Transnational Media and Intercultural Values (te verschijnen in 2005, bij Amsterdam University Press).
| |
Filmethiek als onderzoekspraktijk: The Thin Red Line en Why We Fight
Als we film aan ethiek relateren dan zijn er drie in elkaars verlengde liggende opvattingen te onderscheiden: a) film brengt de beroepscodes van filmmakers tot uitdrukking, b) film is zoals literatuur te beschouwen als opvoedkunst en c) film is zelf te beschouwen als ethische onderzoekspraktijk. Een vergelijking tussen Why We Fight (uit de televisieserie Band of Brothers, 2001) en The Thin Red Line (1998), beide filmverbeeldingen van morele dilemma's uit WO II, maakt duidelijk dat het klassieke conflict uit de wijsgerige ethiek tussen collectieve dwang en subjectieve plicht niet zozeer door deze films wordt geïllustreerd, maar door de films zelf wordt ‘begrepen’.
| |
Ben Verbong (1949)
(zie het interview met hem elders in dit nummer).
Zijn lezing heeft als titel: Van Aad de Haas en Het meisje met het rode haar naar Sebastian Haffner (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Rita Verschuur (1935)
Na jaren uit en in het Zweeds te hebben vertaald, schreef Rita Törnqvist-Verschuur vanaf 1987 een reeks kinderboeken in verschillende genres en voor verschillende leeftijdsgroepen, vaak met een autobiografisch karakter. Ze gebruikte hierbij de naam van haar Zweedse echtgenoot, Törnqvist. Sinds 1993 schrijft zij voornamelijk jeugdherinneringen in ikvorm, waarvoor ze haar meisjesnaam Verschuur heeft gekozen.
| |
De oorlog als mol
In mijn autobiografische boeken van de laatste tien jaar steken herinneringen aan de oorlog nogal eens de kop op. Ze zijn opgeschreven vanuit het kind, dat steeds meer vragen gaat stellen en steeds meer kritische commentaren geeft, totdat die oorlogservaringen met het leven verweven raken en er een ingrediënt van worden. Met voorbeelden uit deze boeken, maar ook uit het leven van nu, meer dan een halve eeuw later, en dat van een aantal leeftijdgenoten, wil ik
| |
| |
laten zien hoe onze ‘normen en waarden’ door ervaringen uit de oorlog beïnvloed, gekleurd en zelfs gevormd kunnen zijn.
| |
Katrien Vloeberghs
Katrien Vloeberghs werkt als docent en onderzoeker kinder- en jeugdliteratuur aan de Universiteit Antwerpen (UA). Als aspirant bij het FWO is zij op dit moment in de eindfase van haar proefschriftonderzoek over figuraties van kind en kindertijd in drie plaatsen van twintigste-eeuws discours: het literaire modernisme, de hedendaagse theorie en de hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur. Ze doceert licentiecursussen over verschillende aspecten binnen de studie van de jeugdliteratuur en het kindbeeld en is lid van de Adviescommissie Kinder- en Jeugdliteratuur van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
Vloeberghs houdt een lezing met als titel: De Holocaust in de jeugdliteratuur (nadere gegevens niet bekend).
| |
Lennart Vriens
Lennart Vriens is hoogleraar vredespedagogiek aan de Universiteit van Utrecht.
| |
Het ontluikend moreel bewustzijn
Zodra een kind geboren wordt begint de opvoeding. Opvoeding is namelijk jonge kinderen op weg helpen om later als verantwoordelijk mens min of meer zelfstandig door het leven te gaan. Die hulp is nodig, want pasgeboren kinderen zijn volkomen afhankelijk van anderen: fysiek, materieel, sociaal, cultureel en moreel. Van opvoeden is sprake als volwassenen zich door die afhankelijkheid van kinderen weten aangesproken en voor het kind gaan zorgen. In dat samenspel wordt het kind gevormd en kan het zich vormen.
Opvoeding en vorming spelen zich af op drie niveaus: het onbewuste, het vanzelfsprekende en het bewuste. Ook bij het morele aspect van deze vorming is dat het geval. De basis van kennis van goed en kwaad ligt in het onbewuste niveau en wordt al gevormd voor het kind er zelfs maar over nadenken kan. Op deze basis wordt de morele vorming verder gebouwd.
In mijn bijdrage zal ik dit gegeven verder uitwerken in het kader van morele opvoeding en ingaan op de invloed van Tweede Wereldoorlog op onze ideeën over opvoeding en omgaan met culturele verschillen. In dat kader zal ik ook ingaan op de vraag wat kinderliteratuur in dit proces kan betekenen voor jonge kinderen en waar eventuele grenzen liggen.
| |
| |
| |
Anne de Vries (1944)
Anne de Vries (1904-1964) was achtereenvolgens tuindersknechtje, leerling van de normaalschool, onderwijzer en schrijver. Na zijn roman Bartje (1935) kon hij van de pen leven. Zijn bekendste jeugdboek is Reis door de nacht (vier delen, 1951-1958).
Zijn zoon Anne (1944) had het makkelijker: hij ging naar het gymnasium, studeerde Nederlands en was daarna leraar, redacteur-uitgever, hoofd van het informatiecentrum Boek en Jeugd en ten slotte conservator bij het Letterkundig Museum en universitair docent. Hij publiceerde een proefschrift Wat heten goede kinderboeken? (1989) en een bloemlezing uit de Nederlandse kinderpoëzie Van Alphen tot Zonderland (2002). Sinds 2002 is hij freelance onderzoeker. Hij werkt onder meer aan een biografie van zijn vader.
| |
Reis door de nacht: feit en fictie
De Tweede Wereldoorlog als moreel ijkpunt? Als je opgroeide in de jaren vijftig, sprak dat vanzelf. Zoals veel kinderen kreeg ik mijn eerste indrukken van de Tweede Wereldoorlog uit mijn vaders Reis door de nacht. Spannend, maar ook verontrustend: ‘Wat zou ík in die situatie gedaan hebben?’
Als jongetje van tien vond ik het ook een beetje verwarrend. Vooral in het eerste deel vond ik feiten uit de familiegeschiedenis vermengd met fictie. Pas later ontdekte ik dat ook de rest van de serie grotendeels op historische feiten gebaseerd is: gebeurtenissen uit het verzet in Beilen en omgeving, waar mijn ouders toen woonden, maar ook elders in Nederland.
In mijn lezing wil ik kijken naar de verhouding tussen feit en fictie en naar de achterliggende ideologie, dat wil zeggen: de visie op de Tweede Wereldoorlog als moreel ijkpunt. Daarbij zal ik gebruik maken van biografische en andere historische gegevens, en van andere publicaties van mijn vader over de Tweede Wereldoorlog. |
|