Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 17
(2003)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Programma en sprekersDagindeling
| |||||||||||||||||||||||||||||
ProgrammaPlenair lezing: Gerard de Vriend (universitair docent Moderne Nederlandse Letterkunde, Universiteit van Amsterdam), Canonvorming in de klas
Thema 1: De voorschoolse leeftijd Tineke Fietje (jeugdbibliothecaris Openbare Bibliotheek Emmen), De bibliotheek, ook voor peuters en kleuters Jef van Kuyk (programmaleider Piramide CITO-groep Arnhem), De taalontwikkeling in de Piramide-methode Charlotte Dematons (auteur/illustratrice), Verhalen schrijven
Thema 2: Basisonderwijs Henk Wagenaar (wetenschappelijk medewerker primair onderwijs CITO-groep Arnhem), De zin en onzin van een canon voor wereldoriëntatie | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Annemie Leysen (docent Nederlands en jeugdliteratuur aan de lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Leuven en recensent), Twee maten en twee gewichten? Het schizofrene bedrijf van een docent-recensent Edward van de Vendel (auteur), De meester schrijft
Thema 3: Basisvorming Karin Laarakker (onderzoeker Universiteit Utrecht) Baart oefening kunst? De rol van literaire jeugdliteratuur bij de overgang naar volwassenenliteratuur Dorus Luyckx (directeur basisschool, Edam), Van AVI tot Zwagerman? Een doorgaande lijn in de literaire smaak van kinderen in de bovenbouw basisonderwijs tot en met de basisvorming Martine Letterie (auteur), Omdat je bent waar je vandaan komt
Thema 4: Het studiehuis J.A. Dautzenberg (docent Nederlands en medewerker van de Volkskrant), Literaire vorming, het leesdossier en de literaire canon Marc Verboord (onderzoeker Universiteit van Tilburg), Lezen na het literatuuronderwijs Marita de Sterck (docent jeugdliteratuur, literatuur en antropologie aan de bibliotheekschool van Gent en auteur), Al doende. Over de rol van schrijfoefeningen bij literatuuroverdracht
Thema 5: De jeugdliteratuurkritiek Harry Bekkering (universitair hoofddocent Moderne Nederlandse Letterkunde Katholieke Universiteit Nijmegen), Een wending in de jeugdliteraire kritiek? Pjotr van Lenteren (jeugdboekenrecensent de Volkskrant), Nu al klassiek!? Waarom recensenten zich niet moeten bemoeien met canonvorming Anne Provoost (auteur), Literaire kritiek op kinderboeken: eindelijk tot wasdom gekomen, vaagheid troef
Thema 6: De smaak van kinderen John Schrijnemakers (eigenaar SpeelBoek, Amersfoort), Blijde boodschapper of zondebok? De rol van bemiddelaars bij de ontwikkeling van lezende kinderen Cathy Spierenburg (netcoördinator van Z@ppelin), Televisie en lezen: op Z@ppelin vanzelfsprekend multimediaal Elly Scherpenisse (hoofd jeugdbibliotheekwerk Openbare Bibliotheek Tilburg), Kippevel, Harry Potter en Aidan Chambers.... De jeugdliteratuurcanon van de Openbare Bibliotheek | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||
InschrijvingInschrijving is alleen mogelijk door inzending van een aan te vragen inschrijfformulier. U kunt een bijdrage in de kosten overmaken op postgiro 2386602 ten name van Universiteit van Tilburg, FLW, congressen Tilburg, onder vermelding van ‘Dát moet je gelezen hebben!’, code 8260.w387. De bijdrage bedraagt € 32,- voor fulltime studenten (HBO en universiteit, onder vermelding van studentenkaartnummer) en € 105,- voor anderen. Deze bijdrage is inclusief het themanummer van Literatuur zonder leeftijd en de symposiumbundel, die u enige tijd na het symposium zal worden toegezonden. Om eventuele problemen te voorkomen, wordt u verzocht bij betaling duidelijk de naam van de deelnemer te vermelden. Op het symposium zal een lunch worden aangeboden. U wordt verzocht u persoonlijk in te schrijven onder vermelding van het thema waaraan u deel wilt nemen. De inschrijftermijn sluit op 7 januari 2004; bij overtekening bepaalt de volgorde van inschrijving de eventuele toelating. Documentatie wordt daarna toegezonden. Vanwege de op dat moment reeds gemaakte kosten en gedane reserveringen die bij de organisatie in rekening worden gebracht, wordt bij afmelding ná 7 januari 2004 en bij afwezigheid zonder bericht, een bedrag van € 60,- in rekening gebracht. Voor nadere informatie: Anne Adriaensen Universiteit van Tilburg Faculteit der Letteren Postbus 90153 5000 LE Tilburg University Tel. 013 - 466 30 60 | |||||||||||||||||||||||||||||
SprekersHieronder worden de sprekers in alfabetische volgorde voorgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||
Harry BekkeringHarry Bekkering is als universitair hoofddocent Moderne Nederlandse Letterkunde werkzaam aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, met als specialisme (onder meer) jeugdliteratuur. Hij is hoofdredacteur van Literatuur zonder leeftijd en werkte mee aan De hele Bibelebontse berg. Hij was voorzitter van de Griffelen Zoenjury en de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur. Bekkering publiceerde eerder over (jeugd)literatuurgeschiedenis, jeugdliteraire kritiek, Schuil, Diekmann, Garmers, Wilmink en Dros. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Een wending in de jeugdliteraire kritiek? Hoe invloedrijk is de jeugdliteraire kritiek eigenlijk (nog), waar het gaat om de ‘canonisering’ van jeugdliteraire teksten? Valt er een wending in gehanteerde criteria waar te nemen, na het vertrek van een aantal gezichtsbepalende critici? Past de kritiek zich op dit moment aan aan het jeugdliteraire aanbod, met andere woorden, volgt zij uitsluitend of is er ook een ‘sturende’ invloed aan haar toe te kennen? De spreker heeft een jaar lang de kritieken in de belangrijkste dagen weekbladen gevolgd en doet daar in zijn lezing verslag van. | |||||||||||||||||||||||||||||
J.A. DautzenbergJ.A. Dautzenberg (1944) is docent Nederlands en gedurende twintig jaar literair medewerker van de Volkskrant. Boekpublicaties voor het onderwijs zijn onder meer Nederlandse literatuur: geschiedenis, bloemlezing en theorie (1989) en Literatuur: geschiedenis en leesdossier (1999). Andere publicaties: De sleutel in de kast: over Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch (1989), Kok van de Stijl, spoorwegbeambte te Tilburg (1989; met Will Tromp), Nederlandse letterkunde 2: 19e en 20e eeuw (1991; met R.B.F.M. Chamuleau), Ik ben geboren in Apeldoorn. Groot parodieënboek (1994; met R.B.F.M. Chamuleau). Verder talrijke artikelen in de literaire vakbladen en voor het Lexicon van literaire werken.
Literaire vorming, het leesdossier en de literaire canon Tot aan de invoering van Studiehuis en Tweede Fase was het bij Nederlandse literatuur gebruikelijk dat in de lessen de canon werd behandeld, zeker op het VWO. De nieuwe opvattingen over literatuurdidactiek leggen echter niet meer de nadruk op de overdracht van cultuurhistorische kennis maar op de receptie van het literaire werk door de leerlingen. Literatuurgeschiedenis is daarom op het VWO nog maar een klein onderdeel van het curriculum voor letterkunde, terwijl het op het Havo geheel eruit is verdwenen. Dit heeft nogal desastreuze gevolgen, niet alleen voor de eruditie van onze toekomstige intelligentsia (onderwijsvernieuwers lijken daar weinig waarde aan te hechten) maar ook voor het door de literatuurdidactici zo aanbevolen ‘leesdossier’ dat nu vrijwel uitsluitend recente bestsellers bevat en wat de Lijsters en Penta's aanbieden. | |||||||||||||||||||||||||||||
Charlotte DematonsCharlotte Dematons (1957) studeerde aan de Rietveld Academie onder leiding van Piet Klaasse. Sindsdien illustreert ze freelance voor verschillende uitgevers van jeugdboeken, schoolboeken en kindertijdschriften. Haar eigen prentenboeken - Dido, Waar is Assepoester?, Ga je mee?, Tobber en de gele ballon - verschijnen bij Lemniscaat. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Het illustreren van boeken wisselt ze af met bezoeken aan scholen. Ze beschouwt dat als een bijzonder fijne aanvulling op het in stilte thuis werken.
Verhalen schrijven Verhalen en beelden tot een prentenboek smeden en illustraties maken voor een boek van een andere schrijver is mijn liefde en mijn vak. Aan de hand van zoveel mogelijk originele illustraties en hun gedrukte versies zal ik vertellen hoe mijn ouders, mijn kind, mijn geliefde, vrienden, tekenbroeders, maar ook de schilderkunst, vakantielandschappen en het alledaagse leven mij gevormd hebben en tot inspiratie zijn. Ook zal ik het hebben over invloeden die mijn inspiratie totaal in de war kunnen sturen en over de uitwerking die een prijs op mij heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||
Tineke FietjeTineke Fietje is sinds 1972 werkzaam als jeugdbibliothecaris bij de Openbare Bibliotheek Emmen. Zij werkte in die hoedanigheid mee aan tal van taalstimulerings- en leesbevorderingsprojecten. Eén van die projecten was Boekenpret. Zij zat acht jaar in de jury van de Kiekeboekprijs. Ook organiseert zij peutervoorstellingen en schrijft ze daarvoor lesbrieven voor de beroepskrachten.
De bibliotheek, ook voor peuters en kleuters Jeugdbibliotheken in het hele land zijn actief op het terrein van de leesbevordering bij jonge kinderen. De jeugdbibliotheek Emmen is een voorbeeld van zo'n actieve bibliotheek. In de voorbije jaren zijn tal van taalstimulerings- en leesbevorderingsprojecten ontwikkeld, zoals Boekenpret, de bibliotheek en de Brede School en het dreumesvoorleesuurtje. Steeds opnieuw blijkt dat voor het welslagen van de projecten samenwerking tussen bibliotheek en andere bemiddelaars een belangrijke voorwaarde is. Het belang van deze netwerkvorming wordt aan de hand van concrete projecten uitgewerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Jef van KuykJef van Kuyk is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de CITO-groep Arnhem. Hij is de ontwerper van de Piramide-methode. Zijn meest recente publicatie over dit programma is: Piramide, de methode voor jonge kinderen (CITO-groep Arnhem, 2003).
De taalontwikkeling in de Piramide-methode In de lezing wordt ingegaan op de plaats van de taalontwikkeling van jonge kinderen in de Piramide-methode en de uitwerking ervan in het interactieve voorlezen van verhalen en versjes en het samen zingen van liedjes. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Annemie LeysenAnnemie Leysen studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Zij doceert Nederlands en jeugdliteratuur aan het departement lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Leuven. Zij recenseert kinder- en jeugdboeken voor de krant De Morgen en publiceert over jeugdliteratuur voor diverse vakbladen en tijdschriften. Zij was co-redactrice van de methode voor begrijpend lezen Leesmenu (De Sikkel) Van 1996 tot 2001 was zij Juryvoorzitter van de Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs. Zij coördineerde een Europees Comeniusproject rond War and Peace in European Children's Literature en was eindredactrice van de bloemlezing en de begeleidende didactische handleiding Kom vanavond met verhalen. Oorlog en vrede in verhalen en gedichten (Bakermat, 1999).
Twee maten en twee gewichten? Het schizofrene bedrijf van een docent-recensent Kinderboeken recenseren en kinderliteratuur doceren aan toekomstige onderwijzers: een vermenging van belangen? Alleszins twee wel erg verschillende manieren van bemiddelen met ook een aantal boeiende raakvlakken. Publiek, referentiekaders en bedoelingen lopen erg uit elkaar. Als docent moet je de didactische kant van de zaak in de gaten houden. Als recensent wil je die zo snel mogelijk weer vergeten. Directe bruikbaarheid voor de praktijk blijkt bij de studenten het belangrijkste criterium voor een goed kinderboek te zijn. Die obsessie wil je ze, als recensent met vooral literaire bekommernissen, zo snel mogelijk afleren. Met je eigen waarderingsnormen in het achterhoofd hoop je je studenten enige literaire competentie bij te brengen. Studenten arriveren in de lerarenopleiding met hun eigen voorkeurlijstjes uit hun kindertijd. En die kunnen wel eens hardnekkig smakeloos zijn. Dan maar je eigen canon, resultaat van jaren recensiewerk, gaan opdringen? Met Borderwijk, dus: ‘De meester moet niet dalen, de scholier moet klimmen’? Het blijft hopen dat de vonken, die uit een enthousiaste recensie kunnen overslaan, ook hun weg vinden naar studenten. En dat gebeurt vaak, gelukkig. | |||||||||||||||||||||||||||||
Karin LaarakkerKarin Laarakker studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Tijdens haar studie was zij werkzaam bij verschillende leesbevorderende organisaties, onder meer Stichting Lezen en Stichting Bulkboeks Dag van de Literatuur. Haar doctoraalscriptie, die zij in december 2002 voltooide, ging over de overgang van jeugd- naar volwassenenliteratuur. Sinds februari 2003 werkt zij aan de Universiteit Utrecht aan een proefschrift over dit onderwerp. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Baart oefening kunst? De rol van literaire jeugdliteratuur bij de overgang naar volwassenenliteratuur De overgang van jeugd- naar volwassenenliteratuur is een belangrijke fase in de literaire socialisatie, die bepalend is voor de volwassen leescarrière. Vaak verloopt die overgang moeizaam, nemen leesplezier en leesmotivatie sterk af in de loop van de middelbare school en ontstaat een kloof tussen het ‘lezen voor jezelf’ en het ‘lezen voor school’. In het verleden werden de werkvormen in het literatuuronderwijs, zoals de structuuranalyse en de verplichte literatuurlijst, vaak beschouwd als de grote boosdoeners. Een andere veelgehoorde klacht was dat er te weinig aansprekende en toegankelijke boeken voor jongeren beschikbaar zouden zijn. Nochtans is in beide situaties inmiddels verandering gekomen. De tekstgerichte benaderingen hebben plaatsgemaakt voor een belevingsgerichte aanpak, en het aantal boeken dat de leerlingen moeten lezen is sterk teruggebracht. Bovendien is sinds de jaren zeventig de jeugd- en jongerenliteratuur sterk opgekomen. In de jaren negentig is zelfs een geheel nieuw genre ontstaan, de (literaire) adolescentenroman, die zich onder meer wat betreft compositie en stijl laat meten met de volwassenenliteratuur, maar inhoudelijk aansluit bij de belevingswereld van jongeren. Uit onderzoek blijkt echter dat veel docenten in de Tweede Fase niet bekend zijn met deze boeken. Ook zijn zij vaak niet bereid in hun lessen hieraan aandacht te besteden en staan zij hun leerlingen niet toe deze boeken op hun lijst te zetten. Het lijkt erop dat hierdoor de traditionele breuk tussen derde en vierde klas, tussen basisvorming en Tweede Fase, blijft bestaan, en dus ook de hiervoor geschetste problematiek. In mijn bijdrage zal ik vertellen over mijn onderzoek naar het verband tussen het lezen van literaire jeugdliteratuur en het leesgedrag later. Het lijkt logisch te veronderstellen dat de kennismaking met de volwassenenliteratuur hierdoor vergemakkelijkt wordt, maar is dit ook inderdaad het geval? Wat is hierin de rol van de ouders? En in hoeverre is er sprake van verschillen tussen jongens en meisjes? | |||||||||||||||||||||||||||||
Pjotr van LenterenPjotr van Lenteren is jeugdboekenrecensent bij de Volkskrant. Daarnaast eindredacteur bij een journalistiek bureau, tekstschrijver en muzikant. Liep tijdens zijn studie Nederlands stage bij Querido en het Kinderboekenmuseum, waar hij meewerkte aan de tentoonstelling over griezelboeken. Zijn eindscriptie Twisten over de smaak van een ander, een bibliografische studie naar de ontwikkeling van leesvoorkeur bij kinderen en jongeren, kreeg een eervolle vermelding bij de uitreiking van de L.M. Boerlageprijs in 2000. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Nu al klassiek? Waarom recensenten zich niet moeten bemoeien met canonvorming Literaire heiligverklaring. Is het de laatste stap naar een volwaardige kinderliteratuurwetenschap of is het een noodkreet van grote mensen die zich niet serieus genomen voelen? Hoe dan ook is het canoniseren van kinderboeken en hun auteurs zonder dat er één kind naar gekeken heeft na twintig jaar ‘jeugdliteraire emancipatie’ een vervelende routine geworden. Jeugdrecensenten moet zo langzamerhand maar weer eens leren om niet voor hun beurt te praten en zich te houden bij hun, minstens even heilige, journalistieke taak: een eerste oordeel geven in plaats van het laatste. | |||||||||||||||||||||||||||||
Martine LetterieMartine Letterie (1958) is geboren in Amsterdam. Ze studeert Nederlandse taalen letterkunde in Utrecht. Haar hoofdvak is Middelnederlandse letterkunde. Na haar studie werkt ze tot 1997 als docent Nederlands. Vanaf 1987 werkt ze mee aan verschillende schoolboeken, onder meer aan Literatuur in de basisvorming. Van 1990 tot 1993 was Letterie lid van de Griffeljury. Daarnaast is ze redacteur van het blad Tikker, een blad over jeugdliteratuur voor middelbare scholieren. Sinds 1996 schrijft ze historische kinderboeken. Ze wordt geïnspireerd door haar familiegeschiedenis en door de geschiedenis van verschillende regio's. In haar boeken wil ze haar lezers laten zien hoezeer de geschiedenis ons leven nu bepaalt.
Omdat je bent waar je vandaan komt Sinds 1996 schrijf ik historische jeugdboeken. Daarbij laat ik me inspireren door de geschiedenis van mijn eigen familie en door de geschiedenis van verschillende regio's. Dat is volgens mij de manier om kinderen en jongeren te interesseren voor geschiedenis: historie laten zien die op één of andere manier dichtbij is. Met mijn familie heb ik geluk: in mijn stamboom wemelt het van de criminelen én van de beeldhouwers. En regionale geschiedenis biedt een schat aan onbekende verhalen, die het waard zijn om niet vergeten te worden. De kunst is daar verhalen van te maken, die toegankelijk zijn voor kinderen en jongeren. Aan de hand van mijn laatste jeugdboek Wachten op een brief laat ik zien hoe ik omga met mijn inspiratiebronnen en welke afwegingen ik maak met betrekking tot mijn lezers. | |||||||||||||||||||||||||||||
Dorus LuyckxDorus Luyckx studeerde af in de Algemene Literatuurwetenschap en was van 1979 tot 2003 docent Nederlands en geschiedenis in het voortgezet onderwijs. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hij is met name werkzaam geweest in het VMBO. Luyckx heeft meegewerkt aan het leesbevorderingsproject Bazar. Sinds 2003 is hij directeur van een openbare basisschool in Edam.
Van AVI tot Zwagerman? Een doorgaande lijn in de literaire smaak van kinderen in de bovenbouw basisonderwijs tot en met de basisvorming Centraal in deze lijn komt te staan hoe het ontwikkelde plezier in het lezen van fictie op zijn minst op peil blijft wanneer leerlingen het voortgezet onderwijs gaan bezoeken. Het is van belang dat ingezien wordt dat er al in het primair onderwijs grote verschillen tussen leerlingen zijn ontstaan in de kwantiteit en de kwaliteit van hetgeen is gelezen. Docenten in het voortgezet onderwijs zouden wat betreft het lezen van fictie de beginsituatie van de leerling in de brugklas moeten vaststellen. De kerndoelen van het primair onderwijs en de kerndoelen van de basisvorming waar het om fictie en om kunst- en cultuurbeleving gaat, vormen het uitgangspunt voor de inleiding die past in het subthema over canonvorming in de basisvorming. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anne ProvoostAnne Provoost (1964) is auteur. Zij debuteerde in 1990 met Mijn tante is een grindewal. Andere boeken van haar hand zijn Vallen (1994), De Roos en het Zwijn (1997) en De Arkvaarders (2001). Zij ontving voor haar werk verschillende jeugdliteraire prijzen: de Boekenleeuw, de Gouden Uil, de Libris Woutertje Pieterse Prijs, de Gouden Zoen en de Zilveren Griffel. In juni 2003 hield zij de Annie M.G. Schmidtlezing aan de Universiteit Leiden over het kind als antagonist.
Literaire kritiek op kinderboeken: eindelijk tot wasdom gekomen, vaagheid troef Wat valt er te zeggen over de literaire kritiek? Hoe functioneert ze? Naar aanleiding van kritieken op haar eigen werk en op dat van anderen reflecteert Anne Provoost op kwesties als: Hoe gaan critici en auteurs met elkaar om? Is er sprake van respect? Bestaat er zoiets als een mogelijkheid om ‘de intentie van de auteur’ te achterhalen? Kan een criticus zeggen: ‘Dit is wat de schrijver heeft bedoeld?’ En: Hoe gaan critici om met de literaire traditie? Op welke wijze vergelijken ze de ene auteur met de andere auteur. Hoe flatterend of hoe benauwend is dat voor een schrijver? | |||||||||||||||||||||||||||||
Elly ScherpenisseElly Scherpenisse (1952) volgde de opleiding tot assistent-bibliothecaris in Rotterdam, waar zij in verschillende vestigingen van de Gemeentebibliotheek werkte als assistent-bibliothecaris in opleiding en assistent-bibliothecaris voor de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
jeugd. Daarna volgde zij de opleiding tot jeugdbibliothecaris in Amsterdam en werd Hoofd Centrale Jeugdbibliotheek in Tilburg. Later werd deze functie Hoofd Jeugdbibliotheekwerk. Zij was bestuurslid van de Sectie Jeugdbibliotheekwerk van het NBLC. Momenteel is zijn lid van de Agendacommissie van het Landelijk Vakberaad Jeugdbibliotheekwerk.
Kippevel, Harry Potter en Aidan Chambers... De jeugdliteratuurcanon van de Openbare Bibliotheek Het klantgerichte collectioneren in de bibliotheek van nu leidde de afgelopen jaren tot verhitte discussies over de keuze tussen literatuur met een hoge drempel en clichéliteratuur. Als er meer gekocht wordt dan waar het publiek om vraagt, kan dan de literatuur die door slechts weinigen gelezen wordt nog wel in iedere bibliotheek aanwezig zijn? Wat moet dan wel overal op de planken staan? Mijn stelling is dat de jeugdbibliothecaris een brede collectie zou moeten selecteren vanuit kennis van jeugdliteratuur en literaire kritiek, kennis van onderwijs en (de vraag van) kinderen. Bij inlichtingenwerk en leesbevordering zou hij zich meer kunnen profileren als deskundige intermediair, die zijn klant kan adviseren over media met de beste kwaliteit: de bibliotheekcanon. Internet en kinderparticipatie bieden daarbij nieuwe mogelijkheden. | |||||||||||||||||||||||||||||
John SchrijnemakersJohn Schrijnemakers (1956) studeerde Psycholinguïstiek aan de Universiteit van Amsterdam met als specialisatie taalverwerving(stoornissen). De bijvakken waren Kinderpsychiatrie en Orthopedagogiek. Na beleidsfuncties bij de Technische Universiteit Twente en de gemeente Lelystad volgden commerciële en marketingfuncties bij diverse bedrijven, waaronder IKEA. Hij opende in 1994 in Amersfoort SpeelBoek, een combinatie van een speelgoedwinkel en een kinderboekwinkel. Naast een professionele bedrijfsvoering is het kind altijd het uitgangspunt. Dit resulteerde onder meer in een zeer grote collectie jeugdboeken (12-16 jaar) en een speciale kast met crossover-boeken: moderne Nederlandse literatuur onder de noemer: ‘Lekker lezen voor je lijst, dat kan óók!’
Blijde boodschapper of zondebok? De rol van bemiddelaars bij de ontwikkeling van lezende kinderen Kinderen hebben hun eigen canon. Deze ‘canon’ wordt samengesteld uit onwetendheid, door sociale druk of doordat bemiddelaars het kind niet het geschikte boek aanreiken. Bemiddelaars die zelf weinig gelezen hebben en/of weinig contact hebben met kinderen zijn vaak niet in staat om het standaardlijstje bij te schaven. Omdat ze zelf niet verder komen dan Slee, Vriens en Van Loon. Omdat | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ze voorbij gaan aan de sociale druk van de peer-group. Of omdat ze het leesplezier van ondergeschikt belang vinden. Uitgangspunt voor het kweken van zelfstandige kritische lezers moet echter altijd het leesplezier zijn. Zonder enthousiasme kan een bemiddelaar niet bouwen aan idealen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Cathy SpierenburgCathy Spierenburg was docente Nederlands aan een Opleidingsschool voor kleuterleidsters, Pedagogische Akademie en PABO, respectievelijk in Amersfoort en Utrecht. Ze werkte als businessunit-manager bij de Nederlandse Onderwijs Televisie en als manager jeugdeducatie Teleac/NOT. Zij is onder meer verantwoordelijk voor de uitbreiding van de doelgroep met de voorschoolse fase en voor de marktpositionering van de Teletubbies. Momenteel is ze netcoördinator van Z@ppelin, het jeugdnet van de publieke omroep.
Televisie en lezen: op Z@ppelin vanzelfsprekend multimediaal Leesbevorderingsprogramma's behoren tot het dagelijks menu op Z@ppelin, voor elke leeftijdscategorie tussen 2-12 jaar, waarbij we de meekijkende ouders en leerkrachten niet vergeten. De prentenboeken in Sesamstraat, de voorleessessies bij Koekeloere en de Tweenies zijn slechts enkele voorbeelden van de voor- en vroegschoolse leeseducatie. Aandacht voor de bibliotheek, het schrijverschap en op welke wijze illustreer je een boek, wijzen de kijkers op andere aspecten van lezen. Verfilmde boeken, boekrecensies zijn regelmatig een onderdeel van de programmering. De Nationale Voorleesdagen en de Kinderboekenweek hebben recht op een thematische benadering op de zender. In het tweewekelijkse magazine Z@pp&Zo is een vaste boekrubriek te vinden. Het meest recente project: het Z@ppelin-logeerboek brengt het boek in elk gezin. | |||||||||||||||||||||||||||||
Marita de SterckMarita de Sterck (1955) studeerde Germaanse talen en pers- en communicatiewetenschappen aan de RU Gent en sociale en culturele antropologie aan de KU Leuven. Ze doceert jeugdliteratuur, literatuur en antropologie aan de bibliotheekschool van Gent en geeft ook een cursus verhalen schrijven voor jongeren (15+) voor Canon Cultuurcel. Met collega's jeugdboekenauteurs/schrijfdocenten uit dit project bundelde ze schrijfoefeningen in het jeugdboek: Vingeroefeningen, tips van schrijvers voor schrijvers (Afijn/Biblion, 2003). Als antropoloog houdt ze zich vooral bezig met inwijdingsrituelen en -verhalen. Er loopt een lijn van deze inwijdingsrituelen naar haar adolescentenromans Splinters, Wild vlees, Op kot (Querido). Splinters werd bekroond door de Jeugdjury in 2000, Wild vlees kreeg in 2001 in Nederland de Gouden Zoen voor het beste jeugdboek. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Al doende. Over de rol van schrijfoefeningen bij literatuuroverdracht Kunnen jongeren via schrijfopdrachten iets opsteken over literaire valkuilen, schrijfprocessen, literaire technieken, verhaaltheorie, literair vakmanschap, verhaalanalyse...? Oefenen ze al doende niet alleen in schrijven maar ook in lezen? Kunnen oefeningen in creatief schrijven een ander zicht geven op de ‘grote’ literatuur, op de boeken die nooit vergeten mogen worden? Van een oefening in zintuiglijk schrijven naar een andere blik op Het parfum? Van het bespreken van een zelfgeschreven flashback naar een andere lectuur van De aanslag? Of wordt dan pas goed duidelijk hoe relatief canonisering blijft? We verkennen deze vragen, niet via een theoretisch discours maar...al doende. Een pleidooi voor een schrijfplek in het Studiehuis. Geput wordt uit vijf jaar ervaring met het Vlaamse project Vingeroefeningen, cursussen creatief schrijven voor 15+, en het gelijknamige boek. | |||||||||||||||||||||||||||||
Edward van de VendelEdward van de Vendel (1964) was vijftien jaar leerkracht op basisscholen. Hij schreef er ook een non-fictie boek voor kinderen over, dat bij Uitgeverij Querido verscheen: Slik gerust een krijtje in, alles over de basisschool (2002). Bekender, wellicht, is hij van zijn fictie-werk voor kinderen en jongeren. Van poëzie (bijvoorbeeld Superguppie, 2003) tot prentenboeken (bijvoorbeeld Het woei en Resus, beide 2003) tot kinderromans (Wat ik vergat, 2001). Voor de jeugdboeken Gijsbrecht en De dagen van de bluegrassliefde kreeg hij een Gouden Zoen, voor het prentenboek Dom konijn een Zilveren Griffel.
De meester schrijft Van alle boeken die er voor basisschoolkinderen geschreven worden, bereikt een gedeelte de kinderen op niet-literaire kracht, via mooie omslagen, goede titels, via prijzen als die van de kinderjury, via een goede pr-functionaris bij de betreffende uitgeverij. Een ander gedeelte van de jaarlijkse boekproductie heeft een meester of een juf nodig. Een meester of juf die zelf razend enthousiast is over het boek en het dus razend enthousiastmakend kan voorlezen. Voorlezen is het tovertreintje in de klas, de zweefmolen in het lokaal. Naar de verte! De lucht in! Maar wat precies? Welke boeken? En als de meester zelf schrijft? Heeft hij dan een extra taak? | |||||||||||||||||||||||||||||
Marc VerboordMarc Verboord studeerde Marketing en Sociologie van het Boek aan de Katholieke Universiteit Brabant. Tussen 1997 en 2002 was hij Onderzoeker in Oplei- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ding bij de onderzoekschool Interuniversitair Centrum voor Sociaal-wetenschappelijke Theorievorming en Methodenontwikkeling (ICS), binnen de vakgroep Sociologie van de Universiteit Utrecht. Het aldaar verrichte onderzoek resulteerde in het proefschrift waarop hij in maart 2003 promoveerde: Moet de meester dalen of de leerling klimmen? Momenteel is hij als postdoc-onderzoeker binnen het NOW-aandachtsgebied ‘Culturele canons en culturele competenties’ verbonden aan de Universiteit van Tilburg, opnieuw bij de sectie Marketing en Sociologie van het Boek
Lezen na het literatuuronderwijs Het literatuuronderwijs binnen het voortgezet onderwijs geldt als een belangrijke plaats van literaire vorming. Leerlingen maken er kennis met het Nederlandstalige literaire erfgoed, maar worden in toenemende mate ook uitgedaagd hun eigen literaire smaak te volgen en te vormen. In mijn bijdrage ga ik na welke gevolgen uiteenlopende soorten literatuuronderwijs hebben voor het latere leesgedrag van leerlingen. Leidt veel aandacht voor canonieke werken ook tot een latere voorkeur voor dit type boeken of is het gunstiger leerlingen zelf hun weg te laten zoeken? Het onderzoek is gebaseerd op gegevens van bijna 90 docenten Nederlands en zo'n 700 oud-leerlingen van deze docenten. | |||||||||||||||||||||||||||||
Gerard de VriendGerard de Vriend is docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Behalve colleges over de literatuur van na 1945 geeft hij ook het keuzevak Theorie en geschiedenis van de jeugdliteratuur. Hij promoveerde met een proefschrift over het literatuuronderwijs: Literatuuronderwijs als voldongen feit. Legitimeringen voor het leren lezen van literatuur op school (Amsterdam, 1996). Hij is redactielid van Literatuur zonder leeftijd.
Canonvorming in de klas Na een inleiding over de ideeën met betrekking tot canonvorming in de literatuurstudie, wordt in de plenaire lezing - voor deze gelegenheid - een andere betekenis gegeven aan ‘canonvorming’, namelijk gevormd worden in de canon, in het literatuuronderwijs. | |||||||||||||||||||||||||||||
Henk WagenaarHenk Wagenaar werkt van 1972 tot 1987 in het primair onderwijs. Hij studeerde onderwijl onderwijskunde en algemene pedagogiek. Vanaf 1987 is hij werkzaam als onderwijskundige en medewerker wereldoriëntatie bij de afdeling Primair onderwijs van de CITO-groep, waar hij zich vooral met het vak geschiedenis | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||
bezighoudt. Hij is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van geschiedenistoetsen van de CITO-groep voor het primair onderwijs en initiatiefnemer en organisator van een cultuurpedagogische discussie over zinvolle wereldoriëntatieleerstof, waaronder geschiedenis. Verder doet hij in het kader van PPON onderzoek naar de kwaliteit van het geschiedenisonderwijs op de basisschool. Recente publicaties zijn: Geschiedenis voor de basisschool. Een domeinbeschrijving op basis van een cultuurpedagogische discussie (CITO-groep Arnhem, 2002), Balans van het geschiedenisonderwijs aan het eind van de basisschool 3 (CITO-groep Arnhem, 2003) en Balans van de historische beeldvorming aan het eind van de basisschool (CITO-groep Arnhem, 2003).
De zin en onzin van een canon voor wereldoriëntatie Reeds in 1926 schreef de historicus Huizinga dat geschiedenis de geestelijk vorm is waarin een cultuur rekenschap aflegt van haar verleden. Hij voegde daaraan toe dat iedere generatie dat weer op haar eigen manier doet, maar ook elke subgroep - in Huizinga's tijd iedere zuil - binnen de samenleving. Historische feiten als zodanig leveren namelijk geen verhaal op, geen beeld van het verleden. Dit beeld ontstaat pas door interpretatie van de feiten en feiten laten zich nu eenmaal moeiteloos rangschikken in samenhangende verhalen van uiteenlopende strekking. Als we in de geest van Huizinga het geschiedenisonderwijs dan beschrijven als de vorm, waarin de huidige volwassen generatie rekenschap aflegt van het verleden voor de nieuwe generaties, dan geldt ook hier dat wij dat op uiteenlopende wijzen kunnen doen. In deze voordracht wordt ingegaan op de vraag hoe de generaties sinds Huizinga's tijd over canonvorming voor het geschiedenisonderwijs in Nederland gedacht hebben en hoe we er tegenwoordig mee omgaan. Ook wordt ingegaan op de rol die de historische roman in de jeugdliteratuur hierbij speelt. |
|