Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 17
(2003)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||
Hoe lang duurt klassiek?
| ||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||
niet steeds, verloopt de ontwikkeling bij het subsysteem jeugdliteratuur parallel met de evolutie in de volwassenenliteratuurGa naar voetnoot2.. Als subsysteem ontwikkelt de jeugdliteratuur ook haar eigen centrum met hooggewaardeerde werken die zich onderscheiden van de meer perifere minder gewaardeerde jeugdboeken. De lagere status van de jeugdliteratuur als geheel blijkt uit het minder goed ontwikkelde apparaat van metateksten. Zowel de jeugdliteraire kritiek als de geschiedschrijving staan in vergelijking met de volwassenenliteratuur in de kinderschoenen. Dat geldt ook voor historisch-kritische tekstuitgaven. Het zal nog jarenlang duren voor die achterstand ingelopen is. Bekroningen spelen wel weer een belangrijke rol binnen het jeugdliteraire circuit. Bekroningen zijn het meest expliciete signaal van de professionele kenners naar het bredere publiek in verband met de kwaliteit van kinderboeken. Voor Nederland zijn dat onder meer de jaarlijkse Griffels en Zoenen en voor Vlaanderen de Boekenleeuwen. Tijdens de laatste decennia kwamen de bekroningen in de jeugdliteratuur in de ban van de toenemende literarisering. Dat leidde tot nieuwe, krachtiger, lees meer literaire prijzen zoals de Woutertje Pieterseprijs en de Gouden Uil. Anderzijds ligt het al te elitaire karakter van bepaalde prijzen en de afstand tussen de volwassen smaakmakers en het jeugdige publiek aan de basis van het ontstaan van kinder- en jeugdjury's en dito bekroningenGa naar voetnoot3.. Dat brengt ons bij de ‘tweede canon’, een begrip dat niet langer uit de studie van de (jeugd)literatuur is weg te denken. De tweede canon verwijst naar de boeken die hun bekendheid vooral danken aan de grote populariteit bij het lezerspubliek. Om het in termen van Bourdieu (1993) te stellen: het gaat om boeken die vooral goed scoren binnen het commerciële circuit. Vertrekkend vanuit dit summiere kader zou ik een aantal fenomenen willen belichten: (1) de verhouding tussen de grote canon en de jeugdliteratuur; (2) de eigen jeugdliteraire canon, (3) de plaats en de rol van de tweede canon en (4) de rol die uitgeverijen in het canoniseringsproces spelen. | ||||||||||||||||||||
De grote canon en de jeugdliteratuurIs er binnen de jeugdliteratuur een plaats voor de ‘onsterfelijken’ uit de Grote Literatuur? Welke werken komen hiervoor in aanmerking en hoe worden ze omgevormd tot leesbare jeugdliteratuur? | ||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||
Vanaf haar ontstaan fungeert de jeugdliteratuur als toevluchtsoord voor werken uit de volwassen literatuur. Vaak gaat het om teksten die hun aantrekkingskracht en status verloren hebben binnen het volwassenencircuit. Een aantal gecanoniseerde literaire werken wordt nog nauwelijks gelezen door het volwassen publiek, behalve dan door onderzoekers met historische belangstelling, maar leidt wel een tweede meer bescheiden en vaak ook verborgen leven binnen de jeugdliteratuur. Robinson Crusoë (Defoe) en Gullivers Travels (Swift) zijn wellicht de bekendste voorbeelden maar ook Les trois musquetaires/De drie musketiers (Dumas) of Notre Dame de Paris (Hugo) en Ivanhoe (Scott) vinden hun lezers eerder bij het jeugdig publiek
Jonathan Swift, Guliver's reizen. Bew. P. de Zeeuw J. Gzn. Van Goor, 1963, 9e druk (overdruk collectie KB).
dan bij de volwassenen. Verschillende factoren kunnen daarbij een rol spelen. De zeer uitgesproken mening van Rousseau die in Emile ‘Robinson Crusoë’ verdedigde als het enige lezenswaardige boek, beschouwen we als een positieve factor. Pedagogische overwegingen begunstigden de positie van Robinson Crusoë dat onmiddellijk een plaats veroverde in de jeugdliteraire canon. Het boek functioneerde als model en lag aan de basis van tal van latere robinsonadesGa naar voetnoot4.. In het geval van de historische romans gaat de verschuiving gepaard met statusverlies. Het model maakt opgang binnen de jeugdliteratuur op het ogenblik dat het binnen de volwassenenliteratuur onder druk komt te staan van de psychologische roman. In de jeugdliteratuur weet de avontuurlijke historische roman vrij lang zijn aantrekkingskracht te behouden. De historische jeugdroman ondersteunt het traditionele socialisatieproces met als vaste ingrediënten de overwinning van het goede en de waardering voor het eigen erfgoed. De vereenvoudiging van complexe verhaalstructuren die vaak de overgang van de volwassenenliteratuur naar de jeugdliteratuur kenmerkt, versterkt de boodschap voor het jeugdige publiek. Die vereenvoudiging is nog duidelijker in de vele jeugdversies van Gullivers Travels, waaruit het oorspronkelijke satirische | ||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||
karakter meestal is verdwenen. De bijtende maatschappelijke aanklacht van de Engelse misantroop Swift wordt in het kader van de kinderliteratuur afgezwakt tot alleen een humoristisch sprookje overblijftGa naar voetnoot5.. Het is de vraag of deze transfer vanuit de volwassenenliteratuur zich doorzet nu de jeugdliteratuur een eigen stevige traditie heeft opgebouwd. Ondanks het grote aanbod van nieuw en eigentijds werk blijft de jeugdliteratuur ook vasthouden aan de ‘klassieken’. Daarbij spelenzowel de pedagogische bekommernis een rol naast literaire aspiraties. De uitgever die klassieke werken uitbrengt, stelt zich op als ‘behoeder van de literaire traditie’. Het positieve aura van de klassieke werken straalt af op het eigen (jeugd)fonds. Aan het einde van de twintigste eeuw delen de volwassenenliteratuur én de jeugdliteratuur een grote belangstelling voor werken uit de klassieke oudheid. In Nederland oogst vooral Querido succes met de stijlvolle bewerkingen van Imme Dros, een auteur die zich meesterlijk beweegt in het niemandsland tussen volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur. Dros vertaalde de Ilias en de Odysseia voor volwassenen maar hertaalt ook de grote mythische verhalen uit de Griekse literatuur voor een meer jeugdig publiek. Odysseus: een man van verhalen (1994) is daarvan een goed voorbeeldGa naar voetnoot6.. Ook in de Vlaamse jeugdliteratuur vinden we een gelijkaardige belangstelling voor de Griekse mythen. Willy Schuyesman bewerkte Sophocles' Oedipus in De ogen van de tiran (2002) en zijn Antigone in Antigone's keuze (2003). De Valentijnreeks van Averbode bevat een bewerking door Ed Franck van Aeneas en Dido (1996), een bekende episode uit de Aeneïs van Vergilius. | ||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||
In de uitgeefpolitiek van de Vlaamse uitgeverij Averbode zien we de belangstelling voor de Grote Literatuur toenemen op het ogenblik dat de uitgever zelf enig literair aanzien verworven heeft. Aan het einde van de jaren tachtig heeft Averbode dankzij een toenemende kwaliteitszorg en een doordacht vertaalbeleid zijn positie binnen het jeugdliteraire veld verstevigd. De uitgever wordt erkend onder meer via bekroningen en geprezen om zijn literaire aspiraties. Op dat ogenblik gaat men in op het voorstel van Henri van Daele en Ed Franck, auteurs die reeds hun sporen op het gebied van de jeugdliteratuur verdiend hebben, om een nieuwe reeks klassieke verhalen (1993-1997) op te starten. Vergeten klassiekers zoals Moby Dick (Melville), Tom Sawyer (Twain), en Moonfleet (Falkner) worden door de bewerkers onder handen genomen. De zorg en doordachtheid waarmee men elk werk aanpakt, springt meteen in het oog. De auteurs verantwoorden in een nawoord de gemaakte keuzen. De jonge lezer krijgt niet alleen informatie over de basistekst maar ook over wat er geschrapt werd en waarom, en over de stilistische en structurele aanpassingen. Na verloop van tijd zoekt men voor deze reeks naar samenwerking met de Nederlandse uitgeverij Gottmer, maar dat kan het prestigieuze project niet redden. De reeks wordt wel opgemerkt en geprezen door de kritiek maar is blijkbaar commercieel niet succesvol. Beter vergaat het de Valentijnreeks,die klassieke liefdesverhalen (Aeneas en Dido, Carmen, Tristan en Isolde, Beatrijs e.a.) uitbrengt in een aantrekkelijke en aangepaste versie voor adolescenten. In dit eenmansproject opteert Ed Franck opnieuw voor literariteit en kwaliteit. Ook de uitgever investeert in de reeks boekjes, die met hun opvallend formaat en een verzorgde omslagtekening van Peter Van Poppel de critici en het publiek aanspreken. Abélard en Héloïse, het laatste werkje uit de reeks, wordt bekroond met de Boekenleeuw 2003. De aandacht van de jeugdauteurs en van de uitgevers beperkt zich niet tot het Griekse en Latijnse erfgoed. | ||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||
Ook klassieke werken uit de Nederlandse literatuur trokken de aandacht. Van den Vendel bewerkte Vondels Gysbreght van Aemstel, Ed Franck waagde zich aan een bewerking van Beatrijs en Karel Verleyen herschreef de middelnederlandse ballade ‘Heer Halewijn’ tot een jeugdroman met ‘gothic’ alluresGa naar voetnoot7.. Maar een tekst hoeft niet oud te zijn om voor een tweede leven in aanmerking te komen. In het jeugdfonds van Querido treffen we ook twee door Wim Hofman vertaalde poëziebundels aan van de Franse dichter Jacques Prévert Voor jou mijn lief (1999) en We schilderen een vogel (2000). Minder goed vergaat het dan weer kinderboeken of kinderpoëzie van volwassenenauteurs die nog volop in de belangstelling staan. Wie kent er (nog) de kindergedichten van Bertold Brecht of Cats van T.S. Eliot? Alleen een populaire musical kon dat laatste werk even uit het land der vergetelheid terughalen. In monografieën over deze auteurs komen de teksten voor kinderen niet of nauwelijks aan bod. In gespecialiseerde werken over jeugdliteratuur wordt hun vaak beperkte inbreng overschaduwd door het ruime aanbod van de jeugdauteurs. In een ongemakkelijke positie bevinden zich ook romans zoals Watership Down (Waterschapsheuvel) van Richard Adams of Le grand Meaulnes van Alain Fournier, die nu eens wel en dan weer niet tot de jeugdliteratuur gerekend worden. Deze ambiguïteit ondermijnt subtiel hun status binnen de volwassenenliteratuur. Dat de jeugdliteratuur lonkt naar verhalen en poëtische teksten uit de volwassenenliteratuur wordt vooral door de volwassen smaakmakers gewaardeerd. De adaptaties krijgen vaak meer dan behoorlijke aandacht in de kritiek en een aantal bewerkingen is bekroond. De vraag is of jonge lezers deze ‘volwassen teksten’ ook zo bijzonder vinden. Worden de boeken vaak en spontaan gelezen of alleen gebruikt als ‘verplichte’ schoollectuur? De kinder- en jeugdjury's vallen niet meteen voor de charmes van deze volwassen jeugdboeken. | ||||||||||||||||||||
Geliefd en geprezen: de jeugdliteraire canonDat de jeugdliteratuur ook over een eigen canon beschikt, behoeft nauwelijks bewijzen. Wie de vraag stelt naar klassieke onsterfelijke kinderboeken hoort al snel de namen van sprookjesschrijvers als de gebroeders Grimm en de Deen Andersen naast bekende titelsGa naar voetnoot8. als Alice in Wonderland (L. Carroll), Peter Pan (J.M. Barrie), Pinnochio (Collodi), Alleen op de wereld (H. Malot), Twintigduizend | ||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||
mijlen onder zee (J. Verne) of Onder moeders vleugels (L. Alcott). In haar indrukwekkend naslagwerk Klassiker der Kinder- und Jugendliteratur. Ein Internationales Lexikon (1999) verzamelde Bettina Kümmerling-Meibaumer 534 klassiekers uit 65 verschillende landen. Volgens de auteur bestaat de ‘Kinderklassikerkanon’ uit: ‘Werke, die in der Kinderliteratur eines Landes oder eines Sprachraums eine heraussagende Rolle spielen bzw. gespielt haben und sich hinsichtlich ihrer literarisch-ästhetische Qualität duch eine besondere Innovationsleistung und Repräsentativität für ihre Epoche auszeichnen’. (Kümmerlich-Meibauer 1999: XI) Uit een eerste vluchtige lectuur blijkt meteen dat een groot aantal titels de doorsnee westerse lezer niet bekend is. Het gaat om werken van Afrikaanse, Aziatische of Zuid-Amerikaanse oorsprongGa naar voetnoot9.. Ze beschikken over een zekere status in hun eigen land of taalgebied maar hebben niet dezelfde uitstraling en status als de Anglo-Amerikaanse jeugd- en kinderboeken die nog steeds het gros van de canon uitmaken. De westerse dominantie kan aangetoond en aangeklaagd worden (Van Duin, 2003) maar het euvel valt voorlopig moeilijk te bestrijden. De westerse verhalen en kinderboeken hebben zich in het kielzog van de kolonisatie en de commercie over de hele wereld verspreid. De spin Anansi en Leuk de haas mogen dan wel bekend zijn in Afrikaanse verhalen, ze kunnen het voorlopig niet halen bij onze eigen vertrouwde sprookjesfiguren zoals Roodkapje, Klein Duimpje of het Lelijke eendje. Ook de verhalen en figuren uit de Panchatantra of uit de Ramayana zijn in het westen weinig bekend. Auteurs die een tekst willen bewerken, uitgevers die een fonds opbouwen of ouders die een boek kopen, zullen eerder opteren voor het doorgeven en bewaren van het eigen culturele erfgoed. Zich inwerken in een vreemde cultuur lijkt meer een volwassen bezigheid die bovendien een zekere inspanning vergt. De eerste kern van de internationale jeugdliteraire canon wordt gevormd tussen 1880 en 1920, wanneer de jeugdliteratuur onder invloed van de romantiek en de beweging ‘Vom Kinde aus’ aan aanzien wint en nog belangrijker, een eigen esthetiek ontwikkelt. Het kind hoeft niet langer alleen maar geconfronteerd te worden met een duidelijke boodschap, het kan en mag ook genieten van schoonheid. Bij nadere bestudering blijken heel wat van deze oudere klassieke kinder- en jeugdboeken over literaire troeven te beschikken. Ze vermijden een eenvoudige zwart-wit karaktertekening, ontvouwen een complexe verhaalstructuur en kenmerken zich verder door een verrassende en levendige fantasiewereld. | ||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||
Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelt zich onder invloed van diverse emancipatorische bewegingen een tweede kern van klassieke verhalen met de werken van Astrid Lindgren, Roald Dahl, Christine Nöstlinger en anderen. Daarnaast beschikt elk taalgebied over zijn eigen kleine canon dat wil zeggen een reservoir van klassieke verhalen die geliefd zijn bij het eigen publiek en van generatie op generatie worden doorgegeven. Wat internationale erkenning betreft vertrekken perifere en kleine taalgebieden zoals het Nederlandse, vanuit een minder gunstige positie dan grote taalgebieden maar dat is een realiteit waar je niet omheen kunt. Angelsaksische kinderboeken staan in ‘pole position’. Zij kleuren in hoge mate het imago van de jeugdliteratuur. Indien Toon Tellegen of Annie M.G. Schmidt in het Engelse taalgebied aan het werk waren geweest, dan was de kans op internationale waardering veel groter. En zo komen we bij de vraag wanneer en hoe een werk in de jeugdliteraire canon wordt ingeschreven. Binnen het eigen taalgebied zijn een aantal belangrijke bekroningen en lovende commentaren wellicht reeds voldoende om tot het kruim van de jeugdliteratuur gerekend te worden. Belangrijk is dat er een consensus ontstaat rond een bepaald werk of rond een oeuvre waarbij de volwassen smaakmakers het in grote mate eens zijn over de literaire en de pedagogische kwaliteiten van het boek. Een originele kijk op kinderen of jongeren speelt voor de jeugdliteratuur immers een belangrijke rol. Of het boek ook kinderen of jonge lezers aanspreekt is van minder direct belang. Boze tongen beweren dat de meeste kinderen niet van Alice in Wonderland houden maar toch wordt de status van dat boek niet betwist. De kinderboeken van Janusz Korczak Koning Matthijsje en Koning Matthijsje op het onbewoonde eiland spreken vooral volwassen lezers aan die geboeid zijn door de originele kijk op kinderen van Korczak en wellicht meer nog door zijn tragisch lotGa naar voetnoot10.. Om op het internationale forum door te dringen zijn vertalingen (liefst naar het Engels) van het hoogste belang. Alleen als men over de land- en cultuurgrenzen heen kan kennismaken met een boek, kan er ook eensgezindheid groeien over de inhoudelijke en formele kwaliteiten. Vertalingen en internationale bekendheid zijn trouwens noodzakelijk om in aanmerking te komen voor internationale bekroningen zoals de H.C. Andersenprijs, zowat de Nobelprijs van de jeugdliteratuurGa naar voetnoot11.. Bij het naar voren schuiven van specifieke teksten spelen op dit ogenblik boekkenmerken en originaliteit een belangrijke rol. De jeugdliteratuur volgt dus in grote lijn de normen die ook in de volwassenenliteratuur gelden. | ||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||
Pas als er een consensus is bij de volwassen smaakmakers kan het boek zijn rol als norm en referentiepunt binnen de jeugdliteratuur opnemen. Het fungeert dan bijvoorbeeld als model voor andere auteurs. Emil und die Detektive (1929) van Erich Kästner waarin een eenvoudige jongen samen met zijn vrienden een boef te slim af is vormde de blauwdruk voor heel wat gelijkaardige verhalen. Vaak duikt een klassiek werk ook op in metateksten over jeugdliteratuur (bijvoorbeeld. als mention) en wordt het gebruikt als ijkpunt om andere boeken te beoordelen. Zo dienen nieuwe humoristische boeken de vergelijking met Roald Dahl of Anthony Horowitz te doorstaan om het label origineel te verwerven. Heeft een boek eenmaal de jeugdliteraire canon bereikt dan kan het, hoe paradoxaal dit ook klinkt, ten prooi vallen aan malafide bewerkers. Net zoals een volwassenenboek dat omgebouwd wordt tot jeugdboek, zijn klassieke jeugdboeken het uitgelezen object voor allerhande vormen van bewerking. Vele klassieke verhalen worden hertaald voor lezers van verschillende leeftijden en/of bewerkt voor de media. De originele tekst wordt daarbij vaak drastisch ingekort, aangepast of subtiel ‘gemoderniseerd’. In vele gevallen is deze respectloze aanpak de prijs die men voor de onsterfelijkheid betaalt. | ||||||||||||||||||||
Geliefd en gelezen: de tweede canonTot nog toe hadden we het vooral over boekendie door de volwassen smaakmakers, opvoeders en literatoren bewonderd worden en van een symbolisch aureool voorzien. Deze bewondering vertaalt zich in metateksten, in bekroningen, in vertalingen en bewerkingen. De jonge lezer zelf bleef voorlopig buiten beeld al zijn er jeugd- en kinderboeken die zowel bij volwassenen als bij kinderen in de smaak vallen. Daarnaast zijn er echter jeugd- en kinderboeken die hun succes vooral danken aan de jonge lezers zelf. Zij raken in de ban van een boek en/of van een auteur en deze onvoorwaardelijke keuze van het publiek veroorzaakt een spontaan succes dat zorgt voor hoge oplagecijfers en de laatste decennia ook voor bekroningen door de jonge lezers zelf. We hebben het over boeken als Dik Trom, Kruimeltje, Pietje Bell en series als de Kameleon of De Rode Ridder maar ook over recent werk van auteurs als Paul van Loon en Marc de Bel en voor oudere lezers van Dirk Bracke of Carry Slee. | ||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||
Hoe komt het dat elke generatie opnieuw in de ban komt van eenvoudige verhalen die hun kracht putten uit sensatie en sentiment? Waarom houden jonge lezers vast aan die vaak ‘gedateerde’ verhalen en series? Stereotiepe verhalen en reeksen doen het goed bij jonge lezers omdat ze de leesdrempel laag houden en relatief weinig inspanning vergen. Herkenbare formules en sjablonen versterken het gevoel van controle bij de jonge lezer. Bij de volwassen kenner van literatuur roepen ze gevoelens van huiver en lichte weerzin op omwille van de starre invulling en het gebrek aan originaliteit. Serieboeken zijn voorspelbaar in hun opbouw en uitwerking van de karakters; de humor is van het eenvoudige type zodat ergernis en verveling bij de gevormde lezer al snel om de hoek kijken. Het zijn dus beslist niet de literaire smaakmakers die deze boeken steeds opnieuw op de agenda plaatsen. Wie dan wel? Een publiek van volwassen bemiddelaars ((groot)ouders en familieleden, mensen uit de onderwijswereld) voor wie nostalgie naar de eigen kindertijd, en de voorkeur voor het vertrouwde, veel belangrijker zijn dan literaire aspiraties en de vermoeiende drang naar verandering en vernieuwing. Zij stemmen wat de jeugdliteratuur betreft niet progressief maar conservatief en vinden voor hun keuze bevestiging bij het jonge publiek en bij de commercie. In Nederland is Kluitman de uitgever bij uitstek van de populaire series en herdrukken. Zijn uitgeefpolitiek wordt niet alleen gesteund door het grote publiek dat deze boeken koopt maar ook door merchandising en door populaire verfilmingen en evenementen zoals musicals die een zeer breed publiek van volwassenen en kinderen aanspreken. Als we kijken naar het aanbod in Nederland en in Vlaanderen dan is er een zeer opvallend verschil in uitgeefpolitiek. Nederland kent heel wat meer herdrukken dan Vlaanderen en die zijn hoofdzakelijk op rekening van Kluitman te schrijven. Die traditionele jeugdboeken vormen het brede - genegeerde en onbesproken - draagvlak van de jeugdliteratuur. Het is dankzij dit Kluitman-aanbod dat er in veel gezinnen literatuur in huis komt en gelezen wordt. De tweede canon heeft dus niet alleen commerciële rechten maar hij kan ook pedagogische aanspraken maken omdat hij de meeste leesbevorderingsprogramma's in efficiëntie overtreft. Waarom Vlaanderen een andere politiek volgt, dient nog verder onderzocht te worden. Wellicht heeft dat te maken met het veel beperktere aanbod in de eerste helft van de twintigste eeuw. Er zijn gewoon minder ‘klassieke’ Vlaamse jeugdboeken en ze worden minder vaak herdrukt. Spoken op de ruwe heide een bestseller van John FlandersGa naar voetnoot12. uit het fonds van Averbode kent zeven | ||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||
drukken. Dat is bijzonder weinig in vergelijking met Nederlandse succesverhalen. Kruimeltje is aan zijn 77e druk, Pietje Bell aan zijn 51e druk. Vaak zorgt de dialectisch gekleurde Vlaamse taal van deze oudere werken ook voor problemen. De laatste heruitgaven van de populaire mystery-verhalen van Flanders werden herschreven door Roger Vanbrabant. Ook het gedateerde katholieke wereldbeeld is een factor die heruitgave bemoeilijkt. Nederlandse populaire kinderboeken zoals Dik Trom en Pietje Bell zijn vaak neutraal vanuit religieus-ideologisch oogpunt, een pluspunt in onze geseculariseerde samenleving. Deze factor kan echter niet doorslaggevend zijn. Anne de Vries en W.G. van de Hulst, huisauteurs bij Callenbach, hebben wel een religieuze boodschap en toch kent hun werk vele herdrukken. Binnen de tweede canon spelen herdrukken een belangrijke rol en Kluitman hanteert deze strategie meesterlijk. De Kameleon-serie van Hotze de Roos, werk van Chris van Abkoude, van Cok Grashoff, Marjo Roeven en Henri Arnoldus wordt tot op de dag van vandaag vlot hernomenGa naar voetnoot13.. Daarnaast zijn bondgenootschappen met warenhuizen en andere commerciële instituties winstgevend in de strijd om de | ||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||
populariteit. De goedkope Kluitman-boeken zijn alom tegenwoordig in het warenhuizencircuit. De zichtbaarheid wordt ook versterkt via merchandising. Meteen wordt ook duidelijk dat de grens tussen de jeugdliteraire canon en de tweede canon niet steeds een duidelijke lijn vormt. Zijn Jip en Janneke ‘klassiek’ of zijn ze ‘commercieel’? Lezen ouders en grootouders de verhaaltjes voor omwille van de literaire verwoordingskracht of omwille van de invulling van de rolpatronen? Mij lijkt het veeleer een nostalgische terugkeer naar de vertrouwde voorleesverhalen uit de eigen kindertijd (voor de ouders) of uit de eerste voorleesfase (voor de grootouders). Het maatschappijbeeld is gedateerd maar vele volwassenen blijven de verhalen koesteren net zoals ze de Hema-spulletjes verzamelen. Bovendien zien we heel duidelijk hoe werken uit de eerste canon via verfilming of televisiebewerkingen in het tweede commerciële circuit belanden. Winnie the Pooh dankt een deel van zijn bekendheid aan de Disneybewerking; Babar, Heidi en Niels Holgerson werden opnieuw beroemd via de gelijknamige televisieseries en de goedkope boekjes en gadgets die mediatisering met zich brengt. De meeste kinderen en volwassenen kennen de afgeleide producten en niet het oorspronkelijke literaire werk. Ook de vraag waar Harry Potter thuishoort is niet eenvoudig te beantwoordenGa naar voetnoot14.. Krijgt Potter na tal van analyses uiteindelijk een literair aureool of wordt Rowling ontmaskerd als een misleidende formulaschrijfster? Zal Potter overleven of is het een voorbijgaande hype die aan het einde van de reeks haar kracht zal verliezen? Zal de reeks nog nieuwe lezers aanspreken als de eerste opwinding voorbij is? Zullen de jonge fans van Potter straks de boeken aan hun eigen kroost voorlezen? Sommige Nederlandse recensenten hebben zich geërgerd aan de druk van de commercie, vooral omdat ze niet onder de indruk kwamen van de literaire kwaliteiten van de leerling-tovenaar. | ||||||||||||||||||||
Uitgeverijen en de canonSinds Bourdieu de literaire wereld beschreef als een strijdtoneel, nemen steeds meer onderzoekers afstand van een idealiserende en romantische kijk op het literaire bedrijf. Jeugdliteratuur op de markt brengen is een cocktail van idealisme en commercie. Een uitgeverij is een bedrijf dat de boekhouding in balans wil houden. Dat betekent concreet dat een groot aantal titels winstgevend dient te zijn. Anderzijds speelt bij het uitgeven ook het imago een rol. De verschillende uitgeverijen zoeken een eigen ‘niche’ en meten zich een imago aan dat die positie ondersteunt. Kluitman wint de populariteitstest, Querido haalt het met ruime voorsprong wat literariteit betreft. Lemniscaat en Ploegsma zijn kindvriendelijk, | ||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||
Zwijsen verovert de educatieve pluim. In Vlaanderen stond Averbode de laatste decennia voor ‘literair’, maar de uitgever besloot einde 2002 om het literaire fonds af te bouwen en zijn educatief profiel te versterken. Met de overstap van uitgever Norbert Vranckx en een groot deel van de Averbode-huisauteurs naar Davidsfonds versterkt deze laatste uitgever dan weer zijn literair aanzien. Clavis heeft in Vlaanderen het label kindvriendelijk terwijl De Eenhoorn een progressief en artistiek imago nastreeft. Om met een aantal boeken door te stoten naar de canon zal de uitgever zeer bewust werken aan een eigen profiel. Dat profiel bepaalt grotendeels of hij een kans maakt binnen de eerste jeugdliteraire canon of binnen de tweede canon. Een belangrijke strategie om het eigen profiel bij te stellen is import. Import van bekroond buitenlands werk versterkt bijvoorbeeld het eigen literair profiel. In de jaren tachtig fungeerde de Oostenrijkse auteur Christine Nöstlinger voor Averbode als een internationaal visitekaartje. Haar frisse kinderboeken ondersteunden de progressieve pijler in het fonds, net zoals de vertalingen van Gudrun Mebs, William Bell en Gillian Cross. Querido hanteert een zeer strikte vertaalpolitiek waarbij interessante buitenlandse auteurs het nagestreefde literaire profiel versterken. Het werk van Aidan Chambers en Peter Pohl in het grensgebied van jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur verstevigt de positie van Nederlandstalige Querido-auteurs Willem Van Toorn, Anne Provoost, Karlijn Stoffels en anderen die op hun beurt dat niemandsland willen verkennen. Eigenzinnige vertalingen zoals de poëzie van Jacques Prévert of van Daniil Charms maar ook ‘vergeten’ klassiekers zoals Reiner Zimniks De man op de kraan (1999) die op de eerste plaats een volwassen publiek van kenners en verzamelaars aanspreken versterken Querido's literair aureool. Kluitman, de uitgever die populariteit en commercieel succes nastreeft zal op zijn beurt dat profiel aanscherpen via import van populaire series zoals de ‘Kippenvelreeks’ van R.L. Stine Import en internationale contacten openen ook de mogelijkheid om zelf te exporteren. Via vertalingen naar het buitenland versterkt de uitgever het symbolisch kapitaal van zijn eigen huisauteurs. Werkbeurzen en reisbeurzen worden vlotter toegekend aan een auteur die de Nederlandse cultuur ook in het buitenland enige bekendheid geeft. Bovendien verhogen vertalingen de kans op buitenlandse erkenning en internationale bekroningen. Vlaamse auteurs als Bart Moeyaert, Jaak Dreesen, Gregie De Maeyer en Paul Kustermans waren goed voor Duitse bekroningen. Een actieve aanwezigheidspolitiek op de grote ontmoetingsmomenten in Frankfurt, Bologna en Parijs is dus niet zonder belang. Uitgeven en uitgeven is twee. Sommige boeken verschijnen, maar ze zijn zo onopvallend dat ze door de kritiek en het publiek veronachtzaamd worden. | ||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||
Lange tijd ontbrak het in Vlaanderen aan kwaliteitsvolle boektechnici die erover waakten dat alle aspecten van de cover tot en met de papiersoort, het formaat en het lettertype harmonisch op elkaar afgestemd werden. De jongste generaties illustratoren en uitgevers hebben het Vlaamse jeugdboek bevrijd van dat doffe en oubollige imago, dat Nederlandse critici vaak als excuus gebruikten om de boeken opzij te schuiven. Mooi ogende boeken maken inderdaad meer kans op een bespreking en op een eventuele bekroning. Door een doordachte politiek van herdrukken krijgt de uitgever de kans om zelf de balans tussen traditie en vernieuwing uit te tekenen. Het hoort tot de taak van een uitgever om ervoor te zorgen dat kwaliteitsvolle boeken beschikbaar blijven. Anderzijds mag de recyclagepolitiek ook geen hypotheek leggen op de toekomst. Vlaanderen investeert te weinig in herdrukken, en geeft zo wellicht onbedoeld het signaal dat zijn boeken een beperkte houdbaarheidsdatum hebben. Ze krijgen haast niet de kans om ‘klassiek’ te worden. Anderzijds schept een uitgever als Querido via de Jeugdsalamanderreeks de mogelijkheid om interessante jeugd- en kinderboeken op een goedkope manier aan de man te brengen. Commercie en literariteit reiken zo elkaar de hand. Huisauteurs als Annie M.G. Schmidt, Guus Kuijer en Toon Tellegen hebben een belangrijk aandeel in de pocketreeks. | ||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||
Of een boek in de canon terechtkomt en blijft hangt ook af van een dosis geluk. Enkele voorbeelden: A Dog of Flanders van de Frans-Britse auteur Marie Louise de la Ramée (schrijversnaam Ouida) was en is nog steeds ‘klassiek’ in Japan, maar vrijwel onbekend in Vlaanderen hoewel het verhaal zich in en om Antwerpen afspeelt. Pas nadat Willy Vandersteen het verhaal verwerkte in zijn strip Het dreigende dinges, trok het boek in Vlaanderen de aandacht en werd het vertaaldGa naar voetnoot15.. In de eerste helft van de twintigste eeuw werden in Vlaanderen sprookjes van Andersen, Bechstein en Grimm vlot vertaald. Bechstein is uit het aanbod verdwenen, Grimm en Andersen niet. In de jaren vijftig was De kleine Lord (Little Lord Fauntleroy, 1886) van Frances Hodgson Burnett heel populair. Dat sentimentele verhaal is uit het aanbod verdwenen maar niet De geheime tuin (The Secret Garden, 1912) van dezelfde auteur, dat door zijn ernstige, haast volwassen, toon beter aansluit bij de hedendaagse verwachtingen in verband met jeugdliteratuur. Ook bij nieuwe uitgaven kan het gebeuren dat een boek tussen de plooien valt en bijvoorbeeld niet besproken wordt, al zal dat eerder een middelmatig dan wel een goed boek overkomen. Bij het toekennen van prijzen speelt de context nog een grotere rol. Met welk ander boek van welke uitgever komt het boek in competitie? Een boek kan te vroeg gepubliceerd worden of te laat. In het eerste geval is het publiek er nog niet aan toe. Het moet even wennen aan de nieuwe stijl, in het andere geval is er net eerder een vergelijkbaar boek verschenen waardoor het ‘unieke’ karakter van het nieuwe werk enigszins afgezwakt wordt. Een chagrijnige criticus kan de sfeer tijdens het juryberaad verpesten en een soort veto uitspreken. Het zoeken naar een consensus heeft vaak tot gevolg dat niet het origineelste boek bekroond wordt maar wel een boek dat weinig controverses uitlokt. Sommige bekroonde boeken zijn alleen spraakmakend maar missen de kwaliteit om blijvers te worden. Andere bekroningen zorgen wel voor discussies onder volwassenen maar raken niet bij de eigenlijke lezers. Maar in heel wat gevallen zorgt een bekroning voor extra aandacht, niet alleen bij het professionele maar ook bij het bredere publiek. Ook uitgevers kennen de waarde van een bekroning. Een bekroond boek krijgt een sticker op de cover en een aparte vermelding in de fondscatalogus, zodat de kandidaat koper gewaarschuwd is. Sommige uitgevers organiseren een eigen fondsinterne prijs met de bedoeling interessante manuscripten binnen te halen. Davidsfonds kan wat dat betreft op een lange traditie | ||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||
bogen. De Kanunnik Amaat Joos-prijs en zijn opvolger de Prijs Knokke-HeistGa naar voetnoot16. hebben het jeugdfonds niet alleen extra aandacht bezorgd maar bleken ook een uitstekend middel om nieuwe jeugdauteurs aan te trekken. Soms worden bekroningen verzilverd via extra verkoopcijfers, maar Vlaanderen beschikt wat dat betreft, over te weinig traditie. De vele bekroningen die Averbode tijdens de jaren tachtig en negentig op zijn palmares kon schrijven, de literaire projecten waarmee de uitgever in de pers succes oogstte, konden niet verhinderen dat de uitgever om bedrijfseconomische redenen het literaire jeugdfonds stopzette. | ||||||||||||||||||||
ConclusiesBinnen de jeugdliteratuur vormt de canon een complex netwerk van teksten met uitstraling en status. Sommige teksten ontlenen die status aan de Grote Literatuur, andere teksten danken hun merites alleen aan de jeugdliteratuur. Gemeenschappelijk is dat werken uit de canon aandacht krijgen, geliefd zijn en gelezen worden. Werken uit de eerste canon krijgen vooral waardering van volwassen smaakmakers. Ze worden geprezen om hun literariteit, originaliteit en/of pedagogische kwaliteiten. Bij de tweede canon krijgt het brede publiek van kinderen en volwassenen die leesplezier voorop plaatsen het laatste woord. Worden zij handig bespeeld door commercie en verborgen verleiders? Het lezerspubliek dat van populair houdt, beschouwt zichzelf niet als slachtoffer. Het geniet juist met volle teugen van de spanning, het sentiment en de humor die binnen de tweede canon het succes bepalen. De verkoopcijfers laten daarover geen enkele twijfel bestaan. Betekent ‘klassiek’ voor eeuwig onsterfelijk? Helaas niet. Sommige klassieke werken verdwijnen voor korte of langere tijd naar het achterplan, maar vaak kan een handige televisiemaker onverwachts het tij doen keren. En binnen de jeugdliteratuur geldt net zoals in het echte leven ook de volgende regel: wie over een Anglo-Amerikaans pasje beschikt, heeft een voetje voor. | ||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||
|
|