| |
| |
| |
Het juiste evenwicht
Vermaan en vermaak in Aidan Chambers' De tolbrug
Joke Linders
Horatius zei het al: een dichter kan behagen (delectare) en waarschuwen (moneren) door het utile (nuttige, leerzame, bruikbare) te mengen met het dulci (aangename en het mooie). In onderstaande bijdrage onderzoekt Joke Linders hoe het zit met het vermaan en vermaak in het werk van Aidan Chambers. Ze spitst haar betoog toe op De tolbrug, en concludeert dat de boodschap verborgen ligt in de gebruikte literaire middelen.
In Das Elend unserer Jugendliteratur (1896) betoogde Heinrich Wolgast het al: een goed kinderboek is geen verlengstuk van de opvoeding, drager van een boodschap of sociaal wenselijk gedrag, maar een op zichzelf staand kunstwerk. (Vandaar die mooie, poëtisch klinkende titel natuurlijk.) Zijn pleidooi leverde veel discussie op maar veranderde weinig aan de voor kinderen/jonge mensen bedoelde lectuur.
Tot ver in de twintigste eeuw lag het accent in meisjesboeken overwegend op hoe de samenleving de ideale jongedame het liefst zag: als bevallig, onderdanig, behulpzaam, niet al te dom, handig met kinderen en oude mensen en een steun voor haar latere echtgenoot. Enige zin voor avontuur kon getolereerd worden, mits die neigingen verdwenen als de ware Jacob zich aandiende. Schrijfsters die deze boodschap uitdroegen - Sanne van Havelt, Marie Schmitz en Anna Maria van Gogh-Kaulbach - werden dan ook meer geprezen om de opvoedende en stichtelijke waarde van hun boeken dan om de door hen gehanteerde literaire vormen. Jongens kregen in de voor hen bestemde boeken een ander model voorgeschoteld. Die moesten in de eerste plaats sportief zijn (de wijde wereld intrekken) en gevoel ontwikkelen voor politiek en maatschappij. De voor hen bestemde boeken: Averij van Marie C. van Zeggelen, De vrededwinger van A. den Hertog, De raad van zeven, Tarakanner tegen wil en dank of De berg M van Dick Laan, waren dan ook een stuk spannender dan het doorsnee meisjesboek en meer gericht op de buitenwereld.
Het aantal auteurs dat in de eerste helft van de twintigste eeuw hun boodschap iets subtieler wist te verpakken en daardoor meer in de richting van het huidige literaire ideaal kwam, is gering, maar ze waren er wel. lemand als Top
| |
| |
Naeff bijvoorbeeld grijpt haar lezers tot op heden bij de keel juist door de combinatie van inhoud (thematiek) en verpakking (opbouw/overtuigende karaktertekening/passend woordgebruik). En ook de levendige en met inleving beschreven personages van Theo Thijssen wisten de tand des tijds te doorstaan. Dat beide auteurs zich bevinden in dat grijze gebied waar een publiek van volwassenen en kinderen elkaar vinden, onderstreept hoe in de voor de jeugd bestemde lectuur de nadruk lange tijd eenzijdig op het vermaan bleef liggen.
| |
Kinderliteratuur en boodschap
Boeken waarin het probleem, de thematiek, de inhoud belangrijker is dan de vorm (stijl/techniek/genre) zijn altijd slechte, mislukte of eendimensionale boeken geweest. Met uitzondering van de historisch/sociologische aspecten - hoe functioneerden die boeken in hun tijd? hoe kunnen/moeten we de boodschap erin verstaan - zijn ze de moeite van het opnieuw bezien niet waard. Ook niet als je daar de Engelse term ‘revisited’ voor hanteert. Dat de vraag naar het hoe en wat van de hoeveelheid boodschap juist bij kinder- of jeugdliteratuur steeds weer opduikt, laat zich verklaren uit de aard en positie van het beoogde publiek. Kinderen dienen immers opgevoed te worden.
Tegelijkertijd dienen we te beseffen dat literatuur altijd een inhoudelijke of morele component heeft, omdat taal nu eenmaal betekenissen uitdraagt. Dat geldt voor klassiekers als Don Quichot en Gullivers reizen, voor moderne romanciers als Thomas Mann en Harry Mulisch én voor de kinderliteratuur van Han G. Hoekstra of Imme Dros. Meer dan 2000 jaar geleden betoogde Horatius het al in zijn Ars Poetica: ‘omne tulit punctum qui miscuit utile dulci lectorem delectando pariterque monendo’. Dat wil zeggen dat een dichter kan behagen (delectare) en waarschuwen (moneren) door het utile (nuttige, leerzame, bruikbare) te mengen met het dulci (aangename en het mooie). In de nieuwe vertaling van Piet Schrijvers luidt de passage waarin Horatius deze stelling inneemt, als volgt:
| |
| |
De dichters dienen of het nut of het vermaak,
of willen stichten en vermaken tegelijk.
Wat ook je boodschap is, wees kort, zodat het publiek
je woord snel vat en trouw bewaart: een volle geest
is een vergiet voor elke overbodigheid.
Laat fictie, voor vermaak bestemd, waarschijnlijk zijn;
een drama moet geen credo eisen voor elk plot
en trekt uit Lamia's volle buik geen levend kind.
Een niemendalletje irriteert de ouderen,
de jeunesse dorée verwerpt hautain een zwaar gedicht.
Wie het nut met het plezier verbindt, wint ieders stem
want hij vermaakt en hij vermaant het lezersvolk.
Zo'n boek maakt handelswinst, zo'n boek gaat overzee,
verlengt voor een bekend auteur de levensduur.
Niks nieuws onder de zon dus. Al zullen schrijvers, lezers en literatuurwetenschappers altijd blijven kibbelen over de juiste verhouding tussen vermaak en vermaan.
| |
Aidan Chambers
Hoe ligt dat bij Aidan Chambers, een auteur die zijn opvattingen met enige regelmaat in interviews, artikelen en voordrachten uiteen heeft gezet? Net als A.F.Th. van der Heijden heeft Chambers een voorkeur voor het schrijven in reeksvorm. Tijdens het werken aan Je moet dansen op mijn graf (het tweede deel in wat een reeks zou worden) ontdekte hij dat de problematiek van de adolescentie die hij ter hand had genomen, zo omvangrijk was dat hij zeker zes boeken nodig zou hebben om de verschillende aspecten ervan te vangen. Zo ontstond ‘The Dance Sequence’. ‘Together they paint a portrait of a certain kind of youthful life, of becoming adult in the last years of the twentieth century and the first of the new millennium.’ Met de concentratie op leeftijd / ontwikkeling / levensfase (becoming adult) en periode (last years of the twentieth century and the first of the new millennium) legde hij de grenzen van deze reeks vast. Elk deel is ‘especially concerned with particular kinds of experience. Breaktime for example seems to be very occupied with physical experience - the life of the five senses. Dance on my Grave is to do especially with emotions and personal obsessions. Now I know dwells on the dramatic clash of belief and rational thought. The Toll Bridge is a “recognition story” that speaks of discovering the friendship of platonic love which young people often call soul mates. The char- | |
| |
acters in Postcards from no Man's Land are constantly crossing boundaries.’ Deel zes, The Pillow Book of Cordelia Kenn dat zelf weer uit zes boeken zal bestaan, gaat over het bewustzijn van lichaam, geest, emoties en ziel (self-consciousness). Als deze zes boeken gereed zijn - Chambers is van 1934 - wil hij beginnen aan een nieuwe reeks van zes waarin de verschillende aspecten van ouderdom en
rijpheid aan bod komen, omdat oud ‘nu’ zo'n andere inhoud heeft gekregen dan een eeuw of zelfs een halve eeuw geleden.
Leiden dergelijke vooropgezette bedoelingen of programmering automatisch tot probleemboeken? Natuurlijk niet. Alle literatuur is/veronderstelt verkenning van menselijk gedrag en roept vragen op over het hoe en waarom daarvan. Een goede schrijver zal zich uitgedaagd voelen die morele component zo te presenteren dat de lezer op grond van het aangebodene zijn eigen conclusies kan trekken. Om dat doel te bereiken zal de schrijver alle registers van de taal inzetten, én klank én betekenis én ritme én beelden én verwijzingen én patronen én... Chambers bijvoorbeeld heeft een duidelijke voorliefde voor het experimenteren met vertelvormen (Verleden week), met perspectief (Je moet dansen op mijn graf) alsook met verwijzingen naar het werk van andere schrijvers (Niets is wat het lijkt). Lezers reageren daarop vanuit hun eigen achtergrond en behoeften.
Anders dan in Nederland, Duitsland, Zweden, Vlaanderen en Australië werd het werk van Chambers in Engeland lange tijd slechts matig gewaardeerd. In die situatie kwam verandering bij het vijfde deel, Postcards From No Man's Land, in het Nederlands vertaald als Niets is wat het lijkt. In Engeland en de Verenigde Staten kreeg dat boek de ene prestigieuze prijs na de andere: de Carnegie Medal 1999 (Chambers won van Rowling), de Stockport School Book K4 Award 2000, de Andersen Award 2002, de JHunt Young Adult Literature Award (USA) 2002 en de Michael Printz Award (USA) 2002. Nederlandse critici reageerden tamelijk gereserveerd. Men vond het boek moraliserend (te veel van het goede, te vol, te gewild). Het feit dat een Engelsman zijn visie gaf op het leven in Amsterdam en tijdens de Tweede Wereldoorlog, zal daar zonder enige twijfel van invloed op zijn geweest. Voor een onderzoek naar de verhouding tussen vermaak en vermaan bij Chambers lijkt het verstandiger een titel te kiezen waarbij de patriottistische gevoelens wat minder in het geding zijn.
| |
De tolbrug
De gebeurtenissen in De tolbrug spelen op een geïsoleerde plek, ergens in de Cotswolds (Engeland) aan de rivier de Severn. De 17-jarige Jan (in de Nederlandse editie vertaald als Jany, waardoor de verbinding met zijn naamgever, de tweekoppige Janus, veel zwakker is), een rustige, niet al te gecompliceerde en veel- | |
| |
belovende leerling is het gemoeder van zijn omgeving (ouders, vriendin, leraren) zat en wil er een tijdje tussenuit. Hij wil vrij zijn van zijn ouders, van verwachtingen, van school, van verplichtingen en zelfs van zijn vriendin Gill. Als brugwachter of tolheffer van een brug waar maar weinig auto's passeren, verwacht hij die vrijheid te kunnen vinden. Aan zichzelf overgeleverd hoopt hij meer oog en oor te krijgen voor zijn gedachten (monologue interieure), voor lezen (D.H. Lawrence, Ted Hughes, William Shakespeare, Kafka, Beckett, Calvino) en voor schrijven (het boek heeft de vorm van een verslag of eerder een soort biecht).
De boodschap is duidelijk. Jany is geen doorsnee figuur. Veel jongens en meisjes van zijn leeftijd die iets anders willen dan het gebaande pad, kiezen voor een rondreis door Australië, een jaartje werken of een uitwisselingsprogramma met het land van hun dromen. Slechts weinigen durven de confrontatie met de eenzaamheid aan. Chambers ondersteunt die keuze door zijn literaire technieken aan te laten sluiten op inhoud én vorm:
• | Jany ondervindt weinig begrip van zijn omgeving (ouders, vriendin) wat zijn eenzaamheid groter maakt. De bijna dagelijkse brieven van zijn vriendin tasten het gezochte gevoel van vrijheid aan, waardoor hij haar brieven niet kan beantwoorden. |
• | In zijn nieuwe situatie moet hij allerlei beslissingen nemen over zaken waar hij voordien nooit aan gedacht heeft. Praktische zaken als koken, wassen, het huis gezellig/leefbaar maken of zijn tijd indelen, maar ook allerlei zielenkwesties. Door de veranderingen in zijn leven staat hij meer open voor wat er op hem afkomt. Een tolbrug is de perfecte locatie voor zoiets. Want elke passant (de dochter van zijn huisbaas maar ook Adam) is nieuw en moet tol betalen. Aan het eind van het boek is duidelijk welke prijs de vier hoofdfiguren (Jany, zijn vriendinnetje Gill, Adam en Tess) betalen voor de door hen gemaakte overgang. |
• | Een brug is de natuurlijke verbinding tussen twee dingen die in principe gescheiden zijn: oevers / mensen / twee kanten van een persoonlijkheid / opvattingen / overtuigingen / periodes in het leven.
Een vergelijkbare sturing van het materiaal bieden de vier hoofdfiguren. Alleen hun namen en karakters al zetten de lezer op het spoor van mogelijke dramatische ontwikkelingen. Met uitzondering van Gill die het minst uitgewerkt is, heten ze voor de duur van het verhaal anders dan in de werkelijkheid daarbuiten. Die andere naam verwijst naar de strekking van het verhaal die aangeeft dat schijn bedriegt en alles twee kanten heeft. |
• | De enigszins naar binnen gekeerde Peter (sleuteldrager) die niet weet wie of wat hij wil en kan zijn, wordt door de dochter van zijn huisbaas en opdrachtgever al gauw Jany genoemd, een verkorting van Janus, de Romeinse godheid van
|
| |
| |
| begin en einde, van bogen en poorten, van in- en uitgang, van vooruit- en achteruit zien die vaak afgebeeld wordt met twee gezichten. Die dubbelheid is op tal van plaatsen in het verhaal uitgewerkt. Jany wil geen gezelschap maar laat toch allerlei mensen in zijn leven toe. Hij wil geen verantwoordelijkheid dragen maar manoeuvreert zich in situaties waarin hij die wel moet nemen. Jany is een uitgesproken hetero en voelt zich tegelijkertijd aangetrokken door iemand van zijn eigen sekse. |
• | Adam, de toevallige passant voor wie Jany vastlegt wat er is gebeurd (het verhaal gaat tegelijkertijd vooruit en achteruit), is een soort geest die zomaar uit het niets verschijnt (een mysterie) en een spel speelt met zichzelf en met de werkelijkheid. (Om die reden krijgt de lezer zijn werkelijke naam pas aan het einde te horen). De naam Adam verwijst bovendien naar de stamvader der mensen, een krachtige persoon volgens de overlevering die ook zwakke kanten blijkt te hebben. |
• | De ondernemende Tess heet in werkelijkheid Katharine (de zuivere). Jany noemt haar Tess omdat ze voor hem de boodschappen haalt bij supermarktketen Tesco. Qua houding heeft zij iets van Vesta, de Romeinse godin van haard en huiselijk geluk met wie Janus altijd samen wordt vereerd. Tess is zowel een stabiliserende factor - zij zorgt voor warmte, voedsel en geborgenheid - als een bron van onrust. Voor Gill, het behoudende en meer aangepaste vriendinnetje van Jany, is ze een bedreiging omdat zij wel in de buurt van Jany mag zijn en Gill niet. Maar ook voor Jany vormt ze een gevaar, omdat ze niet ongevoelig blijkt voor de charmes van Adam. Ook het motief van de jaloezie werkt dus verschillende kanten op. |
| |
Open plekken
De door de auteur gecreëerde open plekken in taal, beelden of compositie dagen de lezer uit tot actieve deelname aan de tekst: het trekken van conclusie, het beantwoorden van opgeworpen vragen, het zoeken naar... Voorbeelden van dergelijke open plekken zijn te vinden in de tekening van de verschillende personages. Iemand als Adam bij voorbeeld roept allerlei vragen op doordat hij steeds een ander verhaal over zichzelf opdist. Zo iemand moet wel een geheim met zich meezeulen. Bij Jany doet zich iets vergelijkbaars voor. Hij verzet zich tegen de chaos die Adam in zijn leven brengt, terwijl die chaos tegelijkertijd een louterende werking blijkt te hebben.
Adam en Jany zijn niet alleen elkaars tegenpolen in gedrag, attitude, uiterlijk en sex-appeal, ze vullen elkaar aan en hebben elkaar nodig. De een is op zoek naar zijn identiteit, de ander probeert zijn ware ‘ik’ te ontvluchten.
Een ander voorbeeld van een open plek is de brug, een overgangsgebied,
| |
| |
een verbinding... De betekenis daarvan wordt versterkt door passages als die waarin geestelijk gehandicapte kinderen de tolbrug passeren (en niet hoeven te betalen) of de worsteling van Adam met de raaf. Zonder dat de auteur dat expliciet hoeft te verwoorden, ondersteunen dergelijke passages de centrale vraagstelling van De tolbrug: een mens kan zich wel vrij wanen op een brug, maar elke brug is verbonden met minstens twee oevers.
De gebruikte vertelvormen vereisen eveneens een actieve leeshouding. Dat geldt zowel voor de afwisseling van dialoog en beschouwing, de verschillende uitstapjes in de tekst naar de moeder van Jany of de vader van Tess, alsook de poëtische passages en de verwijzingen naar bewonderde schrijvers. Doordat Jany opschrijft wat er gebeurt vanaf het moment dat Adam in zijn leven komt, is hij gedwongen de chronologie van de gebeurtenissen te doorbreken en terug te grijpen op dingen uit zijn jeugd, van zijn familie (de brieven van zijn moeder) of zijn school.
De door Jany beschreven gebeurtenissen komen in een ander daglicht te staan door het aanvullende commentaar van Tess. Haar vrouwelijke(?) visie staat tussen vierkante teksthaken. Waar die haken ontbreken is eerder sprake van een vervolg. En omdat Tess emotioneel zo anders in het leven staat dan Jany, werkt haar commentaar sterk relativerend en zelfs objectiverend.
Dat Jany en Tess het verhaal van de gebeurtenissen tot slot samen vertellen, roept vragen op over hun relatie tijdens en na afloop van de beschreven gebeurtenissen. Voor hun gezamenlijke relaas hanteerde Chambers vanaf blz. 189 dan ook een andere technische vorm. De nummering valt weg, de hoofdstukken hebben geen titels meer, er worden geen dichters meer geciteerd en er lijkt een alom aanwezige en alwetende verteller aan het woord te zijn die niet vanuit Tess of Jany of Gill of Adam spreekt. Met name voor die laatste figuur klopt dat, omdat Adam op dat moment in het verhaal inmiddels ernstig verwond is geraakt en zijn vermogen tot spreken heeft verloren. De enige brief van zijn hand functioneert als een brug (een vorm van communicatie) die Adam terugbrengt naar degene die hij heeft willen ontvluchten. Jany op zijn beurt doet afstand van zijn voorkeur voor de rationele benadering en laat zijn intuïtieve gevoelens meer toe.
De meest opvallende en door critici becommentarieerde passage in het boek is niet de brief waarin Adam Jany bedankt voor zijn hulp maar het bezoek van Jany aan de échte Aston Davies in de psychiatrische kliniek. In die passage legt een dokter uit wat Aston/Adam mankeert. Een dergelijke uitleg is strijdig met het beginsel van de open plekken. En toch past deze afronding bij opbouw en strekking van De tolbrug dat immers vooral gaat over het zoeken, vinden en verliezen van identiteit.
| |
| |
Op grond van deze voorbeelden mag geconcludeerd worden dat de boodschap van De tolbrug (monere) verborgen ligt in de gebruikte literaire middelen (delectare).
Waren zorgvuldige stijl, passende vorm en overtuigende psychologisering in de tijd van Wolgast nog tamelijk uniek in de jeugdliteratuur, tegenwoordig hebben we daar jaarlijks een paar fijne proeven van: Polleke van Guus Kuijer, Stekels van Martha Heesen, De dans van de drummers van Hans Hagen, Winterijs van Peter van Gestel. In die zin kunnen we dus spreken van literaire emancipatie. Tegelijkertijd dienen we ons te realiseren dat dergelijke conclusies altijd getrokken worden in het licht van de (literaire, pedagogische, morele) modes van het moment.
| |
Literatuur:
Chambers, Aidan, The Toll Bridge. The Bodley Head, 1992. |
Chambers, Aidan, De tolbrug. Querido, 1993. |
Website: www.aidanchambers.co.uk. |
Duijx, Toin, & Joke Linders, De Goede Kameraad. Honderd jaar kinderboeken. Van Holkema & Warendorf, 1991. |
Horatius, Verzamelde gedichten. Uitgegeven, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Piet Schrijvers. Historische Uitgeverij, 2003. |
|
|