Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 18
(2004)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Een literaire waarschuwing tegen de verleiding van het ‘bruine denken’
| |
[pagina 47]
| |
zet op een moralistisch front, zodat de lezer onmiddellijk weet met wie hij van doen heeft. Zo ontstaat de dichotomie van goeden en slechten, waardoor de mobilisatie van directe, schematische oplossingen wordt vergemakkelijkt.Ga naar voetnoot2. Ook Aukje Holtrop is kritisch. Bij haar roept Vallen expliciet herinneringen op aan ‘de maatschappijkritische boodschappen van de jaren zeventig’ en ze heeft, ondanks het spannende en intrigerende karakter van het boek, haar ‘twijfels bij het moralisme dat zo duidelijk (en kennelijk ook zo bedoeld) de basis van dit verhaal is.’Ga naar voetnoot3. De visie van deze twee recensenten staat in schril contrast met die van de andere critici. Andere recensenten zijn vrijwel zonder uitzondering positief. Lieke van Duin noemt Vallen ‘een indrukwekkende roman: actueel, complex en meeslepend: absoluut de belangrijkste jongerenroman die in 1994 verschenen is, zowel maatschappelijk als literair.’Ga naar voetnoot4. Ook jury's van belangrijke jeugdliteratuurprijzen waren lovend. Vallen is het
In het vervolg van mijn bijdrage zal ik beargumenteren waarom Vallen naar mijn idee het niveau van het probleemboek ontstijgt en thuishoort in de categorie literatuur zonder leeftijdGa naar voetnoot5. en zal ik zoeken naar een antwoord op de vraag waarom Bregje Boonstra en Aukje Holtrop zo opvallend uit de pas lopen. | |
[pagina 48]
| |
Een doordachte structuurEen belangrijk argument tegen de typering als probleemboek is de structuur van Vallen. Eigen aan het probleemboek is het receptkarakter. Van den Hoven spreekt van een ‘voorgekookte’ bereidingswijze: In zulke literatuur ligt het door de schrijver gehanteerde inhoudelijke schema als een raster over het verhaal heen en wie door het dunne verhaaltje heenkijkt, ziet onmiddellijk de simpele compositionele opzet en de daaraan gekoppelde voorspelbare bedoeling.Ga naar voetnoot6. Simpel is de structuur van Vallen allerminst, iets wat overigens ook Boonstra en Holtrop vaststellen. De roman heeft een doorwrochte opbouw met een inleiding en een uitleiding die als raamvertelling dienen voor het eigenlijk verhaal van LucasGa naar voetnoot7.. De in- en uitleiding zijn in de tegenwoordige tijd geschreven. Plaatsen van handeling zijn de huizen van Lucas en Caitlin, de weg daartussen en het ziekenhuis. Tijd en plaats benadrukken dat enkel het heden van Lucas en Caitlin op dat moment van belang is. Heel subtiel wordt zowel aan het begin als aan het eind de gemoedstoestand van Lucas tot uitdrukking gebracht. Door gedetailleerd de gebeurtenissen te beschrijven, wordt duidelijk dat hij onzeker is en beslissingen liever uitstelt. Aan het eind onderstreept de precieze weergave van de gebeurtenissen het moeizame karakter van de ontmoeting tussen Caitlin en Lucas. De inleiding geeft het verhaal het karakter van een detective. Door de summiere informatie die de auteur geeft, ontstaan er vragen bij de lezer. Op de eerste plaats de vraag naar wat er met Caitlin is gebeurd. Waarom heeft ze drie weken in het ziekenhuis gelegen? Waarom is haar voet geamputeerd? En wat heeft Lucas daarmee te maken? Maar er is meer. Waarom is de moeder van Lucas zo nerveus en waarover gaat het geroddel dat ze zo beu is? Het einde van de aanloop kondigt het eigenlijke verhaal aan, waarin, in één grote flashback en zorgvuldig gedoseerd, de puzzelstukjes op hun plaats vallen: Op de terugweg loop ik in mijn hoofd de hele tijd met Caitlin te praten. Ik probeer me het allereerste begin te herinneren en ik besef dat ik daarvoor terug moet in de tijd, naar de voorbije winter. (Vallen, blz. 17)Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 49]
| |
In het eigenlijke verhaal worden verschillende verhaallijnen met elkaar verweven: de adolescentie van Lucas, het verleden van Lucas' grootvader en het racisme ten opzichte van migranten. Lucas is een typische adolescent. Hij twijfelt over alles, heeft nauwelijks eigen ideeën en is op zoek naar houvast. De twijfel wordt versterkt door de toespelingen van de mensen in het dorp op het verleden van zijn grootvader. Iedereen weet meer dan hij en dat maakt hem onzeker en woedend. Daardoor is hij ontvankelijk voor de mooie woorden van Benoît, een op het eerste gezicht beschaafde intellectueel. De eenduidigheid van zijn ideeën over gezag en macht oefenen op Lucas een grote aantrekkingskracht uit. Benoît presenteert zich van meet af aan als de vriend die Lucas op dat moment nodig heeft. Daarnaast beschikt hij over een uitgekiende retoriek waarmee hij Lucas weet te overtuigen van zijn extreme ideeën. Benoît is een exponent van wat Anne Provoost in interviews het ‘bruine denken’Ga naar voetnoot9. heeft genoemd. Pas als zijn plannen mis dreigen te lopen, toont Benoît zijn echte, harde en egocentrische gezicht. Het verhaal werkt langzaam, maar onontkoombaar toe naar een catastrofe die nodig is om Lucas wakker te schudden. De spanning die wordt opgebouwd, wordt vergroot doordat het verhaal is verteld in de ikvorm. De lezer kijkt mee door de ogen van Lucas en wordt zo meegesleept in de gebeurtenissen. | |
Levensechte personagesHet belangrijkste bezwaar van Boonstra tegen Vallen is dat de personages nergens tot leven komen en niet aan ‘hun papieren omtrekken’ ontstijgen. Dat geldt wellicht voor enkele bijfiguren, maar zeker niet voor de hoofdpersonages Lucas, Caitlin en Benoît. De karaktertekening van deze drie is genuanceerd. De lezer leert de personages kennen door hun uitspraken, hun handelingen én door de reacties van anderen daarop. Lucas is de grote twijfelaar, kwetsbaar door zijn onzekerheid. De zekerheden die Benoît hem biedt, grijpt hij daarom met beide handen aan. Wanneer hem duidelijk wordt dat hij niet alleen verkeerde keuzes heeft gemaakt, maar ook anderen daarin heeft meegesleurd, verliest hij de controle over zichzelf: Van toen af kwam mijn verhaal in een draaikolk terecht. Ik verloor alle controle. Fictie en werkelijkheid begonnen in elkaar over te gaan. De dingen die over mij gefluisterd werden, gingen een eigen leven leiden. Ik spartelde niet tegen. Ik was verdoofd.’ (Vallen, blz. 248) | |
[pagina 50]
| |
Naar het einde toe wordt hij langzaam maar zeker wakker. Caitlin is Lucas' tegenpool. Zelfverzekerd, intellectueel en mentaal sterk. Ze weet wat ze wil, is een geduchte tegenpartij voor Benoît en daagt Lucas voortdurend uit een eigen visie te ontwikkelen. Tegelijkertijd vindt zij Lucas juist door zijn kwetsbaarheid aantrekkelijk. Dat die kwetsbaarheid een keerzijde heeft, is de voor beiden pijnlijke conclusie van Caitlin aan het einde van de roman. Van ‘een voor de hand liggende contrastwerking’ is in Vallen geen sprake, omdat zowel Lucas als Caitlin onder invloed van de omstandigheden een ontwikkeling doormaken die de tegenstelling in karakters nuanceert. Bij Lucas dringt heel langzaam het besef door dat hij zich een eigen mening moet vormen en dat hij zijn eigen beslissingen moet nemen. En Caitlin is door de gebeurtenissen uit het lood geslagen en heeft tijd nodig om weer een toekomst voor zich te zien. Ook de karaktertekening van de intelligente en geraffineerde Benoît is subtiel. De verschillende gezichten die hij toont, zijn overtuigend en maken het geloofwaardig dat Lucas zich door hem laat verleiden. Hij bespeelt zijn publiek: zelfs op de zelfverzekerde Caitlin oefent hij een bepaalde aantrekkingskracht uit: Er is iets met hem. Ik weet niet wat, maar het is gewelddadig. Ik heb het gevoel dat ik geweldig verliefd op hem zou kunnen worden. Hij is intelligent. Hij is naar alles benieuwd, een journalist in hart en nieren.' (Vallen, blz. 182) | |
Meer dan een mimetische literatuuropvattingVolgens Van den Hoven worden probleemboeken geschreven vanuit een mimetische literatuuropvatting, waarbij de auteur de werkelijkheid opdeelt in losse probleemgebieden, ‘waardoor een schoolse reductie plaatsvindt van wat slechts als een complexe totaliteit is te begrijpen.’Ga naar voetnoot10. Aan deze typering van Van den Hoven kan worden toegevoegd dat probleemboeken ook geschreven worden vanuit een pragmatische literatuuropvatting. De schrijver beoogt een bepaald effect. De nadruk waarmee de boodschap in deze boeken wordt gepresenteerd, laat zien dat de auteur zijn lezer wil overtuigen van het eigen gelijk. Dat Anne Provoost Vallen heeft geschreven vanuit een mimetische literatuuropvatting, is evident. De dreiging van rechts-extremisme is ook in de alledaagse wereld van de lezer aanwezig. Vallen is een realistisch boek, waarin een afspiegeling wordt gegeven van de werkelijkheid aan het eind van de 20ste eeuw. Vallen is ook een boek waaruit een pragmatische literatuuropvatting spreekt. Anne Provoost heeft iets te vertellen, toont zich betrokken bij de actuele proble- | |
[pagina 51]
| |
men rond migranten. In interviews steekt ze niet onder stoelen of banken dat zij een geëngageerd schrijfster is. Zij wil geen vrijblijvende boeken schrijven: Ik weet dat engagement lang taboe is geweest in de Nederlandse jeugdliteratuur. (...) Maar ik zie het als mijn taak om jongeren te wapenen tegen de retoriek van extreem rechts.Ga naar voetnoot11. Vallen is een moralistisch boek, maar het moralisme is van een andere aard dan in de probleemboeken van de jaren zeventig, waarin geen ruimte werd gelaten aan de verbeeldingskracht van de lezer. In Vallen is geen sprake van een opgeheven vinger. De gebeurtenissen zijn levensecht en de keuzes van Lucas geloofwaardig. Iedereen zou ze kunnen maken en daarin zit dan ook precies het gevaar. Het verhaal nodigt uit daarover na te denken, te reflecteren op keuzes die wellicht minder vanzelfsprekend zijn dan ze op het eerste gezicht lijken. Dat Vallen ontsnapt aan het ‘fantasieloos moralisme’Ga naar voetnoot12. dat de jeugdliteratuur zo vaak heeft beheerst, heeft alles te maken met de vorm van het boek. De boodschap van Provoost wordt niet schematisch gepresenteerd, maar is zoals gezegd knap geconstrueerd. Het thrillerachtige verhaal vraagt een grote activiteit van de lezer die voortdurend alert moet zijn om de verschillende verhaallijnen met elkaar te kunnen verbinden. Het is een roman die ontsnapt aan traditionele genreconventies en dat is opnieuw een argument tegen de categorisering ‘probleemboek’. Van den Hoven zegt in dit verband het volgende: Wat literaire techniek en structuur betreft conformeren ze (de probleemboeken; HvL) zich vaak aan de conventies van een traditionele genre-onderscheiding. De auteur grijpt bij de vormgeving terug op bekende, in de loop van de tijd versleten en uitgeholde genretechnieken.Ga naar voetnoot13. Vallen laat zich niet eenduidig interpreteren. Het is een adolescentenroman, een thriller, een liefdesverhaal en een politiek-maatschappelijk roman in één. Vallen is ook een mooi en met zorg geschreven verhaal. Anne Provoost schrijft helder en beheerst. De beelden die ze kiest, zijn trefzeker. Ze zorgen voor een indringende sfeer die functioneel is voor het verhaal. De tweede roman van Provoost | |
[pagina 52]
| |
- ze debuteerde met Mijn tante is een grindewal - is dus meer dan een verhaal geschreven vanuit een mimetische literatuuropvatting. Er spreekt zeker ook een autonomistische poëtica uit. Terecht spreekt de Griffeljury van ‘een uitgelezen combinatie van literaire vorm en maatschappelijke inhoud.’Ga naar voetnoot14. | |
MoraalvreesRest de vraag waarom critici als Boonstra en Holtrop zich zo nadrukkelijk afzetten tegen de boodschap in Vallen. Boonstra is daarover het meest expliciet. Ze vreest een terugkeer naar een moralistische traditie in de jeugdliteratuur waarvan, onder meer door de instelling van de LIBRIS Woutertje Pieterseprijs, net afscheid was genomen. Zij vindt dat, terecht, geen wenselijke ontwikkeling. De jeugdliteratuur is een volwaardig literair genre en dat moet vooral zo blijven. Dat neemt niet weg dat literatuur, en ook jeugdliteratuur, zowel vorm als inhoud is en dat interpretatie pas mogelijk is als beide in beschouwing worden genomen. Volgens De Vries heeft een aantal hedendaagse critici de neiging zich af te zetten tegen aandacht voor pedagogische en ethische aspecten van een boek. Hij spreekt in dit verband van ‘moraalvrees’.Ga naar voetnoot15. Ook HakemulderGa naar voetnoot16. stelt vast dat in de jeugdliteratuur vandaag de dag de mening overheerst dat kinderboeken niet langs de ‘ethische meetlat’ gelegd mogen worden. Hijzelf is van mening dat een ethische benadering van kinderboeken niet op moralisme in negatieve zin hoeft uit te lopen en verdedigt de stelling dat ook ‘ethische overwegingen een plaats verdienen in discussies over en omgang met literatuur.’ Hij voert daarvoor een aantal veel gebruikte argumenten uit de literatuurtheorie aan, waarbij hij telkens laat zien hoezeer ethische aspecten zijn verweven met esthetische en hoezeer inhoud verband houdt met vorm. Het eerste argument is dat literatuur van oudsher de functie heeft gehad van wat in de negentiende en twintigste eeuw is aangeduid als ‘moreel laboratorium’. Het tweede argument is het feit dat literatuur een andere kijk kan geven op de werkelijkheid. Vaak wordt verondersteld dat deze ‘vervreemding’ enkel betrekking heeft op de vorm. Hakemulder merkt terecht op dat het de-automatiseren ook kan plaatsvinden bij morele kwesties. Een derde argument is dat literatuur geen kant-en-klare oplossingen biedt voor morele problemen. Ook deze eigenschap wordt vaak als een esthetisch criterium gebruikt, maar kan volgens Hakemulder niet los gezien worden van het ethische. | |
[pagina 53]
| |
Aan het eind van zijn betoog gaat Hakemulder in op de invloed van literatuur. Op basis van bestaand onderzoek komt hij tot de voorzichtige conclusie dat het lezen van literatuur (en dus ook van jeugdliteratuur) lezers kan bekwamen in ethische reflectie. Lezen van literatuur kan leiden tot een zich beter kunnen verplaatsen in de ander en tot een verheldering van het morele zelfconcept, waardoor de eigen positie in een moreel conflict beter bepaald kan worden. Kortom, jeugdliteratuur als een literaire verkenning van visies op de werkelijkheid, een talige reflectie op fundamentele levensvragen. En dat is precies wat Vallen is. |
|