Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 18
(2004)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Met de wereld oneens
| |
‘Ceci n'est pas une pipe.’ Dit is geen probleemboekHet klassieke probleemboek geniet aan het begin van de eenentwintigste eeuw geen al te beste reputatie. Dat blijkt uit punt 11 in Ed Francks lijstje met ‘Ongewenste Boeken’ uit De Standaard van 13 maart 2003: Geen jeugdboeken meer over incest, drugs, kindermishandeling, aids, anorexia en aanverwanten. Nee, ook geen smakeloze, ik moet hard zijn. Deze problemen worden definitief verbannen naar de praatprogramma's met BV's of door de media gehypete eendagsvliegen, waar de brok in de keel, de weggepinkte traan en de tragische blik beter tot hun recht kunnen komen dan op papier.Ga naar voetnoot1. De sentimentele dramatiek is de belangrijkste reden waardoor het probleemboek aan zijn slechte naam gekomen is. De term verwijst in de huidige literatuurkritische context steevast naar onverteerbaarheid, een opeenstapeling van problematische situaties op verschillende niveaus van het maatschappelijke systeem en het dagelijkse leven (sociaal, psychologisch, economisch, medisch, politiek) die met grote explicietheid worden behandeld. En, dat is bekend, over- | |
[pagina 11]
| |
daad schaadt. De humorloze pathetiek en dramatiek van het probleemboek leidden tot de boutade van het ‘kommer en kwel-boek’: het is een en al ellende wat de klok slaat. Een heleboel auteurs distantiëren zich vandaag in interviews expliciet van het genre, en verkiezen termen als ‘confronterend’, ‘eerlijk’, ‘realistisch’ boven het negatief gekleurde label probleemboek. ‘Hoe raar het ook mag klinken: het is volgens mij niet zozeer een probleemboek geworden, maar wel een confronterend boek’, stelt Dirk Bracke bijvoorbeeld over Het engelenhuis.Ga naar voetnoot2. Uit de frequente en tegenstrijdige formulering blijkt hoe auteurs gewrongen zitten met deze terminologie. Zo schreef Rindert Kromhout in de Volkskrant over het eerste Buster-boek: De wereld van Buster is bijzonder doordat het ondanks alle problemen geen probleemboek is. Integendeel, het is een heerlijk verhaal.Ga naar voetnoot3. Ook de meeste recensenten keuren probleemboeken expliciet af: Met het mes op tafel is het eerste boek dat ik van Cynthia Voigt heb gelezen. In eerste instantie was ik bang dat het zo'n probleemboek zou zijn zoals collega Carry Slee schrijft. Een verhaal waarin de oplossing ook gegeven wordt. Maar niets is minder waar. Het is een prachtig boek waarin een meisje op zoek is naar zichzelf in een strijd die te maken heeft met incest. Dit thema van het boek is vanaf het begin duidelijk maar wordt niet expliciet genoemd. Het is een knap heel subtiel geschreven werk.Ga naar voetnoot4. Hier wordt het probleemboek gelijkgesteld aan een verhaal waarin de oplossing ook gegeven wordt en waarin de lezer moeilijke thema's expliciet, zonder subtiliteit voorgeschoteld krijgt. Desondanks blijven probleemboeken populair bij jonge (en sommige oudere) lezers, dit vaak tot frustratie van ouders en leerkrachten. De verklaring die de critici vaak geven voor dat succes is de sensatiezucht van de lezer of een geheim voyeuristisch verlangen. Dat bepaalde uitgeverijen zich van de aantrekkingskracht van veel lijden bewust zijn, blijkt uit de coverteksten van sommige recente uitgaven: | |
[pagina 12]
| |
Een hartverscheurend verhaal over afscheid nemen, rouwen en loslaten. (bij een prentenboek over de dood van een konijn)Ga naar voetnoot5. Een dramatisch verhaal over verlies, eenzaamheid en pesterijen. (bij een jeugdboek over dood van de vader, gedwongen verhuizing en sociale moeilijkheden)Ga naar voetnoot6. Een aangrijpend verhaal over een wanhopige jongen en een meester die hem probeert te helpen. (bij een kinderboek over mishandeling)Ga naar voetnoot7. ‘Hartverscheurend’, ‘dramatisch’, ‘aangrijpend’ en ‘wanhopig’ fungeren als lokroepen die nog steeds veel lezers aantrekken. Op sommige covers staat het probleem nog duidelijker aangekondigd: boven de titel van Een ster voor Amber bijvoorbeeld, prijkt het label ‘de dood van een vriendje’.Ga naar voetnoot8. Hoewel rechtlijnige probleemboeken in de huidige literatuurkritiek klaarblijkelijk alom verguisd worden, is hun invloed op de hedendaagse jeugdliteratuur onmiskenbaar. In boeken over drugs of kindermisbruik zie je steeds dezelfde patronen opduiken, patronen die in de jaren 1970 en '80 voor het eerst duidelijk vorm kregen. Zo is Blauwe plekken van Anke de Vries (1992) een veelvuldig gekloonde klassieker. | |
Het probleemboek vandaagDit artikel en de keuze voor een themanummer van Literatuur zonder leeftijd over het probleemboek voor kinderen en jongeren verwijzen naar de relevantie van het onderwerp binnen de reflectie over ontwikkeling en tendensen in de kinder- en jeugdliteratuur. Om recht te doen aan de specifieke verdiensten, functies, mogelijkheden en beperkingen van dit subgenre in de kinder- en jeugdliteratuur, is het nuttig en nodig inzicht te krijgen in de ontstaanscontext van de nieuw-realistische fictie voor kinderen en jongeren. Wanneer men lacherig of schamper de hele productie aan probleemboeken van tafel veegt, riskeert men als criticus voorbij te gaan aan een cruciaal moment in de geschiedenis van de westerse kinder- en jeugdliteratuur. Het probleemboek vandaag kan beschouwd worden als de problematische, verguisde erfenis van de nieuw-realistische kinderliteratuur uit de jaren zeventig. Een analyse van de belangrijkste kenmerken van deze literaire productie kan aantonen welke elementen nog steeds levens- | |
[pagina 13]
| |
krachtig blijken te zijn. Bovendien wordt beter zichtbaar wat de nieuw-realistische omwenteling heeft betekend voor de evolutie van de kinder- en jeugdliteratuur, en hoe de hedendaagse productie ondenkbaar zou zijn zonder de fase van het probleemboek. Bepaalde strategieën of kenmerken in de setting, de uitwerking van de plot of de uittekening van de personages in het genre van de probleemboeken blijken onverwachte en boeiende allianties aan te gaan met andere tradities en subgenres in de kinder- en jeugdliteratuur zoals fantasy, historische roman, sprookjesbewerking of filosofisch verhaal. Een concrete analyse van enkele voorbeelden van zulke bondgenootschappen ondersteunt de stelling dat rechtlijnige probleemromans in de huidige appreciatie meer en meer het veld ruimen voor complexere constructies, voor de invraagstelling van een zuiver mimetische poëtica, voor omwegen, dwaalwegen en ‘krullen’. | |
Vrolijke vechtlust: ontstaansgeschiedenis van het probleemboekIn de continentale traditie van de kinder- en jeugdliteratuur vertrekken de belangrijkste impulsen voor de ontwikkeling van wat later het ‘probleemboek’ zou worden genoemd onmiskenbaar van Duitsland. Het ontstaan en de evolutie van het probleemboek in de kinder- en jeugdliteratuur kaderen in de ontwikkeling naar realisme en maatschappelijke betrokkenheid in de literatuuropvattingen vanaf de jaren zestig. Het klimaat van progressieve studentenbewegingen, van de seksuele bevrijding in de jaren zestig en het pedagogische, anti-autoritaire revolutionaire gedachtegoed van de jaren zeventig, vormden uitgangspunten voor het uitstippelen van een nieuw traject voor de kinder- en jeugdliteratuur, de kritiek ervan en de omgang ermee in leer- en leefomgevingen zoals school en jeugdbeweging. De verhouding tussen kinderliteraire kritiek en kinderliteratuur verschilt op een fundamentele manier van de huidige situatie: programmatische en theoretische teksten over hoe de nieuwe jeugdliteratuur eruit moeten zien, gaan immers aan de eigenlijke productie van teksten voor kinderen en jongeren vooraf. Peter van den Hoven verwijst eveneens naar de invloed van de theoretische en kritische werkgroepen in de Nederlandse context op de uiteindelijke productie van kinder- en jeugdliteratuur: als antwoord op de sturende aanwezigheid van deze werkgroepen ‘worden er boeken geschreven en uitgegeven die min of meer beantwoorden aan de nieuwe inhoudelijke criteria. Zo komt de uitgeverij Lemniscaat (...) met de zogenaamde 14+serie, waarin veel probleemliteratuur uit Scandinavië wordt vertaald.’Ga naar voetnoot9. | |
[pagina 14]
| |
In veel gevallen blijven de aanzetten zelfs beperkt tot gedreven, ideologiekritische argumentatie. De uitwerking van deze literatuur blijft steken in de planfase voor een ingrijpende verandering: het blijft dan in deze eerste fase bij slogans en pamfletten eerder dan dat er werkelijk iets verandert in de literatuur. De critici in deze woelige periode schuwden conflicten niet en de veelzeggende titels van pamfletten en programmateksten stralen deze vrolijke vechtlust uit. Hille Jan Breitenreichers publicatie over alternatief kleuteronderwijs Kinderläden. Revolution der Erziehung oder Erziehung zur Revolution (Reinbek, 1971) lokt prompt Wipperbergs traditionalistische tegenreactie uit met als ironische titel Die heile Welt des fröhlichen Klassenkampfes (Jugend und Buch 20, 1971).Ga naar voetnoot10. | |
Nieuw-realisme: functies en eigenschappenDe nieuw-realistische kinder- en jeugdliteratuur in de jaren zeventig en tachtig in Duitsland, Scandinavië en het Nederlandse taalgebied ontstond met andere woorden allerminst vanuit de impuls van de auteur om uitdrukking te geven aan haar of zijn individuele artisticiteit. Dit heeft belangrijke gevolgen voor de functionaliteit van deze literatuur, en voor haar inhoudelijke en vormelijke eigenschappen. De pedagogische en politieke functie van deze publicaties primeerde zonder twijfel op het literatuur-esthetische aspect van de leeservaring. De jeugdliteratuur wordt als invloedrijk instrument van bewustmaking en socialisatie in dienst genomen van een links en progressief georiënteerde ideologiekritiek. Deze uitgangspositie zorgt ervoor dat in de eerste plaats aandacht wordt besteed aan informatieverstrekking, aan de inhoudelijke plot, aan de sociaaleconomische en politieke kadering van het verhaal. Psychologische uitdieping van de personages was in eerste instantie alleen gewenst wanneer dit relevant was voor het portretteren van het probleem. Esthetische en gewild literaire strategieën worden in het beste geval als franje geduld, in het slechtste als irrelevant en overbodig geschrapt. Inhoudelijk steunt het nieuw-realistische probleemboek op twee pijlers, die ook meteen markeren op welke twee punten het probleemboek zich vooral afzet tegen de bestaande kinder- en jeugdliteratuur van - grosso modo - de eerste helft van de twintigste eeuw. Ten eerste wordt afgerekend met de definiëring van de kinderboekenrealiteit als een harmonieus kinderparadijs. Ten tweede worden patriarchale autoriteit en stereotiepe genderpatronen niet langer kritiekloos geko- | |
[pagina 15]
| |
pieerd. Malte Dahrendorf schetst zeer duidelijk de burgerlijke verstarring van het kinderboek, en de problematische ideologische gevolgen hiervan. Volgend citaat beschrijft de doorsnee kind-protagonist in het kinderboek tot de jaren vijftig en begin jaren zestig en verbindt de portrettering van een harmonieuze schijnwereld met de aanvaarding van bestaande machtsverhoudingen: Das Kind des westdeutschen Kinderbuchs ist leicht lenkbar. (...) Es wird ihm klargemacht, dass es sich lohnt, zu gehorchen und hinzunehmen. (...) Es lebt in bejahenswerten Verhältnissen und wird deshalb vorzugsweise zu Bejahung und Zustimmung erzogen. Sein ‘Glück’ hängt geradezu davon ab, ob es zu lernen bereit ist, die Verhältnisse zu bejahen.Ga naar voetnoot11. De kinderliteratuurcritici en in tweede instantie de auteurs ervan gaan tegen deze traditie van de portrettering van een ‘heile Welt’ en het behoud van de status quo in. Ze pleiten voor een benadering van de werkelijkheid in de literatuur die maximaal mimetisch is. De docu-roman, literatuur waarin ook gebruik wordt gemaakt van krantenknipsels, juridische verslagen, politieke rapporten, mag als extreem voorbeeld van een mimetische poëtica gelden. De anonieme, geïndustrialiseerde, vaak vervuilde en armoedige grote stad wordt nu de uitverkoren setting voor verhalen die handelen over actuele problemen in de realiteit, over moeilijkheden en meningsverschillen tussen generaties. De kinderboekenproductie staat sterk in het teken van verlichte waarden als emancipatie en antiautoriteit. Kinderen worden geportretteerd als sterke, handelingsbekwame protagonisten die op een rationele en vaak inventieve manier proberen het hoofd te bieden aan moeilijke omstandigheden. An Rutgers van der Loeff, Gerda Van Cleemput en René Swartenbroekx in het Nederlandse taalgebied; Peter Härtling, Uwe Wandrey, Hans-Christian Kirsch, Susanne Kilian, Jochen Gelberg en Monika Sperr in het Duitse taalgebied zijn auteurs die als typische vertegenwoordigers en erfgenamen van deze nieuw-realistische kinderliteratuur kunnen gelden. | |
Politieke versus esthetische opvoedingZoveel aandacht in de jaren zeventig werd besteed aan de inhoud van de verhalen, zo weinig belang hechtte men aan de vormelijke, narratologische en stilistische eigenschappen, noch aan de kwaliteit van uitgave of illustraties. Wat het Russische structuralisme als ‘literariciteit’ van een tekst analyseerde, kort samen- | |
[pagina 16]
| |
gevat alle narratologische en stilistische eigenschappen die de afstand markeren tussen literaire en functionele teksten, wordt in hoge mate buiten beschouwing gelaten in de progressieve, nieuw-realistische literatuur van de jaren zeventig en tachtig. In dit opzicht maakt een analyse van de ontwikkelingsgeschiedenis van de probleemroman attent op een bijzondere verschuiving in het landschap van de kinderliteraire kritiek. In de actuele kinderliteratuurkritiek wordt vernieuwing eerder geassocieerd met en gemeten aan esthetische, vormelijk literaire criteria. In de poëtica van de jaren zeventig en begin jaren tachtig lagen echter vooral in de inhoudelijke uitwerking en de mimetische sterke van een werk de ingrediënten voor waardevolle vernieuwing en progressiviteit. In een appèl aan de literatuurtheorieën van Georg Lukács en Ernst Bloch legt men ook voor de kinderliteratuur de nadruk op het politiek-maatschappelijke gehalte van de kinder- en jeugdliteratuur. De waarde van de esthetische lectuurervaring als zodanig heeft afgedaan. Dieter Richter houdt in Das politische Kinderbuch een pleidooi om ‘[d]en Begriff der schönen Literatur [zu] überwinden (...) Aufgabe kritischer Literaturwissenschaftler und -pädagogen ist es vielmehr, sich in erster Linie mit denjenigen sprachlichen Produktionen zu beschäftigen, die sich durch ihren hohen Grad an bewusstseinsbildender Relevanz auszeichnen.’Ga naar voetnoot12. In dat opzicht biedt de geschiedenis van de nieuw-realistische kinderliteratuur eens een ander perspectief op de esthetische wending die de kinder- en jeugdliteraire kritiek in de laatste decennia heeft doorgemaakt. Er wordt namelijk duidelijk hoe deze artistieke invalshoek in dienst kan genomen worden van een conservatief wereldbeeld. Exclusieve aandacht voor literair-esthetische kwaliteit kan de waakzaamheid ten aanzien van de in de literatuur getransporteerde ideologie immers laten verslappen. De progressieve literatuurkritiek van de jaren zeventig verkiest de nieuw-realistische, mimetische poëtica van de probleemroman boven de principes van een door hen als massief en manifest anti-verlicht begrepen artistieke opvoeding: ‘Denn die Kunst, durch die und zu der erzogen werden sollte, wurde ihrer alten Erkenntnisträger-Funktion weithin entkleidet, von der Realität des Lebens getrennt und begriffen als Vehikel anti-rationaler Welterfahrung’.Ga naar voetnoot13. De literatuuropvattingen van deze periode staan in het spanningsveld tussen opvoeding en ontspanning, tussen informatie en leesplezier bijzonder opvallend aan de pool van opvoeding en informatie. Hun gebrek aan kritische aandacht en aan een genuanceerd begrippenapparaat voor de beoor- | |
[pagina 17]
| |
deling van de esthetische kwaliteiten en de literaire vormgeving van de kinderliteraire productie wordt hen vandaag de dag bijzonder kwalijk genomen. Deze negatieve houding straalt verder uit op het genre van het probleemboek. | |
Een babylonische spraakverwarringOver de term ‘probleemboek’ bestaat behoorlijk wat verwarring. Een ontleding van de term zou leiden tot de definitie ‘een boek over problemen.’ Een eenduidige definitie van het woord ‘probleemboek’ vind je vrijwel nergens, en de bijna-synoniemen die met de term geassocieerd worden maken duidelijk dat de grenzen van deze categorie niet precies afgebakend zijn. In het Engels vind je zowel de term ‘problem book’ als ‘new realism.’ Beide worden gezien als subcategorieën van ‘realistic fiction.’ Ook Peter van den Hoven ziet het probleemboek als een onderdeel van de realistische jeugdliteratuur, meer bepaald als hyperrealistische of felrealistische boeken.Ga naar voetnoot14. Door toevoegsel van de voorvoegsels ‘hyper’ en ‘fel’ wordt het woord ‘realistisch’ al meteen gerelativeerd: is het mogelijk om een gradering aan te brengen in het concept realisme? Is een verhaal ofwel realistisch ofwel onrealistisch? Of kan het zijn dat verhaal A al redelijk realistisch is, maar verhaal B nog net iets realistischer? En wat realistisch is (of lijkt) voor de een, is het dat ook voor iemand anders? Het gebruik van het begrip ‘mimetisch’, waarmee naar een poëtica wordt verwezen die de intentie heeft een realistische afspiegeling van de realiteit weer te geven in het medium literatuur, kan in deze context voor opheldering zorgen. De verhouding tussen de psychologische roman en het probleemboek is eveneens onduidelijk. Is de één een subcategorie van de andere? Of is de psychologische roman, die zijn bloeiperiode vooral in de tweede helft van de jaren tachtig kende, een voortzetting van het probleemboek uit de tweede helft van de jaren zeventig en de eerste helft van de jaren tachtig? Hoewel in alle probleemboeken een persoonlijk of sociaal probleem centraal staat, is niet elk boek over problemen een probleemboek. Wanneer je de inhoudelijke beschrijving leest van de volgende boeken, zou je ze meteen op de bovenste plank van de kommer en kwel klasseren: Een weesjongen met een lichte verminking in het gezicht wordt gepest door de familieleden bij wie hij inwoont. Hij wordt ondervoed en heeft geen eigen kamer, maar moet slapen in een kast in de gang. Wanneer er voor de jongen eindelijk hoop is op een betere toekomst, proberen zijn pleegouders dat op alle mogelijke manieren te verhinderen. | |
[pagina 18]
| |
Een geadopteerd tienermeisje wordt verstoten door haar pleegouders die niet meer voor haar kunnen zorgen. Ze gaat werken in een gezin maar wordt door de zoon des huize verkracht en mishandeld. Het kind dat ze van hem verwacht moet ze afstaan. Bij een natuurramp kort daarna komen bijna alle personages uit het boek om het leven. De vader van een tienjarig meisje is aan de drugs, haar moeder is impulsief en neemt allerlei beslissingen waar haar dochter moeilijk vrede mee kan nemen. Het kind vindt alleen troost bij haar grootouders, maar ook daar loopt het mis: grootvader sterft. Bovendien blijkt een huwelijk met haar vriendje later onmogelijk omwille van een religieus conflict. Niemand zou Harry Potter (J.K. Rowling), De Slavenring (Simone van der Vlugt) of Polleke (Guus Kuijer) zonder meer categoriseren als kommer-en-kwelliteratuur. Het probleemboek wordt dus blijkbaar niet bepaald door het aantal problemen dat erin voorkomt, want dat zijn er in alle drie de boeken flink wat. Het is trouwens moeilijk om een jeugdboek zonder enig probleem of conflict te vinden. De meeste fantasy-verhalen beginnen met een probleemsituatie: het hoofdpersonage is net verhuisd, voelt zich eenzaam of wordt gepest, en de fantasiewereld fungeert vaak als een vluchtoord.Ga naar voetnoot15. En in de historische roman ziet de situatie er meestal niet rooskleuriger uit: oorlogen en hongersnood, vreselijke ziektes (melaatsheid, pest, TBC) en onrechtvaardige machthebbers maken de voorstelling van het leven vroeger niet fraaier dan vandaag. | |
Probleemboek: een hopeloos geval?Het rechtlijnige kommer en kwel-boek lijkt aan het begin van de eenentwintigste eeuw definitief verbannen naar de pulp, of wordt als een overblijvende getuige van een voorgoed voorbije fase in de kinder- en jeugdliteratuur beschouwd. Toch moet je het kind niet met het badwater weggooien en blijken er wel elementen uit het probleemboek te bestaan die, soms in combinatie met andere genres, soms door een accentverschuiving, een nieuw leven gekregen hebben. Eén van de belangrijkste verdiensten van de hele traditie van het probleemboek en de nieuw-realistische poëtica bestaat in het ter sprake brengen van een hele reeks problemen en taboethemata. De integratie van deze onderwerpen die nu vaak een dominant gegeven in de kinder- en jeugdboekenpro- | |
[pagina 19]
| |
ductie uitmaken is in het licht van anderhalve eeuw burgerlijke kinderliteratuur en ‘heile Welt’-poëtica (de hele negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste) niet zo vanzelfsprekend als het vandaag lijkt, en heeft voor een broodnodige dynamisering - soms zelfs dynamiet - gezorgd in de verkrampte kinderboekenwereld. Sheila Egoff beschrijft het verschil tussen ‘realistic fiction’ en ‘problem books’ als volgt: Realistic fiction and its sub-genre, the problem novel, both use similar themes having to do with conflict and crisis in children's lives. But while the realistic novel may have conflict at its heart, this is integral to plot and characterization, its resolution has wide applications, and it grows out of the personal vision of the writer. In problem novels the conflict stems from the writer's social conscience: it is specific rather than universal, and narrow in its significance rather than far-reaching.Ga naar voetnoot16. In het rechtlijnige probleemboek staat het probleem zelf centraal, en worden personages vooral gedefinieerd op basis van hun relatie tot dat probleem (slachtoffer, dader, getuige, helper). Het is alsof de auteur eerst het probleem in gedachte had, en niet vertrok van een verhaal dat hij of zij wilde vertellen. Deze inschatting beantwoordt inderdaad aan de ontstaanssituatie van het probleemboek in zijn beginjaren en in bepaalde gevallen ook nog vandaag, wanneer bijvoorbeeld een verenging of zelfhulpgroep beroep doet op auteurs van kinderen jeugdliteratuur om met een reeks boeken een bepaald onderwerp waarop een taboe rust of waar omheen veel vooroordelen en stereotiepen bestaan op een respectvolle en informatief juiste manier in de maatschappelijke aandacht te brengen.Ga naar voetnoot17. In het ruimere genre van het realistische jeugdboek wordt het probleem in een maatschappelijke én literaire context geplaatst. Het universele uit het citaat van Egoff kan bijvoorbeeld concreet bereikt worden door een creatief gebruik van intertekstuele verwijzingen en metaforen. Zo wordt er in twee recente realistische jeugdboeken over ziekte of dood verwezen naar De Gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren (een fantasieverhaal). In Virenzo en ik van Mireille Geus put het hoofdpersonage troost uit dat boek nadat zijn vriendje Virenzo verdronken is. In Slaap als een roos van Jaak Dreesen lezen vader en moeder De | |
[pagina 20]
| |
Gebroeders Leeuwenhart voor aan Rozeke, een klein meisje met een ongeneeslijke kanker. Het einde van het boek valt samen met het moment van haar dood: De uren gaan traag voorbij. Door de verbinding met het fantastische verhaal-in-het-verhaal over de Gebroeders Leeuwenhart krijgt dit realistische verhaal over Rozeke een bredere universele betekenis. Het wordt meer dan het drama van één gezin dat een vrolijk kind systematisch ziet achteruitgaan en uiteindelijk sterven. Het groeit tot een verhaal over de onvoorspelbaarheid en onrechtvaardigheid van leven en dood, en over de hoop op een weerzien na de dood. Net als in Slaap als een roos eindigt ook Virenzo en ik met een echo van De Gebroeders Leeuwenhart: ‘Kruimel Leeuwenhart,’ zei Jonathan, ‘ben je bang?’ Ik drukte mijn rode pet vaster op mijn hoofd en voelde de aanwezigheid van Virenzo, mijn verbondenheid met hem, ik zag de ogen van Ewan en ik was niet bang. Helemaal niet bang.Ga naar voetnoot20. Opnieuw zorgt het intertekstuele verband voor een universele betekenis. Hier gaat het niet alleen over het verlies na de dood van een vriend, maar over een over een diepmenselijke angst: angst voor de dood, maar ook angst om jezelf te laten gelden. In de twee verhalen staat een verbondenheid over de dood heen centraal en in beide boeken helpt een overleden vriend (of broer) het | |
[pagina 21]
| |
hoofdpersonage om zijn angst te overwinnen. Het zoeken en vinden van taal om een bepaald probleem of een scala aan emoties ter sprake te brengen, wordt in de hedendaagse nieuw-realistische fictie gethematiseerd als een beheersings- en veranderingsstrategie. Het gebruik van metaforen, van expressief klankspel en van een motiefweefsel verleent interne samenhang aan een literair werk. De aandacht voor een ingenieus vormgegeven kleurensymboliek en een opvallende vogel- en vluchtmetaforiek stelt de protagonist Mira(belle) in Charlotte Gingras' Als een vogel in een kooi in staat om de moeilijke verhouding met haar moeder en haar claustrofobe levenssituatie te begrijpen, te beheersen en - hoopvol aangeduid in de laatste bladzijden - actief te veranderen, haar vleugels uit te slaan. In het begin van het verhaal staat de naar de grond kijkende ik-figuur die aan de arm van haar moeder door een grijze Mispelstraat wandelt, in schril contrast met haar telkens opnieuw gefnuikte verlangen om als een roofvogel boven de wereld te scheren. Ik kijk naar de stoeptegels die onder mijn voeten voorbijkomen. Ik verlies mij in die tegels. Ik ben een ruigpootbuizerd, een slechtvalk, ik hang in de lucht boven velden van tegels, oneffenheden, spleten en barsten, op zoek naar een prooi.Ga naar voetnoot21. Hoop wordt literair vormgegeven door de statische, in de lucht hangende slechtvalk in één van de laatste scènes te vervangen door de beweging van een vertrekkende vlucht sneeuwganzen. Ik teken als een furie, lijnen, bewegingen, een wervelwind. Ik schets supersnel, geen tijd om de lichamen af te werken - alleen de beweging. Mijn hand schiet heen en weer over het papier. Mijn hand, hun geschreeuw, mijn ogen, hun vleugels, alles wit, mijn lichaam, de hemel, de ganzen, ik vlieg, ik, zij! Miljoenen! Ik ben Mira, het meisje dat kijkt!Ga naar voetnoot22. De dynamiek van de opvliegende vogels, de scheppende kracht van Mira die in haar meer dan gemiddelde tekentalent een belangrijke weerstandsstrategie heeft ontdekt, de vervaging én de herstelling van de grenzen tussen de waarnemer en het waargenomene: het complexe en toch niet opdringerig aanwezige motiefweefsel in dit boek geeft kleur, klank en lichaam aan een sociaal-psycho- | |
[pagina 22]
| |
logische probleemschets over wat in klinisch-koude taal een angstig-gestoorde hechtingsrelatie tussen moeder en dochter zou heten. | |
Kleine kinderen, kleine problemen?In de jaren '70 en '80 bestond het doelpubliek van de probleemroman voornamelijk uit jongeren, sindsdien is heeft het genre ook een invloed gehad op boeken voor een jongere lezersgroep. De uitbreiding van de benedengrens van het probleemboek is naast de esthetische universalisering een tweede ‘moment’ in de hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur dat voor een verderleven en -groeien van het genre zorgt. Door rekening te houden met de grenzen van het emotionele bevattingsvermogen van een jonge lezer werd de hardheid van het probleemboek een stuk afgezwakt, en kreeg niet zozeer de beschrijving van het probleem als wel de hoopvolle oplossing ervan een centrale plaats. Uit de coverteksten kan je die onmiskenbare dwang om het probleemverhaal af te sluiten met een moment van hoop duidelijk afleiden: In dit realistische maar hoopvolle boek wordt haar ziekte en dood beleefd door haar beste vriendje Robin.Ga naar voetnoot23. Een aangrijpend verhaal dat je stil maakt. Over afscheid nemen en verdriet, maar ook over hoe je met dat verlies leert omgaan.Ga naar voetnoot24. Af en toe bedriegt de begrijpelijke behoefte aan een hoopvolle omgang met verdriet en verlies het recht op deze emoties, en schuift de auteur uit op de laatste bladzijde, wanneer alles als bij toverslag op zijn pootjes terechtkomt: een huisje met een tuin, en een voor altijd lachende papa-foto in Ludo Enckels' Verwondingen; of de aankondiging dat uiteindelijk alle verdriet en pijn na de dood van een zusje zullen verdwijnen in het prentenboek Eva in het land van de verloren zusjes van Thierry Robberecht zijn voorbeelden van leugenachtige troost. | |
Roodkapje in Brussel-Noord: generiek patchworkIn derde instantie blijkt de combinatie met andere genres productief, en in staat om een bepaald betekenispotentieel van de nieuw-realistische fictie te redden en over te brengen naar een literair product dat beter aansluiting vindt bij de huidige kinderliteraire poëtica. Aan veel hedendaagse probleemboeken wordt de | |
[pagina 23]
| |
nodige humor of spanning toegevoegd om het lijden wat te relativeren of om de aandacht even af te leiden. De terminale ziekte van een neefje in Voor altijd bij jou van Karla Stoefs verschuift even naar de achtergrond wanneer de twee hoofdpersonages een geheim uit de Tweede Wereldoorlog proberen te ontsluieren. En zowel Lena in Lena Lijstje (Francine Oomen) als Polleke in Voor altijd samen, amen (Guus Kuijer) verzachten hun pijn met grappige gedichtjes, prenten, briefjes en lijstjes. Weinig boeken die in 2003 werden uitgegeven, schetsen de wereld zo grimmig als Roodlapje van Pieter Gaudesaboos.Ga naar voetnoot25. Dit verhaal over een meisje dat gepest wordt, krijgt een nieuwe, universele betekenis in de uitnodiging om onze lectuur te combineren met echo's uit ‘Roodkapje.’ Ondanks de zware thematiek werd het boek positief onthaald. Het probleemboek wordt vaak bekritiseerd omdat er teveel geëxpliciteerd wordt: de lezer krijgt de pap in de mond en hoeft alleen te kauwen en te slikken. In Roodlapje daarentegen moet de lezer veel meer een eigen inbreng doen om de problemen van het hoofdpersonage te kaderen en te begrijpen. Er is geen verteller en geen doorlopende tekst, alleen indrukken. Die indrukken zijn heel divers, en vragen soms behoorlijk veel van het emotionele bevattingsvermogen van de jonge (van elke?) lezer. Van foetussen in een plastic verpakking, computerspelletjes en negentiende-eeuwse kinderprenten tot postkaarten met foto's van uitgebrande auto's, klaslokalen, verlaten stationperrons en spek met bonen. In de tekst komen een paar herhalingen telkens terug, zoals ‘kom dan toch’ en ‘ik ben nooit alleen. nooit. of toch. soms.’ Hoewel het moeilijk is een interpretatie te vormen die alle elementen omvat, wijzen de tekstfragmenten erop dat het hoofdpersonage verwaarloosd wordt door haar ouders en gepest door haar leeftijdsgenootjes. De deprimerende foto's dragen bij om een beeld te scheppen van de sociale situatie waarin het meisje opgroeit. De ellende wordt hier niet van de daken geschreeuwd (en ook niet opgelost), maar eerder getoond. De intertekstuele verwijzingen naar ‘Roodkapje’ (de naam van het hoofdpersonage en een scène in het bos) plaatsen de eenzaamheid van het kind opnieuw in een bredere context, en toont tegelijkertijd hoe kunstmatig het happy end van sprookjes (en veel probleemboeken) is: niet alleen is het gevaar van de hedendaagse maatschappij veel complexer dan een hongerige wolf, ook de oplossing wordt een stuk minder eenvoudig. De uitzichtloosheid van de situatie wordt immers gesuggereerd in sommige tekstfragmenten: | |
[pagina 24]
| |
'k heb 't altijd zo geweten.
Misschien was 't vroeger anders
maar dat ben ik vergeten. (...)
Maar waarom, nee dat weet ik niet’
het was zo van in 't begin.
En nu terug veranderen,
dat heeft toch echt geen zin.
Om de gelatenheid van de personages en de stille pijn van dit kind uit de teksten beeldknipsels af te leiden moet de lezer gefragmenteerde indrukken interpreteren en kaderen. Dit vraagt zelfs aan de geoefende lezer een grotere inspanning dan het gemiddelde kommer en kwel boek, maar biedt ook een rijkere en persoonlijke leeservaring. | |
Een-nul voor de filosofieIn veel hedendaagse probleemboeken vind je een weerslag van ideeën uit de filosofie. Ook op die manier kan het probleemboek zijn beperkte relevantie en literaire waarde overstijgen, en dit zowel in uitgaven voor jonge als oudere lezers. Een-nul voor de autisten van Karlijn Stoffels nodigt bijvoorbeeld (impliciet) uit tot nadenken over de menselijke waarneming en psychologie. De covertekst van deze adolescentenroman maakt duidelijk dat het een probleemboek is: ‘Op de dag dat ze vijftien wordt zit Loes in een psychiatrisch centrum. Veel te vieren is er niet, want je zit in de psychiatrie “omdat er iets in je kop scheef zit en niet omdat je een slechte adem hebt.”’ De therapie lijkt te helpen want Loes gaat zich steeds minder impulsief gedragen en leert met haar angsten omgaan. Maar wanneer ze met een therapeut over haar gevoelens praat, wordt haar hele wereld door elkaar geschud: ‘Agnes is gewoon een struikelblok in het hier en nu.’ | |
[pagina 25]
| |
kilte die ik eerst voelde een hittegolf leek. Misschien was mijn afgrijzen van de onechtheid van Strandlust zelf ook weer een ‘overdracht’. Was ik ooit in zo'n situatie geweest als nu, in een filmdecor waar alles nep was en gespeeld? Herinnerde ik me dat gevoel, uit die tijd? Voelde ik de herinnering?Ga naar voetnoot26. Loes' probleem en de manier waarop dit probleemboek is opgevat, reiken verder dan een psychiatrische thematiek. Impliciet raakt deze reflectie aan de existentiële twijfel aan de ‘echtheid’ van elke menselijke ervaring. Want in hoeverre blijft de projectie van gevoelens beperkt tot de klinische ruimte? Bestaat er in het postmoderne tijdperk van het ‘spectacle’ en de virtuele realiteit wel zoiets als ‘echte gevoelens’, authentieke ervaring? In welke mate wordt elke menselijke waarneming vooraf bepaald door projecties en eerdere ervaringen? Onder andere door deze bredere filosofische implicaties is Een-nul voor de autisten meer dan een docu-drama over jongerenpsychiatrie, maar nodigt het boek de lezer uit na te denken over zijn of haar eigen, als vanzelfsprekend aangenomen, veronderstellingen. | |
Koppige krullenIn een dergelijke lectuurervaring schuilt een belangrijk potentieel van literatuur als zodanig. In een heel ander stijlregister en voor veel jongere lezers laat het probleem-prentenboek Krullen van Hilde Vandermeeren en Tim Polfliet (ill.)Ga naar voetnoot27. het enge nieuw-realisme van het probleemboek eveneens ver achter zich. Poëtisch in taal en tekeningen schetst dit verhaal twee tegenovergestelde manieren om de afwezigheid van een ouderfiguur en de dood van een kind te begrijpen en te bevatten. Met een kinderlijk-koppige logica en een onaantastbaar geloof in wensmensen en Sneeuwwitjes kasteel bezweert de ik-figuur de ernstige ziekte en onvermijdelijke dood van zijn zus Liesl. Wanneer hij uit een gesprek met de dokter opvangt dat ‘het’ nog zal duren ‘tot de blaadjes van de bomen vallen’, knoopt hij blaadjes met touw en ‘zeker wel drie knopen’ om de takken van de bomen - waarmee hij weliswaar toont dat hij begrijpt hoe de situatie is (hij weet wat ‘het’ betekent), maar zich tegelijkertijd niet neerlegt bij de situatie. Moeder echter confronteert zichzelf en haar omgeving met de naakte feiten: ‘“Je papa is weggegaan en je zus is dood”, zegt ze.’ Ze zegt dat haar zoon niet recht denkt, maar in krullen. De makers van dit prentenboek weigeren een harmoniserende bespiegeling op het einde. De volgehouden spanning tussen het rechte en het krullerige perspectief van de volwassene en het kind weerspiegelt de | |
[pagina 26]
| |
niet op te heffen verontwaardiging over de dood van een kind. (...) ik weet wat mijn papa en mijn zus nu doen. Mijn papa doet iets heel belangrijks. Misschien is hij wel een wenmens in een heel ver land. Misschien bouwt hij kastelen in het land van Sneeuwwitje. Of verkoop hij er braadworsten. Dat is ook belangrijk. En mijn zus woont nu in een kasteel met gouden torentjes. En iedere dag komt Sneeuwwitje op bezoek. Mama gelooft het niet. ‘Je papa is weggegaan en je zus is dood’, zegt ze. Maar zij denkt dan ook recht. En ik denk in krullen. Een uitnodiging aan de hedendaagse kinder- en jeugdboeken over problemen om in krullen te denken, om kleur en klank te geven aan de taligheid waarmee de realiteit vorm krijgt, om flarden rode lapjes en pollekes toe te voegen, om de grenzen tussen wat normaal is en wat niet te laten vervagen? Elk probleemboek, vanuit zijn specifieke ontstaanstraditie, is het - en terecht - oneens met de wereld. Hierin schuilt een belangrijke eigenschap van de realistische literatuurtraditie. Wanneer een probleemboek erin slaagt om het oneens met de wereld én zichzelf te blijven, om in Lyotards terminologie de dissens koppig te behouden tot de laatste bladzijde, om zowel recht als in krullen te denken en niet in het voordeel van één van beide te beslissen, kan ook dit verguisde, problematische genre een literaire ervaring aan de lezer schenken - een vraag naar bestaan, een daad van bestaan. |
|