| |
| |
| |
Discussie voor alle leeftijden?
Quirin van Os (red.)
Naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant waarin Anton Korteweg, directeur van het Nederlands Letterkundig Museum en het Kinderboekenmuseum, geciteerd werd, kroop Ted van Lieshout verontwaardigd in de pen. Zijn reactie werd een dag later geplaatst - al werd zijn slotzin geschrapt - maar dat was voor Van Lieshout nog niet voldoende. Hij schreef een persoonlijke brief aan Korteweg, die op zijn beurt weer een reactie terugstuurde. Literatuur zonder leeftijd wil u deze discussie, met toestemming van beide partijen, niet onthouden.
| |
De aanleiding
In de Volkskrant van 30 mei 2003 besteedt Hans Bouman uitgebreid aandacht aan cross-over fictie (of cross-over literatuur). Cross-over boeken zijn ‘boeken waarin ingrediënten uit het fantasy-genre en de klassieke strijd tussen goed en kwaad worden gecombineerd met mythologische elementen en een plot die qua complexiteit niet in een roman voor volwassenen zou misstaan.’ Een genre dat met de komst van Harry Potter lijkt te zijn geboren, een genre voor alle leeftijden. ‘De klassieke scheidslijn tussen kinderliteratuur en volwassenenliteratuur lijkt de laatste jaren aanzienlijk diffuser te zijn geworden. Kinderboeken worden niet alleen steeds vaker ook door volwassenen gelezen, er is ook een groeiende categorie boeken die zich bij uitstek lijkt te richten op beide lezersgroepen’, aldus Bouman. ‘Vermoedelijk is de populariteit van cross-over fictie onderdeel van een veel breder verschijnsel, namelijk de vervaging van de traditionele scheidslijnen tussen high en low culture.’
Het artikel richt zich vooral op het nieuwe cross-over genre, maar algemeenheden over de grenzen tussen kinderliteratuur en volwassenenliteratuur worden niet geschuwd. Aan het woord komt Anton Korteweg, directeur van het Nederlands Letterkundig Museum en het Kinderboekenmuseum: ‘Het lezen van complexe romans wordt door veel mensen als moeilijk ervaren. In zo'n geval bieden kinderboeken uitkomst. Ik ken ook mensen die alleen naar het Jeugdjournaal kijken. Daar komt niet te veel ellende in voor. Zo kun je een rooskleurig wereldbeeld overeind houden.’
Het artikel eindigt met de volgende woorden: ‘Hoewel de populariteit van cross-over literatuur een emancipatorisch effect heeft op het kinderboek, blijft
| |
| |
Anton Korteweg van het Letterkundig Museum een duidelijk onderscheid maken tussen beide genres. ‘Ik beschouw literatuur voor volwassenen en kinderen niet als gelijkwaardig, alle discussie daarover ten spijt. In jeugdliteratuur komt “de ruimte van het volledige leven”, om met Lucebert te spreken, nu eenmaal niet helemaal aan de orde. Dan kan ook niet: kinderen hebben minder kennis en levenservaring. Een kinderboek is, in laatste instantie, geruststellend. Ik kan me voorstellen dat het aanlokkelijk is je daardoor te laten meevoeren. Maar werkelijk literair belangwekkend is dat natuurlijk niet. Echte literatuur is verontrustend.’
| |
De ingezonden reactie
Op 31 mei verschijnt de ingezonden brief van Ted van Lieshout:
Anton Korteweg van het Letterkundig Museum beschouwt literatuur voor volwassenen en kinderen niet als gelijkwaardig (Cicero, 30 mei): in jeugdliteratuur komt de ruimte van het volledige leven niet helemaal aan de orde omdat kinderen minder kennis en levenservaring hebben. Dat zou kloppen als die boeken werden geschreven door kinderen. Maar dat is niet zo. Hoewel vaak wordt gedacht dat kinderboekenschrijvers uiterst simpele zielen zijn met beperkte vermogens, zijn het wel degelijk volwassen mensen met ongeveer evenveel levenservaring als schrijvers en lezers van literatuur voor volwassenen. De meesten schrijven vanuit een innerlijke culturele beleving, en stoppen veel meer in hun boeken dan lezers eruit halen. Dat kinderen dat (nog) niet kunnen, doet niets af aan de prestatie van de maker.Ga naar voetnoot1.
| |
De persoonlijke reactie
Op 3 juni schreef Ted van Lieshout de volgende persoonlijke reactie aan Anton Korteweg:
Beste Anton, Hoewel ik er al een korte ingezonden brief in de Volkskrant aan wijdde, wil ik in een meer persoonlijk schrijven ingaan op de slotpassage in het Cicero-artikel ‘Voor alle leeftijden’ van Hans Bouwman, waarin jij aan bod komt. Niet om een discussie uit te lokken, maar om je te laten weten dat ik tamelijk teleurgesteld ben. Ik
| |
| |
begrijp heus wel dat in het kader van zo'n artikel er weinig ruimte is voor nuancering, maar van de directeur van het Letterkundig Museum én van het Kinderboekenmuseum had ik zeker geen rangorde verwacht. En al helemaal niet in een artikel dat niet eens over literatuur gaat, maar over lectuur.
Je beschouwt literatuur voor volwassenen en kinderen niet als gelijkwaardig omdat in jeugdliteratuur ‘de ruimte van het volledige leven’ nu eenmaal niet helemaal aan de orde komt (enz.). Dat is geredeneerd vanuit het standpunt van de lezer, maar literatuur is het product van de schrijver. Als een debiel de nieuwste Hella Haasse niet om te pruimen vindt, betekent dat nog niet dat Haasse een slechte prestatie heeft geleverd. Bepalend bij het schrijven van literatuur zijn de ervaring en belevingswereld van de auteur. En net als andere schrijvers zijn jeugdboekenschrijvers volwassenen met hun eigen diepte en wijdheid. Er zijn veel jeugdboekenschrijvers die zich toeleggen op het aanbieden van lectuur, maar er zijn er ook voor wie het vervaardigen van literatuur prevaleert boven het bevattingsvermogen van jonge lezers. Dat is niet hetzelfde als over hun hoofd heen schrijven. Zo kreeg ik in mijn tienerjaren een uittreksel in handen van De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo. Ik was erg onder de indruk van de in dat uittreksel beschreven verwijzingen en symboliek, en ik móést dat boek lezen. Toen ik dat deed viel de roman me ontzettend tegen, omdat ik niet in staat was om zelf de diepere lagen te onderkennen. Had ik dat uittreksel niet gelezen, dan had ik waarschijnlijk ‘gewoon’ genoten van het boek. Ik heb toen wel besloten: als ik ooit schrijver word, ga ik ook allemaal lagen en dwarsverbanden aanleggen. En dat doe ik in mijn werk dus ook. Daar val ik verder niemand mee lastig. Dat kinderen het diepere en wijde in mijn werk er niet uithalen, vind ik helemaal niet erg; dat volwassenen ervan uitgaan dat kinderboeken sowieso oppervlakkig zijn en er dus niet naar op zoek gaan, verdriet me wel. Gelukkig kan ik niet leven zonder diepgang en weidsheid in mijn werk, dus ik doe het in ieder geval voor mezelf.
Zoals je ziet betrek ik een en ander nogal op mezelf, en dat mag natuurlijk ook in een brief van mij aan jou; ik ga er nog even mee door.
Als dichter klaag ik wel eens dat ik een veel kleinere vijver heb om in te vissen dan een dichter voor volwassenen. Daarbij speelt hetgeen jij betoogt absoluut een grote rol. Schrijvers voor volwassenen kunnen als het ware alwetend schrijven, schrijvers voor de jeugd doorgaans
| |
| |
niet. Ik bedoel daarmee dat jongeren niet verder kunnen kijken dan ze oud zijn - terwijl volwassenen doorgewinterd terug kunnen kijken op hun jeugd - en dat jeugdboekenschrijvers meestal vertellen vanuit het perspectief van een jongere (ik haast mij om daar aan toe te voegen dat de schrijver achter dat perspectief nog altijd een wikkende en wegende en doserende volwassene is!).
In mijn gedichten ligt het perspectief altijd bij een jeugdige die niet over zijn eigen jaren heen kan kijken, en dat maakt het eerder moeilijk voor mij als maker dan makkelijk. Ik moet roeien met de riemen die ik heb, en vaar, om hetzelfde beeld nog eens te gebruiken, in een klein vijvertje. Terwijl ik als volwassene om me heen een wereldzee zie. Maar het is misschien juist de behandeling van die beperking waardoor mijn dichtwerk in het gehele dichtersveld redelijk uniek is, als ik dat zelf zo mag zeggen. Bekijk je mijn overzichtbundel ‘Jij bent mijn mooiste landschap’, dan is dat, als het ware, een oprecht portret van een jeugd, zonder de inmenging van de beterwetende volwassene die die jeugdige later is geworden. Dat maakt mijn werk absoluut niet minder dan het werk van een dichter die de jeugd bekijkt met het inzicht van een volwassene. Wel anders. - Of om nog persoonlijker te zijn: jij mag van jezelf wel vinden dat je een betere dichter bent dan ik, maar niet omdát jij nu eenmaal voor volwassenen schrijft.
Dan je argument dat ‘echte literatuur verontrustend is’, terwijl kinderboeken geruststellend zijn. Ik vermoed dat die passage in het artikel niet uit de verf is gekomen, want het lijkt me zonder nadere toelichting geen houdbaar argument. Het stikt in de literaire boeken van passages die al of niet expliciet bedoeld zijn om te verontrusten, en die het niveau eerder omlaaghalen dan doet stijgen. Dat zijn maakbare effecten die nog onderhevig zijn aan mode ook. Tegelijkertijd is er, volgens mij, niets mis met: geruststelling. Zo wilde ik een boek schrijven over de dood van een broer. Als schrijver heb je de macht over je personages en als schrijver voor de jeugd ben je geneigd om je lezers in bescherming te nemen. Ik had dus op het laatst die broer níét dood kunnen laten gaan om de lezers te sparen. Maar dat kan niet in een verhaal over een gestorven broer. Ik heb toen de dood van de broer verplaatst naar vóór het verhaal, zodat het een voldongen feit was. Dat gaf mij gelegenheid om de dood van het broertje alsnog ten tonele te voeren, gaandeweg het verhaal, zonder jonge lezers onderuit te schoppen. Die constructie zou ik niet willen omschrijven als ‘geruststellend’ en ook niet als ‘verontrustend’, maar als: literair doortimmerd.
| |
| |
Ik neem aan dat je met ‘verontrustend’ iets anders bedoelt: het nieuwe, het verse inzicht, het ongewetene dat de lezer aangereikt krijgt. Natuurlijk ligt dat nieuwe voor jonge lezers op een ander niveau dan voor volwassenen. Ik begrijp wel dat voor jou als zeer belezen volwassene en expert het nieuwe niet (meer) komt uit kinderboeken. Maar omgekeerd geldt het ook: jonge lezers halen hun verontrusting niet uit ‘jouw soort’ boeken (denk aan mijn ervaring met Lampo). Talloos zijn de voorbeelden van ellenlange passages in literatuur voor volwassenen waarin de schrijver de lezende dames en heren keuvelend onderhoudt over het uittrekken van een sok. Dat kan leuk zijn voor volwassenen, omdat wat belangrijk is allang verteld is en geweten wordt; dat soort geneuzel wordt echter onverbiddelijk geschrapt uit literatuur voor de jeugd, omdat er belangrijkere dingen zijn die nóg verteld moeten worden.
Uiteraard gaat het om de wijze waaróp zoiets verteld wordt, maar dan nog lijkt het mij geen uitgemaakte zaak dat het ene boven het andere gesteld moet worden omdát het voor volwassenen is. Er zijn veel literaire boeken voor volwassenen die niets nieuws brengen, terwijl er veel jeugdliteraire werken zijn die juist verfrissen door ongebruikelijke inzichten. Dat is één van de redenen waarom jeugdliteratuur populair is bij volwassen lezers. - Dus tóch verontrusting in jeugdliteratuur!
Geheel buiten beschouwing gelaten zijn de schrijvers die tegelijkertijd ook ‘beeldend kunstenaar’ zijn. Wim Hofman, Joke van Leeuwen en Harrie Geelen tonen een deel van ‘de ruimte van het volledige leven’ die bij schrijvers voor volwassenen in het geheel níét aan bod komt.
Tot slot. Vorige week moest ik als ‘beeldend kunstenaar’ meedoen aan een tentoonstelling in De Rijp - ik heb je daar kort over verteld. Ik besloot me te manifesteren als schrijver en geen tekeningen op te hangen, maar een boot in huis te halen. Ik had er een verhaal bij over een bootje dat niet durft te varen. Ik vertelde alleen het begin van het verhaal. Toen zei ik: ‘U kwam binnen en toen kon die boot u niks schelen. Maar nu ik erover verteld heb, denkt u: ja, maar nu ik het weet, wil ik eigenlijk ook wel weten hoe het verhaal afloopt! Er is echter geen slot. Misschien omdat ik het niet wil vertellen, misschien omdat ik het nog niet weet. Later vanmiddag loopt u rond met de gedachte: hoe moet het toch met het bootje? En misschien ligt u vanavond wel te woelen in bed. En misschien wordt het wel een trauma. Als u dat aan ziet komen, kunt u het nu alvast van u afschrijven in mijn gastenboek.’
| |
| |
Het gevolg was dat talloze volwassenen adviezen en boodschappen noteerden in mijn gastenboek, dat kinderen tekeningen gingen zitten maken, en er was zelfs een jongen van een jaar of elf die een compleet slot aan het verhaal heeft zitten schrijven, ergens een uur lang weggedoken in een hoek van de kamer.
Ik wil maar zeggen: met een ‘kleuterachtig’ gegeven als een bootje dat niet durft te varen verontrustte ik een publiek van piepjong tot stokoud, en het enige wat ik ervoor nodig had was een idee en de toverformule die voor alle schrijvers gelijk is: 26 letters en een potje leestekens.
Dat was ook het einde van mijn betoog in De Rijp: ‘Als de schrijver klaar is met zijn kunstwerk, dan gaat dat pas leven als de lezer het boek openslaat. Dan ontspint het zich, dan creëert de lezer een kunstwerk in zijn eigen hoofd. Een hoogstpersoonlijk kunstwerk van verbeelding.’
Die kunstervaring is voor alle mensen, van welke leeftijd ook, even belangrijk.
Hartelijke groet, Ted
| |
Het antwoord
Op 10 juni ontvangt Ted van Lieshout de volgende reactie op zijn brief:
Beste Ted, Dank voor je uitvoerige reactie n.a.v. het Cicero-artikel van Hans Bouwman van 30 mei. Wat ik in de slotpassage van dat stuk geprobeerd heb naar voren te brengen, was, dat bepaalde thema's anders, vollediger, explicieter, met gebruikmaking van meer registers, van meer kennis, van meer literaire traditie etc., aan de orde kunnen worden gesteld in literatuur voor volwassenen dan in literatuur voor een doelgroep die, wat zal ik zeggen, minder levenservaring, kennis, ‘wereld’ tot zijn beschikking heeft, in literatuur voor kinderen dus. Jeugdliteratuur is aan (meer) beperkingen gebonden, omdat jeugd dat ook is. Enfin, dat schrijf je zelf ook. In die zin is er m.i. vanuit het standpunt van de lezer (en niet van de schrijver) van een rangorde tussen literatuur voor volwassenen en jeugdliteratuur sprake.
Daar wou ik het wat mij betreft, met alle oprechte waardering en bewondering voor de literatuur van jou en veel van je collega's, bij laten.
Met hartelijke groet, Anton Korteweg
| |
| |
| |
Openbare discussie
Op aanraden van collega/vriend Hans Hagen stuurt Ted van Lieshout zijn persoonlijke brief ook naar Literatuur zonder leeftijd ter publicatie. Als hij kort daarna het antwoord van Korteweg ontvangt, meldt hij: ‘Inmiddels heb ik een brief van Anton Korteweg gehad dìe buitengewoon teleurstellend is, omdat hij in enkele regels zijn standpunt met meer nadruk herhaalt - dat literatuur voor volwassenen hoger aangeslagen dient te worden dan literatuur voor de jeugd - en hij kiest daarbij voor het perspectief van de lezer. Verder spreekt hij zijn waardering uit voor mijn werk “en veel van je collega's”, maar daar is het mij natuurlijk absoluut niet om te doen. Ik ben van mening dat een man in zijn positie literatuur moet beoordelen als product van de auteur en niet als consumptiegoed.’ |
-
voetnoot1.
- De slotzin - die impliciet kritiek levert op de Volkskrant zelf - die de krant nooit haalde en die Korteweg dan ook nooit gezien heeft luidde:
‘Dat volwassenen als Korteweg weinig diepgang en wijdheid vermoeden, komt doordat jeugdliteratuur jammerlijk oppervlakkig gelezen en besproken wordt.’
|