Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 18
(2004)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Problemen in perspectief
| |
Het verhaalEr ligt een zeventienjarige jongen op de eerstehulpafdeling van een ziekenhuis. Zijn ogen zijn dicht, maar hij ademt. Hij stinkt naar drank, sigaretten en braaksel. Naast de jongen, die Jonatan heet, zit Göran, zijn vader. Hij begint tegen zijn slapende zoon te praten over de tijd dat hij zelf zeventien was, in de jaren zeventig. Hij vertelt hoe hij Karin, de moeder van zijn zoon, ontmoette en hoe ze besloten samen een kind te krijgen. En hij vertelt hoe het misging en hoe hij zijn jonge vrouw en kind verliet. De vader doet zijn slapende zoon verslag van zijn leven, de mooie dingen én de misstappen. Hij wil niets rechtvaardigen en vraagt niet om vergeving - hij wil hem alleen duidelijk maken waarom de dingen gegaan zijn zoals ze zijn gegaan en hij spreekt de wens uit zijn zoon na de twaalf jaren dat hij hem niet gezien heeft, opnieuw te leren kennen. Behalve het verhaal van de vader zijn er ook het verhaal van de jonge vrouw en het verhaal van de moeder, Karin. Zij vertelt - zij het een stuk beknopter - over dezelfde periode als Göran, maar ze legt andere accenten, haalt andere gebeurtenissen naar voren dan haar ex-man. De jonge vrouw ten slotte, heet Josefine en zij vertelt het verhaal van haar liefde voor Jonatan. | |
Kenmerken van het probleemboekIn zijn essaybundel Grensverkeer (1994) staat Peter van den HovenGa naar voetnoot1. stil bij het probleemboek. Daarbij gaat hij onder meer in op de pedagogische en literaire | |
[pagina 68]
| |
Van den Hoven stelt dat de boeken inhoudelijk misschien taboedoorbrekend waren, maar dat het verder een weinig vernieuwend genre was, dat zich kenmerkte door traditionele structurele en stilistische eigenschappen en op literairtechnisch gebied niets nieuws te bieden had. | |
ProblemenIn 17 van Per Nilsson komen veel van de onderwerpen aan bod die Peter van den Hoven noemt in zijn artikel over het probleemboek. Göran, geboren in 1955, en Karin, geboren in 1956, zijn kinderen van hun tijd. Als zeventienjarige is hij een anarchist, een hippie met lang haar en een rafelige spijkerbroek die gelooft dat hij met zijn manier van leven (niets doen, blowen) de wereld ten | |
[pagina 69]
| |
goede kan veranderen. Thoreau, Bakunin en Kropotkin zijn z'n politieke huisgoden. Karin heeft rijke ouders, maar is zelf overtuigd communist. Ze heeft een basiscursus gevolgd en loopt over van de citaten van Marx, Lenin, Stalin en Mao. Samen lopen ze allerlei demonstraties af - tegen de VS, tegen het automobilisme, tegen het kapitalisme, tegen de coca-colonisatie en vóór het volk van Vietnam en Chili en de vrede en het milieu en de liefde - en proberen ze een beter leven te leiden dan hun ouders doen. Om die reden besluiten ze te gaan samenwonen met twee andere stellen in een soort woongemeenschap, en niet met z'n tweeën in een burgerlijk rijtjeshuis. Het loopt uiteindelijk uit op een drama met veel tranen en kapot aardewerk, want op het moment dat de verschillende leden van het gezelschap de seksuele vrijheid wat al te letterlijk nemen, blijken de idealen van love, peace and understanding voor de meesten van hen weg te zweven als heliumballonnetjes, maar toch, ze proberen het. En om hun leven in overeenstemming met hun idealen te brengen, voeden ze hun kind op zonder televisie en andere overbodige spullen, maar wel met een antroposofisch zacht lappenpopje voor de tere babyhandjes, een mooie mobiel voor zijn ogen en heel veel muziek en wiegeliedjes voor zijn oren. Karin wordt jurist om op die manier mensen te kunnen helpen die het minder goed hebben dan zijzelf, Göran maakt van zijn hobby fotografie zijn beroep, waarmee hij kiest vóór de kunst en tégen het kapitalisme. In deze wereld van communes, geestverruimende middelen en grote idealen worden Karin en Göran ook geconfronteerd met de keerzijde van een leven in totale vrijheid. Zo wordt Karin op twintigjarige leeftijd zwanger en wordt ze voor de keuze gesteld of ze het kind wil houden of niet (het wordt uiteindelijk een abortus) en krijgt Göran last van existentiële twijfel als een van zijn beste vrienden zelfmoord pleegt. Het lijken veel onderwerpen voor één boek, zeker als je daar nog de dromen en idealen van de in de jaren negentig levende Jonatan en zijn vriendin Josefine bij optelt. Zij zien hun manier van leven als een politieke daad en daarom zijn ze veganist, geloven ze in het feminisme en verzetten ze zich tegen de globalisering en de politiestaat. Naomi Klein en Noam Chomsky zijn hun helden die laten zien dat een andere wereld mogelijk is. Door twee generaties en hun maatschappelijke context te beschrijven - die van Göran en Karin en die van Jonatan en Josefine - en de in die perioden heersende ideologieën breed uit te meten, doet Per Nilsson precies wat veel schrijvers van probleemboeken in de jaren zeventig deden: hij dateert zijn boek. Daardoor ligt het gevaar op de loer dat 17 binnen een paar jaar ouderwets en achterhaald zal overkomen op de lezer. Het grote aantal problemen lijkt ook niet echt bij te dragen aan een gunstige beoordeling van het boek. 17 lijkt in | |
[pagina 70]
| |
alle opzichten een probleemboek te zijn in de traditie van de jaren zeventig, maar is dat ook zo? | |
VormPer Nilsson debuteerde in 1996 met Het lied van de raaf. Daarna volgden andere jeugdromans zoals De geur van melisse, Jij, jij en jij, Anders dan jij en 17. In al deze boeken staan ‘grote onderwerpen’ centraal, zoals het milieu (Het lied van de raaf), liefdesverdriet (De geur van melisse), sex, criminaliteit en allochtonen (Jij, jij en jij) en anders zijn, veganisme en skinheads (Anders dan jij). Meer nog dan de geëngageerde thematiek is het echter de bijzondere vorm waarin Nilsson zijn verhalen giet, die de boeken met elkaar verbindt. Steeds opnieuw weet de auteur zijn lezers te verrassen met de compositie van zijn verhaal, die nooit traditioneel en iedere keer weer anders is. Zo laat hij de gebeurtenissen als in een film aan de lezer voorbij trekken (De geur van melisse) of voert hij drie afzonderlijke personages op van wie de levens meer en meer met elkaar verstrengeld raken (Jij, jij en jij). Ook in 17 heeft Per Nilsson gekozen voor een bijzondere compositie van zijn verhaal: twee zeventienjarigen ontmoeten elkaar - de één is de vader van de ander. Die ontmoeting brengt de schrijver tot stand door verschillende personages hun verhaal te laten vertellen. Opmerkelijk detail is dat de hoofdpersoon van al deze verhalen een bewusteloze jongen in een ziekenhuisbed is, die zelf alleen op de laatste paar pagina's even aan het woord komt. In Nilssons werk dus geen versleten en uitgeholde genretechnieken, zijn boeken hebben literairtechnisch gezien wel degelijk iets nieuws te bieden. Niet voor niets werd De geur van melisse bekroond met een Zilveren Zoen en won het de Deutsche Jugend Literatur Preis. Dat Per Nilsson zich niet alleen wat betreft de compositie van 17 maar ook als het gaat om literaire stijlmiddelen uitstekend kan meten met de groten uit de (jeugd)literatuur, zal blijken uit onderstaand betoog. | |
Literaire stijlmiddelen* HerhalingHier. Tot hier zijn we gekomen. De wegen die ons hiernaartoe hebben geleid, waren lang en bochtig. Een tijd lang liepen we samen, korte tijd volgden we dezelfde weg. Hier zijn we nu, tot hier zijn we gekomen. Jij en ik. Jij ligt op de grond, ik zit hier en kijk naar jou. Je ogen zijn dicht, maar je ademt. | |
[pagina 71]
| |
Dat zijn de eerste zinnen van 17, zinnen die in de rest van het boek nog vaak letterlijk of net even anders geformuleerd, herhaald zullen worden. En het is niet de enige passage die regelmatig terugkeert in het boek. Ook Görans idee dat een mens nooit wijzer wordt dan wanneer hij zeventien jaar is, wordt vaak herhaald. Nooit wijzer en nooit dommer. Nooit zo eerlijk. Herhaling is dan ook een van de belangrijkste stijlmiddelen die in 17 wordt gebruikt. Niet alleen om te benadrukken wat belangrijk is voor de personages, de herhaling dient ook om nog iets anders te laten zien, namelijk dat mensen stellig kunnen lijken in hun overtuigingen, maar toch even gemakkelijk het tegenovergestelde kunnen beweren. Göran is daar het beste voorbeeld van. Op het moment dat hij Josefine in het ziekenhuis ontmoet, is hij aanvankelijk zeer van haar gecharmeerd en trots dat zijn zoon zo'n leuke vriendin heeft. Maar als ze hem beschuldigt van dingen die hij zijn gezin in het verleden heeft aangedaan, verdwijnt die sympathie als sneeuw voor de zon: ‘Hoe oud ben je?’ vraag ik en ik probeer niet eens de haat in mijn stem te verbergen. Later beseft Göran dat zijn gedachten op dat moment diametraal staan tegenover wat hij eerder zelf aan zijn zoon vertelde en kan hij om zichzelf lachen. Net als de lezer beseft Göran dat hij niet objectief op de wereld om hem heen reageert, dat zijn gedachten worden gekleurd door zijn stemmingen en door talloze andere factoren die buiten hemzelf liggen. Hij ziet in dat hij bij het reconstrueren van zijn verleden de zaken soms anders presenteert dan ze waren, dat hij de dingen romantiseert: Ik probeer een charmante held van mezelf te maken. Alsof ik een heldenverhaal aan het vertellen ben. Vrienden, avonturen en liefde. En drugs. Een spannend toneelstuk, een vrolijke liefdeskomedie met Göran Persson in de hoofdrol. Die reflectie op zichzelf en op de beleving van gebeurtenissen is typerend voor Göran. Hij probeert zijn zoon een objectief beeld te schetsen van zijn leven, maar is zich ervan bewust dat dat onmogelijk is: | |
[pagina 72]
| |
Wees maar niet ongerust, ik zal niet proberen alles te vertellen, ik zal niet mijn hele leven over je uitstorten terwijl je hier volkomen weerloos ligt, ik zal je niet bedelven onder een stortvloed van leuke en minder leuke gebeurtenissen, nee, ik zal die dingen kiezen die belangrijk waren, die ertoe hebben geleid dat alles is gegaan zoals het is gegaan. Hoe gekleurd Görans verhaal werkelijk is, blijkt als Jonatans moeder ten tonele verschijnt. Ook zij vertelt over haar leven met Göran, maar waar die hun jarenlange samenzijn neerzette als een periode van puur geluk, lijkt zij zich vooral te herinneren hoe Göran hun leven samen kapot maakte. Die laatste bittere periode van hun relatie kleurt haar visie op de jaren die daaraan voorafgingen. In Görans ogen hadden ze de mooiste liefde die je je kunt voorstellen, in Karins perspectief waren de jaren met Göran slechts een lange onderbreking van de relatie met de man van wie ze echt houdt, Claes, haar vriendje voor ze Göran ontmoette en de man met wie ze trouwt, als Göran haar in de steek laat. Voor Karin is Görans hele bestaan gebouwd op een leugen. Hij heeft het leven geïmiteerd, toneelgespeeld, geleefd in de wereld van zijn eigen verzinsels, maar hij heeft nooit werkelijk zelf dingen beleefd. In Karins ogen is Göran nooit volwassen geworden, nooit ouder dan de zeventien jaar die hij was toen ze hem ontmoette. Toch is ook Karin niet altijd even stellig in haar gevoelens over haar ex-man. Ook in haar leven komt er een moment dat ze zich eenzaam en ongelukkig voelt als ze Göran ziet lachen met een andere vrouw en ze beseft dat hij wel eens verliefd op die ander zou kunnen zijn. En ook zij beseft dat haar verhaal bepaald wordt door haar eigen gevoel: Je hoort dat ik het er te dik op leg als ik over Göran praat. Maar ik moet dat doen, niet alleen voor jou, ook voor mezelf. Ik wil niet het risico lopen dat ik verval in dwaze tienernostalgie. Natuurlijk, daar zou ik eigenlijk tegen ingeënt moeten zijn, omdat ik de uitkomst ken. Ik weet hoe het afloopt, ik weet hoe het ging, en toch voel ik dat ik geen enkel risico mag nemen. | |
[pagina 73]
| |
* Vergelijkingen, vooruitwijzingen en suggestieBehalve herhaling zijn er andere literaire stijlmiddelen die Nilsson in zijn verhaal gebruikt. Vergelijkingen tussen het heden en verleden, vooruitwijzingen en suggestie zijn daar enkele voorbeelden van. Als Göran zijn zoon bewusteloos in het ziekenhuisbed ziet liggen, herinnert hij zich dat Jonatan bij zijn geboorte even hulpeloos en even kaal was als nu hij hier stinkend naar alcohol en braaksel op de eerstehulpafdeling ligt. Hij beseft dat hij zijn kind toen in één hand kon houden en dat het zijn bedoeling was om hem op zijn weg te volgen, maar dat hij nu kijkt naar een lichaam dat in zeventien jaar is uitgegroeid tot een bijna-volwassene van wie hij niet weet wie hij is. Veel later, als Göran zijn verhaal voor een groot deel verteld heeft, beseft hij dat hij een kind van zijn tijd was, een kind van zijn ouders dat zich niet los van hun invloed en de tijd waarin hij leefde, kon ontwikkelen. Verderop in het verhaal ziet de lezer dat dit ook geldt voor Jonatan, die ondanks het feit dat hij het grootste deel van zijn leven zonder zijn biologische vader heeft geleefd, toch diens trekken, stem en idealen heeft. Waar Göran zich in de jaren zeventig verwant voelde met de hippies en met zijn levenswijze een daad wilde stellen, voelt ook Jonatan dat hij met de manier van leven die hij kiest, een persoonlijke verantwoordelijkheid heeft, een politieke daad stelt, al is het dan niet als hippie met lang haar, maar als veganist met een bijna kaal hoofd. In 17 wordt regelmatig gespeeld met de wetenschap dat Göran zijn eigen verhaal kent en dus al weet hoe het afloopt, terwijl de bewusteloze Jonatan en met hem de lezer daarover nog in onwetendheid verkeren. Door vooruit te wijzen naar de toekomst, soms onthullend, soms slechts suggererend, wordt de lezer zich bewust van het feit dat hij zit te luisteren naar een verhaal dat zich in het verleden heeft afgespeeld. De vooruitwijzingen naar gebeurtenissen komen later vaak terug als herinnering van een van de andere vertellers. Zo vertelt Göran over de laatste keer dat hij Karin heeft gezien - een pijnlijke ontmoeting omdat zij zich van hem afkeerde. Diezelfde gebeurtenis wordt later in het boek verteld door Karin, waardoor de lezer ook de andere kant van het verhaal ervaart en leest waaróm zij hem toen niet wilde spreken. Niet elke vooruitwijzingen van deze aard wordt ingelost. Al op pagina vijftien krijgt de lezer te horen dat Jonatan wellicht betrokken is geraakt bij criminele zaken een verpleegster zegt Göran dat de politie zijn zoon graag wil spreken zodra hij wakker is. Ook andere gebeurtenissen in het verhaal lijken er op te wijzen dat er vreemde dingen zijn gebeurd die avond daarvoor en de spanning loopt op als Josefine vertelt dat het bloed op Jonatans trui van haar afkomstig is. Ze staat op het punt om alles aan Karin te vertellen, als de deur van de zie- | |
[pagina 74]
| |
kenhuiskamer opengaat en Göran, die zich tijdelijk op de gang had teruggetrokken, verschijnt. Dan is er geen ruimte meer voor Josefines verhaal. Als Jonatan in het laatste hoofdstuk zijn ogen opent en de lezer eindelijk denkt te horen wat er gebeurd is, wordt hij teleurgesteld: Nu gebeurt er niets meer. Niets belangrijks. | |
Vorm + inhoud = 117 laat zich op sommige momenten lezen als een filmscript met een exacte tijds- en plaatsbepaling en een nauwkeurige vermelding van welke personages er op de set zijn: Mälmo Allmänna Ziekenhuis, een kamer op de afdeling spoedeisende hulp, een zondagochtend in mei 2001. Soms wordt ook letterlijk aan het filmische karakter van de tekst gerefereerd: | |
[pagina 75]
| |
Het lijkt wel of er een filmscène gespeeld gaat worden, een slotscène, de ontknoping van een drama. In andere passages krijgt de lezer beelden uit het verhaal gepresenteerd, alsof erop ingezoomd is met een camera en er een foto is gemaakt: Daar staat ze. Stel scherp op haar, al het andere wordt opeens wazige achtergrond. Görans liefde voor fotografie, het denken in beelden als in een film en het stilzetten van de werkelijkheid zoals je met een camera kunt doen, wordt op deze manier ook in de vorm van het verhaal weerspiegeld. Ook in andere opzichten lijken vorm en inhoud één te zijn in 17. De manier waarop de verschillende personages hun verhaal vertellen is in dit boek even chaotisch en willekeurig als de menselijke herinnering zelf. Zowel Göran als Karin en Josefine proberen orde in hun verleden aan te brengen, maar ze worden overvallen door losse gedachten die zich plotseling opdringen, of ze worden onderbroken door de werkelijkheid - de ziekenhuiskamer - waarin ze zich bevinden. Waar was ik? Wat zei ik? Wat is het laatste dat ik je heb verteld? Ten slotte is er nog een derde manier waarop de inhoud van 17 wordt weerspiegeld in de vorm van het verhaal en dat is tegelijk de belangrijkste. Het feit dat er niet één werkelijkheid is, dat één gebeurtenis door twee mensen totaal verschillend beleefd kan worden, blijkt uit de verhalen die Göran en Karin vertellen over hun gezamenlijke verleden. Net als je denkt dat je weet welke geschiedenis ertoe geleid heeft dat Göran zijn zoon niet heeft zien opgroeien en de sympathie van de lezer volledig bij Göran ligt, begint Karin haar verhaal en word je aan het twijfelen gebracht. Is het waar wat zij vertelt over de afschuwelijke dingen die Göran zijn gezin na de breuk heeft aangedaan? Als Göran tegen zijn slapende zoon zit te praten zegt hij: Wat heeft ze jou verteld? Ze heeft misschien iets anders verteld, ze heeft misschien een heel ander verhaal verteld waar ook anderen bij betrokken zijn. Dat is niet waar. Het was tussen haar en mij, alleen tussen ons twee. | |
[pagina 76]
| |
Hiermee lijkt Göran zich bij voorbaat te willen indekken tegen het verhaal van zijn ex-vrouw’. Zíjn verhaal is het juiste, wat zij ook vertelt, het zijn leugens, zijn verhaal is de waarheid. Karin doet een aantal hoofdstukken verder precies hetzelfde: Göran, jij klootzak. (...) Jouw leugens zullen nooit de waarheid worden. (...) ‘Ik zal je vertellen hoe het in werkelijkheid was,’ zeg ik. Twee mensen, twee verhalen. Welk verhaal waar is, krijgt de lezer niet te horen. En dat ligt ook niet zo zwart-wit, lijkt Per Nilsson te willen zeggen. Voor Karin en Göran is hun eigen verhaal waar omdat zij het zo hebben beleefd. In hun perceptie is er geen ruimte voor een andere versie van hun werkelijkheid. Datzelfde geldt waarschijnlijk voor het verhaal van Josefine. Zij vertelt over de eerste kennismaking met Jonatan en het ontstaan van hun liefde. Het verhaal van Jonatan wordt nooit verteld, maar als dat wel zo was geweest, dan was het ongetwijfeld een ander verhaal geweest met andere accenten. Op de avond dat haar relatie met Göran stukloopt, bedenkt Karin dat ze dacht dat de man met wie ze zeventien jaar heeft samengeleefd kende, maar dat dat eigenlijk niet zo is: Sinds die nacht weet ik niet meer hoe dicht bij een ander mens we eigenlijk kunnen komen. Misschien hebben de mensen die zeggen dat de wereld een toneel is waarop wij onze rollen spelen wel gelijk, we spelen zelfs toneel voor degenen die ons het meest na staan. Slechts wanneer we alleen zijn zetten we onze maskers af. Hiermee is misschien wel de kerngedachte van 17 verwoord. Een mens kent alleen zichzelf en hoe dicht hij ook bij een ander mens is en leeft, hij zal die ander nooit volledig doorgronden, nooit helemaal kennen. Daarmee heeft ieder mens een eigen levensverhaal en zelfs twee mensen die hun hele leven samen zijn geweest, zullen verschillende verhalen vertellen. | |
17: een probleemboek?Met 17 heeft Per Nilsson een boek geschreven dat op het eerste gezicht lijkt te passen in de traditie van het probleemboek zoals dat in de jaren zeventig geschreven werd. De grote hoeveelheid onderwerpen en conflicten die in het verhaal worden opgevoerd lijken daar op te wijzen. Je zou welhaast kunnen spreken van een hyperrealistisch boek, zoals Van den Hoven dergelijke boeken typeert. Nilsson laat zijn personage zelfs nog een stap verder gaan. Na een wat | |
[pagina 77]
| |
onsmakelijk verhaal over een drol die niet weggespoeld wil worden in de wc, noemt Göran zijn levensverhaal schijtrealistisch; heel veel realistischer lijkt welhaast niet mogelijk. Maar tegelijkertijd wijkt Nilssons boek op vele punten af van het traditionele probleemboek. De auteur creëert een maatschappijbeeld en dateert daarmee zijn verhaal, maar hij lijkt dat bewust te doen. Zo was het toen, lijkt Nilsson te willen zeggen. Dat waren de jaren zeventig en zo hebben mijn personages die periode beleefd. Hij wil de lezer niets leren, niets bijbrengen, hij schetst uitsluitend een beeld van een tijd die achter ons ligt en hij probeert de moderne lezer daarmee te laten kennismaken. Er is dan ook geen sprake van een reductie van de werkelijkheid in 17. Veeleer wordt die gepresenteerd als een complexe totaliteit die niet op slechts één wijze te duiden is. In Nilssons verhaal spelen de gebeurtenissen, de handelingen een grote rol, maar belangrijker nog lijkt de reflectie daarop door de personages. Daarmee is 17 eerder een boek van gedachten, ideeën en perceptie dan een verhaal waarin de nadruk ligt op de handeling. Er is geen sprake van een schematisering op het gebied van de inhoud en de personages. De protagonisten zijn geen voorbeeldfiguren voor de lezer - ze worden getekend in hun existentiële individualiteit. De auteur lijkt ook niet gestreefd te hebben naar het bieden van een oplossing voor de vragen die hij in zijn verhaal oproept. 17 is een boek met een open einde dat ruimte laat voor de verbeelding van de lezer, een concreet handelingsperspectief wordt niet geboden. De enige ‘boodschap’ die de lezer uit het verhaal zou kunnen halen, is dat een mens de ander nooit volledig zal kunnen begrijpen en dat iedere persoon zijn eigen verhaal vertelt. Kijkt men ten slotte naar de bijzondere compositie van het verhaal, de verschillende literaire stijlmiddelen die Nilsson aangrijpt om zijn verhaal een eigen gezicht te geven en de knappe manier waarop de schrijver vorm en inhoud met elkaar laat vervloeien tot één geheel, dan is er slechts één conclusie mogelijk: met 17 heeft de jeugdliteratuur er een prachtig boek bij dat de grenzen van het traditionele probleemboek verre overstijgt. |
|