2. de verbeelding prikkelen. Het volgende voorbeeld is opnieuw aan de spoorwegen in het rayon Leiden ontleend.
We naderen station Alphen aan de Nijl.
U wordt verzocht allen uit- of over te stappen.
We zien de palmbomen in de volkstuintjes aan de Rijn al wuiven in de zinderende hitte. Met in de verte een piramide.
3. iets onbevangens, speels, eventueel wat meligs, zelfs slaps, hebben. ‘Tuinesië’ zag ik pas op een naambordje van een volkstuintje bij kasteel Oud Poelgeest in Oegstgeest. Zoiets zou elke rechtgeaarde kinderdichter maar wat graag zelf bedacht willen hebben.
De bekroonde bundel bezit deze eigenschappen. Wat dacht u. Hij heeft, kortom, een hoog ‘Mark groet 's morgens de dingen’-gehalte. De gedichten zijn levendig - zie het zojuist met Pennewips pennemesje ontlede vers. En er straalt een Tuinesië-achtig taalplezier van af, wat bij voorbeeld blijkt uit spellinggrapjes als ‘kijkes wieze vieze voeten’, eigengebakken woorden als ‘waterwoordendoof’ en ‘mensenstemmenstil’ en leuke rijmen als ‘oudemannen-spel - oudemannensnel’. Het gaat in het laatste geval dan om jeu de boule, maar dat woord wordt met recht als voor kinderen onbegrijpelijk gemeden. Rijm wordt hetzij heel opvallend gebruikt, zoals door die Leiden naderende conducteur:
of, u hebt het gehoord in ‘Strand’, juist onopvallend maar functioneel. De gedichten zijn weldadig concreet, wat al uit de eenwoordige titels blijkt. ‘Feest’, ‘Spel’, ‘Buiten’ zijn nog het meest abstract, maar verder is het ‘Spuug’, ‘Auto’, ‘Stoel’ - allemaal dingen die je kunt aanraken. De dingen waar het werkelijk op aan komt, zoals de dood, komen overigens wel aan de orde, maar dan impliciet, opgeroepen door treurige exempelen als een door de kat leeggevist guppie-aquarium of een merel met de pootjes omhoog. Ook de beeldspraak is down to earth: een kind voelt zich, alleen in bed terwijl er beneden hem feest wordt gevierd, zielig als een ‘vergeten op te eten borrelnootje’, en kippen lopen rond
alsof iemand ze met tikjes
van een afstand zit te sturen