| |
| |
| |
Een canoniek bundeltje tegenspraak
Piet Mooren
Hoort Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank, tot de canon en zo ja, is dat dan ook de canon van de Nederlandse (jeugd)literatuur? En welke toekomst is er weggelegd voor Het Achterhuis? Op deze drie vragen zoekt Piet Mooren in deze bijdrage het antwoord.
Harry Bekkering wijdde twee essays aan de jeugdliteratuur over de Tweede Wereldoorlog. Uit zijn eerste essay bleek dat het in de oorlogsboeken van K. Norel een en al spanning is wat de klok slaat, dat het triviale avonturenboeken zijn en dat hét jeugdboek over de Tweede Wereldoorlog daarom voor hem bestond uit het heldhaftige en vastberaden avonturenboek. In zijn tweede essay wees hij daarnaast ook op literaire jeugdboeken als De Kinderen van het Achtste Woud van Els Pelgrom en Dansen op de brug van Ida Vos waarin zij als de kinderen van toen vertellen over hun ervaringen met die oorlog. Vandaar de titel van dat essay: De oorlog naverteld voor een nieuwe generatie. Van vaderblik naar kinderblik. Die kinderblik was er echter al met het dagboek van Anne Frank, zoals Bekkering indirect erkende door bij het boek van Ida Vos aan Het Achterhuis te refereren. Met dat gebruik van een mention plaatste hij, om met Rosengren te spreken, het besproken boek enerzijds in de literaire sub-canon van de jeugdliteratuur over de Tweede Wereldoorlog en gaf hij aan het dagboek van Anne Frank anderzijds de status van een klassiek geworden voorloper.
Anne de Vries ging in zijn overzicht van de jeugdboeken over de Tweede Wereldoorlog aan Het Achterhuis voorbij, omdat het, zoals hij schreef, ‘in mijn definitie geen kinderboek is’. Toch past dat boek perfect in wat centraal stond in zijn artikel: ‘Pas de generatie die de oorlog als kind heeft doorgemaakt, kon dit aan kinderen vertellen’. Bovendien kan van dit boek moeilijk gezegd worden dat het niet door de jeugd gelezen wordt. Dat maakt nieuwsgierig naar de definitie die Anne de Vries voor een kinderboek hanteert, maar hij laat het bij de aangehaalde apodictische verantwoording.
Zijn zulke generalisaties schering en inslag in essays die aan de hand van een aantal nieuwe gezichten een nieuwe canon bepleiten en presenteren, geschiedschrijving dient recht te doen aan titels als Het Achterhuis die in literair-historisch perspectief baanbrekend en normdoorbrekend waren en aan ooggetuigen als Anne Frank die de Tweede Wereldoorlog in historiografisch perspec- | |
| |
tief van stonde af aan niet in het teken zagen van God, Nederland en Oranje, maar van Auschwitz, althans voorzover het daarbij om een tegenstelling gaat. Die nationale betekenis is Sem Dresden ontgaan, toen hij het dagboek in een interview met de redactie van Raster typeerde als ‘een al te zacht en lief kinderboek, een MMS-boek’.
Guus Kuijer kreeg via Anne Frank ‘een heel andere kijk op die oorlog en op de volwassenen met hun heroïeke leugens, leugens waaraan het kind Anne Frank blijkbaar geen behoefte had gehad’, vond het boek een literair meesterwerk en kende geen andere schrijver die indrukwekkender over de Tweede Wereldoorlog had geschreven dan Anne Frank. Harry Mulisch viel hem daarin bij, toen hij, in Berlijn nota bene, de hoed afnam voor Anne Frank en haar begroette als een eersterangs collega. Op haar beurt verwees Bregje Boonstra naar Mulisch in haar overzicht van de Nederlandse jeugdliteratuur over De Tweede Wereldoorlog waarin zij de ereplaats aan Anne Frank gunde.
Anne Frank (1929-1945), Utrecht, Janskerkhof, door Pieter d'Hont, 1960.
Uit: C.J. Kuik, Helden op sokkels. Literaire standbeelden in Nederland. Bosch & Keuning, 1980.
| |
| |
Overigens heeft uit de wereld van de auteurs voor volwassenen Ida Gerhardt eerder de volgende gewetensvolle hommage aan Anne Frank gebracht:
De Teruggewezen Gave
't Was winter en al schemerig in de stad.
Ik wilde het Janskerkhof over gaan,
eigenlijk om bij Anne Frank te leggen
een bosje bloemen dat ik bij mij had.
Ik had ze al van het papier ontdaan,
maar week terug. Het beeldje op het plein
in deze schemering leefde en zag mij aan
en stille lippen wilden mij iets zeggen,
terwijl ik onbewegelijk bleef staan.
Niets stoorde dit ontijdelijk samenzijn.
Tot hoorbaar werd haar woordenloos vermaan,
zij, een Joods kind dat weet van eeuwen heeft:
‘Gij waart daarbij. Ook nu zij niet meer leeft.’
(Uit: De Slechtvalk. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep,
tweede druk 1972 [eerste druk 1966], blz. 16)
Al was met de bovengenoemde opname van Anne Frank in de canon van de Nederlandse literatuur voor adolescenten en volwassenen de cirkel rond, het erflaterschap van Anne Frank was intussen wel al jaar en dag toevertrouwd aan historiografische instituten als de Anne Frank Stichting en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en aan buitenlandse biografen als Mirjam Pressler die als congeniale joodse jeugdauteur de netelige taak kreeg toebedeeld om een nieuwe uitgave te bezorgen van het door Otto Frank geredigeerde Dagboek. Netelig, omdat met de publicatie door het NIOD van de drie versies van de dagboeken die er zijn (de eerste, zogenoemde A-versie die Anne in 1944 is gaan herschrijven tot de zogeheten B-versie en de door Otto Frank op basis van de A- en de B-versie samengestelde, zogenoemde C-versie), was gebleken dat Otto Frank het dagboek ook geamputeerd en opgepoetst had.
Pressler heeft dat voortreffelijk gedaan, zoals vast te stellen valt door die verschillende versies met die van haar te vergelijken. Nadat ze eerst de wetenschappelijke editie van Anne Franks dagboeken in het Duits had vertaald, had ze, door in haar biografie van Anne Frank het volle pond te geven aan zowel de literair-historische als aan de sociaal-psychologische kant van haar werk, ook al laten zien hoe vertrouwd ze was met het werk van Anne Frank. Ze is daarin convergent met
| |
| |
de monumentale cd-rom Een huis met een verhaal van de Anne Frank Stichting als ook met het boek Anne Frank and After. Dutch Holocaust Literature in Historical Perspective van de historicus Dick van Galen Last en de literatuurhistoricus Rolf Wolfswinkel. Dat gecombineerd literair-historiografisch perspectief komt, denk ik, het meeste tegemoet aan het bundeltje tegenspraak dat Anne Frank was. Als slijpsteen in de literair-morele ontwikkeling van adolescenten en als mijlpaal in de bewustwording van de Holocaust zal zij dat nog wel even blijven.
| |
Het lucide vitalisme van Anne Frank
Anne Frank heeft als een van de eersten gewezen op het systeem van segregatie en isolering in de jodenvervolging:
Jodenwet volgde op jodenwet. Joden moeten een jodenster dragen; joden moeten hun fietsen afgeven; joden mogen niet in de tram; joden mogen niet in een auto, ook niet in een particuliere; joden mogen alleen van 15.00-17.00 uur boodschappen doen; joden mogen alleen maar naar een joodse kapper; joden mogen vanaf 20.00 uur 's avonds tot 6.00 uur 's morgens niet op straat; joden mogen zich niet in schouwburgen, bioscopen en andere voor vermaak dienende plaatsen ophouden; joden mogen niet naar een zwembad, evenmin naar tennis-, hockey- of andere sportplaatsen; joden mogen niet roeien; joden mogen in het openbaar generlei sport doen; joden mogen na acht uur 's avonds niet meer in hun tuin zitten, evenmin bij hun kennissen; joden mogen niet bij christenen thuis komen; joden moeten naar joodse scholen gaan en al dergelijke meer (20 juni 1942).
Het lijkt alsof Anne het bureaucratisch-technocratische vernuft doorziet waarmee de stapsgewijze invoering van de Neurenberger rassenwetten ook in Nederland een wig wist te drijven tussen joden en andere Nederlanders om zo hun onderlinge natuurlijke solidariteit ongedaan te maken. In die opzet bleken de nazi's buitengewoon succesvol, want verreweg de meeste Nederlanders lieten de joden in de kou staan of kwamen pas in verzet toen de eerste deportaties al plaats gevonden hadden en het voor velen te laat was. Ze ziet dat systeem al vroeg als het voorportaal van wat Auschwitz is gaan heten:
Avond aan avond tuffen de groene of grijze militaire auto's langs. Ze bellen aan elke deur en vragen of er ook joden wonen. Zo ja, moet de hele familie dadelijk mee, zo niet gaan ze weer verder. Niemand kan zich aan zijn lot onttrekken als hij niet gaat schuilen. Ze gaan ook dikwijls rond
| |
| |
met lijsten en bellen alleen daar, waar ze weten dat ze een rijke buit zullen binnenhalen. Kopgeld wordt vaak betaald, per hoofd zoveel. Het lijkt wel een slavenjacht zoals ze die vroeger hielden. (...) Niemand wordt ontzien, ouden van dagen, kinderen, baby's, zwangere vrouwen, zieken, alles, alles gaat mee in de tocht naar de dood (19 november 1942).
Anne Frank gaat rotsvast geloven dat de joden, hoe gedecimeerd ze ook zullen raken, die radicale aanslag op hun bestaan zullen weten te overleven:
Wij kunnen nooit alleen Nederlanders of alleen Engelsen of welke natie ook worden, wij zullen daarnaast altijd joden blijven, wij zullen joden moeten blijven, maar wij willen het ook blijven. (...) Door alle eeuwen zijn er joden blijven leven, door alle eeuwen heen moesten joden lijden, maar door alle eeuwen heen zijn ze ook sterk geworden. De zwakken zullen vallen en de sterken zullen overblijven en nooit ondergaan! (11 april 1944).
In het anderhalf jaar dat er tussen beide notities is verstreken, is Anne Frank die aanvankelijk net als haar geassimileerde vader weinig op had met de joodse religie, zich steeds meer voor haar joodse identiteit gaan interesseren. Zij is het levende bewijs voor de stelling van Sebastiaan Haffner dat Hitler de jood weer tot leven heeft geroepen, toen die via assimilatie zo goed als geschiedenis geworden was. Met die paradoxale reanimatie komt Anne's hervonden joods bewustzijn in een tragisch perspectief te staan. Desondanks blijft ze even optimistisch als energiek aan het brede front van zowel amoureuze als sociale, literaire of historische verkenningen.
Op amoureus niveau weet ze de nabije Peter die ze eerst maar een sullige jongen vond, om te toveren in de onbereikbare Peter van haar eerste grote en heftige verliefdheid:
M'n droom van Peter Schiff heb ik nooit vergeten. Ik voel als ik eraan denk, vandaag nog z'n wang tegen de mijne, met dat heerlijke gevoel, dat alles goed maakte. Met Peter hier had ik dat gevoel ook wel eens, maar nooit in zo sterke mate, totdat (...) we gisteravond samenzaten, als gewoonlijk op de divan, in elkanders armen. Toen gleed de gewone Anne opeens weg en daarvoor kwam de tweede Anne in de plaats (...) Om half negen stond ik op, liep naar het raam, daar nemen we altijd afscheid. Ik trilde nog, ik was nog Anne twee (...) Duizelend drukten we ons tegen elkaar aan, nog eens en nog
| |
| |
eens, om nooit meer op te houden, o! (...) Ben ik werkelijk pas veertien? Ben ik werkelijk nog een dom schoolmeisje? Ben ik werkelijk nog zo onervaren in alles? Ik heb meer ervaring dan de anderen, ik heb iets meegemaakt wat haast niemand op mijn leeftijd kent (28 april 1944).
Op sociaal niveau weet ze met geestige observaties uit te stijgen boven het kleinzielig gedrag van de volwassenen om haar heen zoals blijkt uit haar ongemak met Dussels toiletgang:
Drie, vier, vijf keer per dag staat er iemand ongeduldig voor de wcdeur en knijpt, hipt van het ene op het andere been en is haast niet te houden. Stoort hij er zich aan? Niks hoor, van kwart over zeven tot half acht, van half een tot een uur, van twee uur tot kwart over twee, van vier uur tot kwart over vier, van zes uur tot kwart over zes en van half twaalf tot twaalf uur. Men kan het noteren, dit zijn de vaste ‘zittingstijden’. Er wordt niet van afgeweken en hij stoort zich niet aan de smekende stem buiten de deur, die waarschuwt voor een snel naderend onheil (9 augustus 1943).
En op literair-historisch vlak is ze in haar reactie op de oproep van minister Bolkestein zo overtuigd van haar eigen talent dat ze om zo te zeggen al een voorproefje beleeft van haar latere wereldsucces:
Gisteravond sprak minister Bolkestein voor de Oranjezender erover dat er na de oorlog een inzameling van dagboeken en brieven van deze oorlog zou worden gehouden. Natuurlijk stormden ze allemaal direct op mijn dagboek af (29 maart 1944).
Anne was dus geen ‘loser’, integendeel: vanuit de overtuiging dat de joodse traditie zal overleven kiest zij willens en wetens tegen alle pogroms uit de geschiedenis in voor haar joodse identiteit, beleeft zij met opmerkelijke schwung haar eerste verliefdheid, brengt ze met kostelijke humor de kopieerlust van het dagelijks leven in praktijk en dwingt ze vol Sturm und Drang haar kans af op een wereldsucces. Tegelijk gaat haar sprankelende levensdrift samen met een illusieloze luciditeit over het gruwelijke lot dat de onderduikers in het achterhuis al net zo zeer boven het hoofd hangt als vele andere lotgenoten elders op de wereld:
Hongarije is door Duitse troepen bezet, daar zijn nog een miljoen joden, die zullen er nu ook wel aangaan (31 maart 1944).
| |
| |
Al wist ze maar al te goed, dat die voorspelling net zo goed voor haar zelf op kan gaan, toch blijft ze optimistisch. Voor de lezer gaat die combinatie van bijna tegen beter weten in moed blijven houden samen met de wetenschap dat het haar uiteindelijk niet zou baten. Maar al is ze dan feitelijk een slachtoffer van de Holocaust, haar dagboek tintelt op de meeste pagina's van zo veel vitalisme dat de lezer zich blijft identificeren met de Anne die als de held van het verhaal tot op de laatste pagina van haar dagboek blijft leven. Dat open einde van haar dagboek versterkt de illusie dat haar optimisme niet tevergeefs geweest is en laat ruimte voor de wens die de vader van de gedachte is. Maar die illusie komt niet voor rekening van Anne Frank, maar voor rekening van haar vervolgers die met hun ingreep ongewild en onwetend welk effect dat op latere lezers zou gaan hebben,
kozen voor een open einde waarmee ze als het ware het hoofd bogen voor het zo immense en zo glorieuze Nachleben van Anne Frank. Dat Nachleben bestaat er uit dat geen ander verhaal uit de Tweede Wereldoorlog zo terdege en zo gevarieerd werd gedocumenteerd, geconserveerd en gerestaureerd in boek en in toneel, in film en in video, in cd-rom en in een van de meest druk bezochte musea van Nederland, dat dagelijks stoeten pelgrims weet aan te trekken. De Anne Frank die in de dagen van eind februari tot begin maart 1945 in Bergen Belsen aan vlektyfus is gestorven, is dus nog steeds springlevend. Elke splinter uit haar leven wordt als een relikwie bewaard en haar dagboek wordt nog steeds gelezen en herlezen. Anne Frank werd de icoon van Auschwitz, maar wel een heiligenbeeld dat het heel wel verdraagt om in haar dagboek op zoek te gaan naar haar beschrijving van het mechanisme van de jodenvervolging, naar haar vileine of liefdevolle portrettering van zowel de onderduikers als van de helpers van het achterhuis en naar haar onafgebroken verkenning van zich zelf.
| |
De canonieke toekomst van Anne Frank
Anne Frank beschikte over het driedubbele talent van een verbaal-literaire, een historische en een intra-persoonlijke intelligentie en die bijzondere combinatie is onder de druk van de jodenvervolging en het gedwongen samenleven in het
| |
| |
achterhuis in ongewoon hoog tempo tot bijzondere, zo niet volle wasdom geraakt.
Haar dagboek wordt, zoals gezegd, wel afgedaan als een meisjesboek. Ontegenzeggelijk gaat het begin van het dagboek in haar eerste, nog niet herschreven versie over de ontwikkeling van een meisje dat terugblikt op haar vriendschappen en rivaliteiten met en jaloerse roddels over andere meisjes, dat in de wolken is met haar vele bewonderaars en heen en weer geslingerd wordt over die ene onbereikbare grote verliefdheid, dat de meisjesboeken van Cissy van Marxveldt ‘knal’ vindt, dat aan een dagboek begint als was het een poëziealbum en als richtte ze haar bric à brac-ontboezemingen aan vriendinnen van school en dat haar seksuele ontdekkingen, experimenten en fantasieën gedetailleerd noteert. Maar al die vriendschappen en rivaliteiten met als ook roddels over meisjes raken steeds verder op de achtergrond sinds ze opgesloten zit tussen de vriendschappen, rivaliteiten en roddels van de ‘oudjes’ en de twee andere adolescenten in het achterhuis.
Voor dat achttal had vader Frank met vooruitziende blik het bovenhuis al ver van te voren als onderduikplek laten inrichten. En dat tot in details, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de filmsterren en andere foto's die hij voor Anne had meegebracht om haar kamer er als van ouds uit te laten zien. Hij was de vredestichter in huis die binnenbrandjes weet te blussen voordat de vlammen uitslaan en die met een strenge dagindeling iedereen op het hart bindt de tijd niet in ledigheid door te brengen, want ledigheid is voor onderduikers eens te meer des duivels oorkussen. Dus verplicht iedereen zich tot zelfstudie, gymnastiek en huishoudelijke karweitjes. In dat gedwongen samenzijn kon Anne er als de Benjamin van het gezelschap slecht tegen om gekapitteld of klein gehouden te worden. Met haar ongetwijfeld pinnige reacties kreeg ze al gauw de bijnaam van het bundeltje tegenspraak van het achterhuis en het lijkt wel alsof Anne zich met behulp van haar dagboek van de weeromstuit steeds meer in zich zelf keert.
| |
| |
Ze maakt van de nood een deugd, oefent zich in het schrijven van toneelmatige sketches, wordt de ontdekker van de Big Brother reality tv avant la date en ligt met haar verborgen camera als het ware op de loer om maar geen kostelijke tafereeltjes te hoeven missen. Ze heeft een scherp oog voor elkaars eigenaardigheden en het ontgaat haar niet, wanneer maatschappelijke verhoudingen op de kop gezet worden. Van zo'n omkering van waarden is sprake, wanneer Anne ziet hoe haar moeder de rol van vrouw des huizes af moet staan aan Mevrouw Van Daan. Of wanneer Otto Frank er niet bij aanwezig kan zijn wanneer de licentiehouders uit Frankfurt de gang van zaken komen bespreken. Als gewezen directeur kan hij tijdens dat onderhoud, dat beneden in het kantoor plaats vindt, niet veel meer uitrichten dan heel de ochtend lang met het oor aan de vloer gekluisterd het gesprek zo goed mogelijk proberen te volgen. Zonder Margot zou hem dat in het geheel niet zijn gelukt, en nu maar amper. Anne die ook voor luistervink speelt, valt binnen de kortste keren in slaap. Een hilarische scène die er op attendeert dat de onderduik in het achterhuis in hoge mate bepaald is door een werkgever-werknemer relatie.
En behalve die druk van binnen is er de druk van buiten op het leven in het achterhuis. Dat bij elkaar doet steeds meer denken aan een vulkaan die op uitbarsten staat, een vulkaan met de vernietigingskracht van Auschwitz. Met dat beeld van een leven aan de voet van een vulkaan dringt zich ook Pompeï op waar de mensen in een oogwenk onder de lava zijn bedolven en gestikt om eeuwen later nog in diezelfde staat te worden aangetroffen.
De vele close up's in het dagboek berichten over een al even plotseling afgebroken leven. Een relatief luxueus leven, waarin de families en hun helpers vasthielden aan een strenge en welgemanierde levenscode. Een code waarin de kinderen de toekomst gedisciplineerd in eigen hand nemen, waarin vader Frank met het oog op hun toekomst in het herrezen ware Duitsland met zijn dochters de klassieke Verlichtingsauteur Schiller gaat lezen en waarin op Seideravond de verlossing uit de slavernij in Egypte wordt gevierd en hopelijk ook uit deze Teutoonse slavernij. Intussen is al die discipline en heel die toewijding aan het klassieke Bildungsideaal en aan het joodse bevrijdingsgeloof ook een vorm van fluiten in het donker op de rand van de vulkaan waarvan de dreiging dat die daadwerkelijk uit zal gaan barsten, steeds sterker wordt naarmate de voortekens van het uiteindelijke verraad toenemen.
Zowel volgens Mirjam Pressler als volgens Harry Mulisch staat het feit dat Anne Frank zich in de tweede versie van haar dagboek resoluut richt tot de fictieve figuur Kitty aan het begin van haar professioneel schrijverschap dat begint met het kunnen verzinnen van iemand. Toch zijn haar verzonnen verhalen niet haar sterkste. Sterker zijn haar kroniekachtige notities, haar zelfobservaties en haar onafge- | |
| |
broken zelfreflectie aan de ene kant en haar verdichtingen van waar gebeurde belevenissen tot theatraal uitvergrote inkijkjes in het dagelijks leven van het achterhuis aan de andere kant. Historisch-psychologisch gesproken verraadt haar dagboek de passie van de historicus of van de journalist om te willen weten wat er gebeurd is. Sociaal-psychologisch gezien behoort haar boek als kiemcel van een jeugdig miljoenenpubliek en van vele disciplines tot de canon van de toekomst.
| |
Literatuur
Anne Frank Stichting, Anne Frank. Amsterdam, Keesing Boeken, 1979. |
Anne Frank Stichting, Anne Frank Huis. Een huis met een verhaal. Cd-rom, Amsterdam, Softmachine, 1999. |
Bekkering, Harry, ‘Heldhaftig en vastberaden-Het avonturenboek’. In: Netty Heimeriks en Willem van Toorn (red.), De hele Bibelebontse berg. Amsterdam, Querido, 1989, blz. 318-341. |
Bekkering, Harry, ‘De oorlog naverteld voor een nieuwe generatie. Van vaderblik naar kinderblik’. In: Hans Ester en Wam de Moor (red.), Een halve eeuw geleden. De verwerking van de Tweede Wereldoorlog in de literatuur. Kampen, Kok Agora, 1994, blz. 273-289. |
Boonstra, Bregje, ‘De Tweede Wereldoorlog en de jeugdliteratuur in Nederland’. In: Annemie Leysen e.a., Kom vanavond met verhalen. Oorlog in verhalen en gedichten. Didactische Handleiding. Mechelen/Leidschendam, Bakermat/ Biblion, 2000, blz. 77-85. |
Frank, Anne, Verhaaltjes en gebeurtenissen uit het Achterhuis. Amsterdam, Bert Bakker, 1982. |
Frank, Otto en Mirjam Pressler, Het Achterhuis. Dagboekbrieven 12 juni 1942-1 augustus 1944. Amsterdam, Bert Bakker, 2002. |
Galen Last, Dick van, and Rolf Wolfswinkel, Anne Frank and After. Dutch Holocaust Literature in Historical Perspective. Amsterdam, Amsterdam University Press, 1996. |
Galesloot, Hans, (eindred.), Anne Frank Huis. Een museum met een verhaal. Amsterdam, Anne Frank Stichting, 1999. |
Gold, Alison Leslie, Anne Frank mijn beste vriendin. Kluitman, 1967. |
Gies, Miep en Alison Leslie Gold, Herinneringen aan Anne Frank. Amsterdam, Bert Bakker, 1987. |
Haffner, Sebastiaan, Kanttekeningen bij Hitler. Haarlem, Becht, 1990, 5e dr., blz. 115-116. |
Kuijer, Guus, Het geminachte kind. Acht stukken. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1980, blz. 34-42. |
| |
| |
Marxveldt, Cissy van, Joop ter Heul. Amersfoort, Valkhoff, 1919. |
Landwehr, Willy, De Laatste Zeven Maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank. Hilverum, Gooi en Sticht, 1988. |
Lee, Carol Ann, Anne Frank 1929-1945. Pluk rozen op aarde en vergeet mij niet. Amsterdam, Balans, 1998. |
Maarsen, Jacqueline van, Anne en Jopie. Leven met Anne Frank. Amsterdam, 1990. |
Metselaar, Menno en Ruud van der Rol, Anne Frank: een geschiedenis voor vandaag. Amsterdam, Anne Frank Stichting, 1996. |
Muller, Melissa, Anne Frank. De biografie. Amsterdam, Bert Bakker, 1998. |
Mulisch, Harry, ‘Het meisje en de dood. Openingstoespraak van de tentoonstelling “Die Welt der Anne Frank”, gehouden op 6 april 1986 in de Akademie der Künste in Berlijn.’ In: Aan het woord. Zeven toespraken. Amsterdam, De Bezige Bij, 1986, blz. 79-92. |
Netten, Gerrit en Wouter van de Sluis, Het korte leven van Anne Frank. Video. Amsterdam, Anne Frank Stichting, z.j. |
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, De Dagboeken van Anne Frank. Amsterdam, Bert Bakker, 2001, 6e uitgebreide druk [eerste druk 1986]. |
Pressler, Mirjam, Daar verlang ik zo naar. Het levensverhaal van Anne Frank. Amsterdam, Bert Bakker, 1993. |
Redactie Raster, ‘“Behekst- ik geloof dat dat nog het verstandigste woord is.” Vraaggesprek met S. Dresden.’ In: ‘De literaire getuige-S. Dresden.’ Raster, 57, Amsterdam, De Bezige Bij, 1992, blz. 89. |
Rol, Ruud van der en Rian Verhoeven, Anne Frank. Amsterdam, Anne Frank Stichting, 1992. |
Schloss, Eva, Herinneringen van een joodse meisje 1938-1945. Amsterdam, Sua, 1989. |
Sluis, Wouter van der, Over jou schrijf ik ook: herinneringen van Miep Gies aan Anne Frank. Video. Amsterdam, Anne Frank Stichting, 1997. |
Steenmeijer, Anna G., Weerklank van Anne Frank. Amsterdam, Contact, 1970. |
Vries, Anne de, ‘De oorlog komt steeds dichterbij. De Tweede Wereldoorlog in het kinderboek.’ In: D.H. Schram en C. Geljon, Overal sporen. De verwerking van de Tweede Wereldoorlog in literatuur en kunst. Amsterdam, 1990, blz. 145-159. |
Zee, Nanda van der, De kamergenoot van Anne Frank. Amsterdam, Lakeman, 1990. |
|
|