Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 18
(2004)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
De evolutie van het probleemboek in Vlaanderen
| |
Probleemboek, documentair verhaal of realistische roman?Aan de term ‘probleemboek’ zit een verdacht geurtje. De connotatie met kommer en kwel is zelfs na ruim dertig jaar nooit ver af. ‘Realistische roman’ of ‘docuroman’ klinkt wat zachter in de oren, maar is er een verschil? Voor mij zijn de klassieke ‘probleemboeken’ nog altijd verhalen waarin trendgevoelige thema's behandeld en opgestapeld worden. Uit het leven gegrepen, verpakt in een makkelijk weglezende structuur en ingekleurd met trendy jongerentaal. De gedrevenheid van de auteur is vaak verre van tastbaar. Kortom, verhalen met een hoog soapgehalte. Ze lokken vooral nieuwsgierige of ontspanningzoekende lezers en zijn even vluchtig als de mode zelf. Dirk Bracke, noemt zijn recente boek Het engelenhuis (2003) een ‘confronterend boek, over een bijzondere wereld waar bijna niemand iets over afweet’. (zie: http://welcome.to/Bracke). In het verhaal openbaart hij de wereld van een gesloten instelling. Ik zou het eerder een docudrama noemen. De confrontatie is het resultaat van zijn ‘huiswerk’ vooraf, zijn gesprekken met geïnterneerde meisjes en de exploratie van hun wereld. De documentaire waarde primeert op de structurele en psychologische uitwerking. Bracke verzamelde bouwstenen en hij etaleert de problematiek op een confronterende manier. Realistisch, met een net iets ander accent dan het zuivere probleemboek. De term ‘realistische’ roman leidt de aandacht van het woord ‘probleem’ af en biedt zo een breder perspectief. Natuurlijk, ook die benaming kan nog dicht tegen de probleemroman aan leunen. In Vlaanderen gaan onder die noemer auteurs van diverse pluimage schuil, van een Rob Baetens over een Dirk Bracke naar bijvoorbeeld een Jan Simoen. Inhoudelijke accenten en structurele uitwerking maken het verschil. Een auteur die van het stigma ‘probleemroman’ af wil, beperkt zijn probleem- | |
[pagina 37]
| |
stelling. Hij maakt ruimte vrij voor een genuanceerde inhoudelijke en vormelijke uitwerking. Nog meer diepte krijgt zijn verhaal wanneer hij de persoonlijke problematiek optilt en opentrekt. De term psychologische roman komt dichterbij. Welke term men ook verkiest, dertig jaar probleemboek zijn in Vlaanderen niet ongemerkt voorbij gegaan! | |
Evolutie in een notendopHet ontwakenZo'n dertig jaar geleden schopten Fred de SwertGa naar voetnoot1. Cyriel VerleyenGa naar voetnoot2. en Eric HulssensGa naar voetnoot3. de Vlaamse auteurs definitief uit hun sprookjeswereld wakker. Traditionele avonturenvertellers ontdekten de maatschappelijke relevantie van het kinderboek. Net als in de buurlanden vulden ze het kinderhoofd met taboedoorbrekende thema's en maakten van het leven één groot probleem. In de volgende decennia schaafden betere auteurs gaandeweg de donkere kantjes van hun levensechte boeken bij. Niet de problemen an sich, maar de emotionele verwerking ervan maakte het verschil tussen triviale en diepteverhalen. Vanaf 1995 verschenen de literaire bijbels van Aidan Chambers, De leesomgeving en Vertel eens ook in Vlaanderen op de schrijftafel. Het licht ging bij sommige auteurs weer feller schijnen. Grabbelen in thema's en trends en er met pedagogische gedrevenheid een vlotlopend verhaal van maken, was niet meer correct. Leentjebuur spelen bij de literatuur voor volwassenen leidde tot doordachte technieken en een vaak onconventionele structuur. Niet alle auteurs volgden dezelfde weg naar meer doorwerkte verhalen. In Vlaanderen begonnen zich in de jaren negentig twee opvattingen sterker te profileren. Een eerste groep auteurs, met Bart Moeyaert als boegbeeld, focuste op emotionele problematiek en verpakte ze op een poëtische en literair-esthetisch manier. Die auteurs zorgden voor een vervaging van de leeftijdsgrenzen. Een tweede groep profileerde zich nu duidelijker als ‘verteller’. Auteurs van kinderboeken als Bettie Elias en Brigitte Minne en jeugdauteurs als Paul Kustermans, Karel Verleyen, Gerda Van Erkel, Diana Broeckhoven, Patrick Bernauw, Guy Didelez en vele anderen situeerden zich in de klassieke genres, van historische en actuele, documentaire romans tot toekomstverhalen of detectives. Compositie, techniek en taal wonnen ook hier aan belang. | |
[pagina 38]
| |
Binnen in de tweede groep bleven vooral in het genre van de realistische ‘probleemroman’ de valkuilen open liggen. Even leek het er op dat de doemliteratuur uit de jaren zeventig weer de kop op zou steken.Ga naar voetnoot4. De thema's volgden gretig de actualiteit: adoptie, racisme, mishandeling, aanranding, ontvoering, incest, pedofilie, aids... De mindere goden, waaronder debutanten die de noodzakelijke schrijfoefeningen overbodig vonden, bezondigden zich opnieuw aan de opeenstapeling van problemen, clichépersonages en expliciete boodschappen. Melodramatische verhalen woekerden en zochten door hun tendentieuze taal succes bij de jeugd. Terug naar af dus. Andere verhalen lieten zich schikken onder de noemer ‘functionele’ literatuur. Geroutineerde auteurs belichtten een thema als autisme, tehuiskinderen, depressieve ouders op bestelling van een vereniging of op vraag van een lezer. Uitgeverijen leenden ze een gretig commercieel oor en haastten zich om informatieve adressenlijstjes aan het themaverhaal toe te voegen. | |
Degelijke verpakkingGelukkig bleek het doemdenken niet helemaal gegrond. Al vlug bleek dat in zowat alle genres de aandacht voor de emotionele benadering groeide en de ‘vertellers’ evenzeer als hun ‘literaire’ collega's experimenteerden met techniek en taal. In de wereld van de kinderliteratuur scoorden doorwerkte ‘themaverhalen’ in de jaren negentig bijzonder hoog. Auteurs als Bettie Elias, Kolet Janssen, Detty Verreydt, Els Beerten, Kaat Vrancken of Brigitte Minne bekeken met vakmanschap de actuele problematiek vanuit een kindgerichte visie. Soepel taalgebruik en vaak ook een portie humor zorgden voor een grote inlevingsgraad. Onder meer Jaak Dreesen, Bart Moeyaert, Ed Franck, Henri van Daele en Sylvia Vanden Heede bonden een literair lintje rond hun thema's. Na 1995 leidde de revival van het spannende boek tot een nieuwe ontwikkeling in de kinderboekenwereld. Problemen werden meer en meer verpakt in avontuur, spanning en humor en leken voor een Marc de Bel, een Patrick Lagrou of een Karel Verleyen uiteindelijk nog slechts een uitgangspunt voor een spannend avontuur, een griezelverhaal of fantasy-story. In de jeugd- en adolescentenliteratuur kregen de betere verhalen in de jaren negentig meer psychologische diepgang. Jan Simoen, Anne Provoost, Marita de Sterck en anderen gaven actuele thema's als aids, incest, racisme en relatiepro- | |
[pagina 39]
| |
blemen een bredere en vaak doorwerkt literaire invulling. De jeugd werd aan het denken gezet. Ook hier verpakten sommige auteurs graag hun actuele thema's in een spannend verhaal waaronder ze een vleugje romantiek mengden. Een betere begeleiding van debutanten wierp ook in Vlaanderen vruchten af. Nieuwe namen als Heide Boonen en Karla Stoefs leerden uit de kruisbestuiving tussen de literaire en de verhalende genres en schiepen hoopvolle verwachtingen. Volgende drie auteurs, geselecteerd uit een veel langere lijst, illustreren de inhoudelijke en vormelijke evolutie van het probleemboek in Vlaanderen. Zij schrijven vanuit een verschillende achtergrond en hanteren een eigen vakpen. | |
Drie voorbeeldenDe warme kinderboekenwereld van Brigitte MinneGa naar voetnoot5.Brigitte Minne (Brugge, 1962) vulde een opleiding als secretaresse aan met een vrije studie Germaanse talen. Vanaf haar vijftiende schreef ze toneelstukken. Ze bleef actief als scenarist, regisseur en producer. In 2000 was ze medeoprichtster van het productiehuis Kiskas, dat programma's voor peuters en kleuters maakt. Haar eerste verhalen verschenen in kindertijdschriften. Na een korte opstap naar de adolescentenroman verwierf ze vooral naam als auteur van doorleefde, geëngageerde kinderboeken. In haar adolescentenromans rond populaire thema's maakte Brigitte Minne de klassieke beginnersfouten. Steunend op persoonlijke herinneringen en personages uit haar jeugd dekte ze een opeenstapeling van emotionele problemen toe met een romantisch kleedje. In haar debuut Albertine verwacht je (1993) projecteert de zoekende Minne haar eigen eenzaamheid en het gevoel van ontheemd zijn. Een magisch-realistisch tintje verwijst naar literaire belezenheid, maar geeft weinig persoonlijke kleur aan het verhaal. Al vlug volgde De zomer van de zeemeermin (1993), zo mogelijk nog romantischer en oppervlakkiger. Hierin waagt ze zich aan de sensationele liefde tussen een jeugdprostituee en een rijke ambassadeurszoon in Jamaïca. Toeval speelt in beide verhalen een grote rol. Meer doorleefd, hoewel nog altijd op het randje van sentimenteel is Als rozenblaadjes vallen (1994), een warm relatieverhaal rond euthanasie. Een meer doordachte structuur - de dagboekvorm - en een drastisch snoeien in verhaalstof getuigen van een groeiende rijpheid. Minnes eerstelingen, waar ze achteraf | |
[pagina 40]
| |
In de veiliger wereld van de kinderboeken kreeg ze het métier grondig onder de knie. Ze ontpopte zich als een alerte, fantasierijke en spitse auteur. Naast talrijke boeken voor beginnende lezers en een aantal fantasierijke prentenboeken concentreerde ze zich op warmhartige, herkenbare verhalen rond een bepaald thema. Problemen als leukemie (Mijn broer is een marsmannetje, 1994) een werkloze vader (De brief aan het raam, 1998) pleeggezinnen (Een mussenjong in het eksternest, 1999) racisme (Sien en Yassin, 1999) een geesteszieke ouder (Het verhaal van mevrouw Eekhoorn en alle andere dieren in mama' s hoofd, 2001) of het syndroom van Down (En toen kwam Linde, 2003) benadert ze vanuit een positieve en relativerende levensvisie. Het kinderleed probeert ze op kindermaat te beschrijven. Pasklare antwoorden op een probleem geeft ze niet, maar ze reikt de kinderen wel middeltjes aan om er mee om te gaan. Voorop staan fantasie en humor. In Wat de wind in Ellens oor fluisterde (1998) verzint Ellen een broer die haar minder eenzaam en mondiger maakt. En Jasper vindt in Misschien herkent ze mij wel (1995) inspiratie in de jeugdverhalen van zijn grootmoeder om haar uit een coma te halen. Pittige, ondernemende personages en omgekeerde rolpatronen doorbreken te grote ernst. Ook stilistisch groeide Brigitte Minne. De zwart-witte of te idealiserende pen van haar eerste verhalen ruilde ze geleidelijk
| |
[pagina 41]
| |
aan voor een realistischer en vooral humoristisch potlood. Het schrijven voor beginnende lezers leerde haar schrappen en ze ontwikkelde een toegankelijke no-nonsense stijl. Haar verhalen zijn doorspekt met grappige, puntige en beeldrijke vergelijkingen op kindermaat. Brigitte Minne ontwikkelde zich van schrijfster van probleemboeken naar een vakkundig auteur van onder meer realistische, warme verhalen. Met fantasierijke boeken bereikte ze haar vooropgezette doel: boeken schrijven die de kinderen iets bijbrengen en waaruit ze troost kunnen putten als ze zich in een gelijkaardige situatie bevinden. | |
Jongeren op zoek naar zichzelf bij Gerda Van ErkelGa naar voetnoot6.Gerda Van Erkel (Wilrijk, 1954) volgde een secretariaatsopleiding. Als kind verzon ze poppenkastverhaaltjes en op haar zestiende schreef ze haar eerste jeugdboek. Het was ‘zo stroperig sentimenteel dat hele bladzijden gevlekt
Zoals vele Vlaamse auteurs onderhield ze haar vingeroefeningen in de reeks Vlaamse Filmpjes. Haar eigenlijke debuut was een roman voor volwassenen, Buiten regent het (1984). Voor haar tweede roman Thuiskomen in Combroukou (1985) ontving ze in 1985 de Emiel Vlieberghprijs. Ook haar eerste jeugdboek Tussen twee oevers (1985), een historische roman rond het beleg van Antwerpen in 1985, viel in de prijzen bij de Provincie Antwerpen. In de barokke taal was nog | |
[pagina 42]
| |
niet veel gesnoeid, maar de aandacht voor de ontwikkeling van de hoofdpersoon groeide. De persoonlijke strijd om een evenwicht in haar leven te vinden, spiegelde zich nog sterk in het probleemboek Help wij verzuipen (1986). Een ommekeer kwam er onder invloed van haar opleiding tot therapeute. Zij stapte definitief af van een geïdealiseerde schijnwereld en concentreerde zich op adolescenten met existentiële vragen en problemen. Psychologische diepgang, een genuanceerde karaktertekening en een vakkundige uitwerking tilden haar romans meteen uit boven de klassieke probleemromans. Als centrale thematiek van haar werk speelt de persoonlijke zoektocht en het opnemen van de eigen verantwoordelijkheid. Van Erkel past ze toe op jongeren in ongewone situaties. In Zes maal één is zeven (1993) volgt ze zes jonge criminelen
Toch moet ook een ervaren auteur als Van Erkel, die zich vlot tussen romans voor volwassenen, tieners en adolescenten beweegt, voortdurend zoeken naar evenwicht. In sommige romans overschaduwt de te nadrukkelijke stelling van de bezielde therapeute de nuancering van de gedreven auteur. In De hemel is geen huis (2002), het vervolg Leven op de rand verstikt de complexe thematiek het verhaal. Ook al zet Van Erkel opnieuw een indringend portret van een adolescent neer, stevige confrontatie en uitdieping krijgen hier geen kans. Oververzadiging | |
[pagina 43]
| |
schuiven het boek in de richting van het klassieke probleemboek. En bij overdosis gaan lezers eerder van de problemen smullen dan er over nadenken. Het blijft aftasten in Rimpels en geruis (1998), Ik kom je halen (2001) en Engel in rood (2003) Vaak problemen te over, maar de doorwerkte karakters, de hoge inlevingsfactor en de beeldrijke stijl zorgen voor voldoende nuancering. Haar vakmanschap als auteur én haar literaire kwaliteiten bewees ze in 2002 met het veelvuldig bekroonde Een dubbel vuurteken. De roman beschrijft de levensgeschiedenis van het Japanse meisje Saya. Haar zoektocht naar een eigen identiteit loopt gelijk met een cruciale periode in
| |
De structurele aanpak van Karel VerleyenGa naar voetnoot8.Karel Verleyen (Mechelen, 1938), zoon van de Vlaamse jeugdschrijver Cyriel Verleyen (1914-1983) is van opleiding leraar en jurist. Hij startte in het onderwijs, maar wisselde geregeld de klas voor een baan in het commerciële circuit en de journalistiek. Hij is een bijzonder productief auteur, die alle genres binnen het veld van de jeugdliteratuur beoefend heeft. Zijn oeuvre omvat ruim honderd titels. Wij beperken ons tot een doorsnede van zijn realistische en psychologische romans. Als auteur startte Verleyen in 1971 met klassieke avonturenverhalen, bevolkt door stoere, zwart-wit getekende helden en strak, rechtlijnig gestructureerd. In die eerste periode leerde hij de techniek van het schrijven. Na kritiek van zijn | |
[pagina 44]
| |
vader en van Fred de Swert op zijn vrijblijvende en clichématige verhaaltjes, gooide hij het roer om. Sindsdien volgde zijn schrijverscarriére de stroomversnelling waarin de Vlaamse jeugdliteratuur vanaf 1970 terechtkwam. In 1974 verraste hij de critici met het maatschappijkritische verhaal Dag stad, ik ben Sanja. In 1978 volgde Oejarak. De idee voor de verhalen bracht hij mee van zijn reizen naar Senegal en Groenland. Ze zijn actueler en genuanceerder dan zijn avonturenverhalen en de emoties van de kwetsbare Sanja en Oejarak krijgen meer aandacht dan de vroegere helden. In hetzelfde jaar won Verleyen met Bertus en de roepvogel de wedstrijd ‘Jeugdboek Gezinsleven’. De opdracht luidde een boek te schrijven over een eigentijdse gezinssituatie. Bertus en de roepvogel ademt de geest van de jaren zeventig, met trendy getekende volwassenen die geen oor hebben voor de problemen van
In de jaren tachtig maakten de specifieke kommer- en kwelboeken plaats voor meer genuanceerde en taboedoorbrekende kinderboeken. Verleyen experimenteerde met de vormelijke aanpak. Het gezichtspunt van de alwetende verteller ruimde plaats voor een veelzijdige invalshoek. In Het koele donker (1984) probeert hij voor het eerst een perspectiefwissel uit. Tijdens de komende decennia zou het een van zijn middelen blijven om een probleem veelzijdig te belichten. Naast probleemboeken voor kinderen schreef hij in die tijd ook thrillers die geënt waren op de hete actualiteit. In De doden hebben ongelijk (1983) nuanceert hij de problematiek niet alleen door een wisselend vertelstandpunt, maar hij last ook krantenknipsels en fragmenten uit nieuwsuitzendingen in. Die techniek verfijnde hij nog in de daarop volgende jaren om niet alleen de problemen, maar ook de personages veelzijdig te belichten. Dat gebeurt onder meer in Zeven dagen | |
[pagina 45]
| |
donker (1993), een verhaal rond het thema incest. Het verhaal is een compilatie van dagboekfragmenten, telefoongesprekken, krantenknipsels en gesprekken uit de klassenraad. Na 1990 sloeg Karel Verleyen, conform de tijdsgeest, met zijn kinderboeken opnieuw de rechte weg naar het avontuur in. Detective- en griezelverhalen, doorspekt met humor, bleef hij vasthaken aan hete maatschappelijke hangijzers. Vooral in zijn romans voor adolescenten is de evolutie van probleemboek naar genuanceerde, psychologische verhalen duidelijk. Centraal staat het worstelen met de grote levensvragen waarop jongeren geen antwoord krijgen. In De keuze (2001) gooit
Net als Van Erkel scoort Verleyen het best wanneer hij problemen opentrekt en in een breder perspectief plaatst. Prins van de leegte (1999) is een goed uitgebalanceerd verhaal rond ambitie en liefde. Vormelijk bereikt hij een literaire symbiose. Hij mengt het klassieke drama over Theseus en Ariadne met een parallel lopend hedendaagse verhaal en vermengt eigentijdse jongerentaal met de bloemrijke stijl van de Griekse tragedie. | |
Van persoonlijke problematiek tot literair vakmanschapZowel de kinderboeken van Brigitte Minne als de jeugdboeken en adolescentenromans van Gerda Van Erkel en Karel Verleyen weerspiegelen de persoonlijke groei van de auteurs. De thematiek volgt hun eigen interesse en individuele problematiek of is nauw met hun baan verbonden. Als auteurs groeiden ze door los te laten, door hun engagement in een breder perspectief te plaatsen zodat er ruimte kwam voor beter vormelijk, literair vakwerk. Hun werk bewijst dat de evolutie van het klassieke probleemboek tot een vakkundig uitgewerkte, realistische of psychologische roman sterk verbonden blijft met de persoonlijke groei van een schrijver tot volwaardig auteur. |
|