Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 17
(2003)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| ||||||
De prijs voor een leven in dienst van het schrijven
| ||||||
[pagina 96]
| ||||||
aarde. De publieke persona heeft de overhand gekregen boven de Andersen van vlees en bloed. In zijn autobiografie kan men lezen hoe hij als artistiek begaafde jongen, afkomstig uit een arm en belast milieu, op veertienjarige leeftijd vanuit zijn geboorteplaats Odense naar Kopenhagen is vertrokken met de niet geringe ambitie om beroemd te worden. Echter, in de grote stad werd hij gedwongen zich voor zijn persoonlijke en artistieke overleving te conformeren aan de Deense elite die het culturele leven financierde. De teksten van zijn dagboeken en brieven die na zijn dood zijn gepubliceerd ondermijnen bovenstaande mythe en tonen de schaduwzijde van een ogenschijnlijk sprookjesachtig leven. Wie wil weten hoe pijnlijk dit adaptatieproces aan zijn nieuwe culturele milieu is verlopen kan te rade gaan bij deze sombere teksten. Ze getuigen van een splitsing in zijn autobiografische levensverhaal. Maar, terwijl Andersen in 1847 bezig was met de voltooiing van zijn autobiografisch project, nam zijn authentieke, creatieve zelf wraak! Hij begon aan De Schaduw en daarmee, aan de uitholling van de mythe van zijn leven in een geraffineerd spel met schijn en werkelijkheid, een spel dat blijkbaar ook deel uitmaakte van de realiteit van zijn eigen leven. De Schaduw kan gelezen worden als een psychologische horrorgeschiedenis, als een demonisch verhaal met een nihilistische visie op schrijverschap in een materialistische en hypocriete cultuur. | ||||||
Een geleerde man en zijn Schaduw: een spel met schijn en werkelijkheidHet verhaal gaat kortweg over een geleerde man uit het Noorden, die over het Ware, het Goede en het Schone schrijft, en over diens Schaduw. Wanneer de geleerde man rond reist in het Zuiden maakt zijn Schaduw zich los van zijn meester, gaat het huis van de Poëzie binnen, meet zich een menselijke identiteit aan en bouwt een zelfstandig bestaan op. Na een aantal jaren keert hij terug naar zijn voormalige meester in het Noorden om zijn succes te tonen. Geleidelijk aan wordt de geleerde man, die wegkwijnt omdat niemand behoefte heeft aan zijn teksten, omgekocht om als schaduw van zijn op macht beluste Schaduw te gaan functioneren. Hij wordt de reisgenoot van de Schaduw. Uiteindelijk wordt de geleerde man volledig gedomineerd door zijn Schaduw en ten slotte voor gek verklaard en gedood omdat hij weigert zich nog langer te onderwerpen. De Schaduw en zijn bruid vieren vervolgens hun bruiloft en nemen de toejuichingen van het volk in ontvangstGa naar voetnoot1.. | ||||||
[pagina 97]
| ||||||
De Schaduw lijkt als een min of meer realistische vertelling te beginnen: In de warme landen, daar brandt de zon pas echt. De mensen worden er zo bruin van als mahoniehout en in de allerheetste landen verbranden ze zo dat ze negers worden. Een geleerde man die uit de koude landen kwam, ging niet verder dan de warme landen en dacht dat hij daar kon rondhollen zoals thuis maar dat leerde hij gauw af. (Andersen, De Schaduw, blz. 209) Terwijl de geleerde man op zijn balkon zit, maakt zijn Schaduw, die tot het huis aan de overkant reikt, en die, zoals het behoort, zijn meester altijd volgde, zich los van hem. In de loop van het verhaal blijkt dit fantastische fenomeen, in de gedaante van een demonische kracht, de vertrouwde wereld van de geleerde langzamerhand te destabiliseren. Andersen ontleende het romantische motief van de verloren schaduw aan Peter Schlemil (1813) van Adelbert von Chamisso. De Schaduw sluit echter vanwege de breuk in de realistische setting, de nihilistische strekking en het thema van de dubbelganger nauw aan bij het genre van de negentiende-eeuwse fantastische literatuur, bij auteurs als E.T.H. Hoffmann en Edgar Allan Poe. In dit genre wordt de thematiek van de dubbelganger gekenmerkt door een vermenigvuldiging van de persoonlijkheid die letterlijk plaats vindt waarbij de grenzen tussen subject en object vervloeienGa naar voetnoot2.. In De Schaduw wordt gespeeld met vervaging van de grenzen tussen de geleerde man en zijn Schaduw. Hier vindt immers transformatie plaats van een schaduw, een vormloos figuur zonder substantie, naar een aangekleed mens: ‘De Schaduw was buitengewoon goed gekleed en dat maakte juist dat hij net een mens leek’. (blz. 213). Rosemary Jackson benadrukt in Fantasy: the Literature of Subversion (2001) vanuit een sociologisch en psychoanalytisch perspectief dat de fantastische teksten in de negentiende eeuw, in deze tijd van vooruitgang en geloof in de maakbaarheid van de wereld, een subversieve functie bezitten omdat deze de dominante visie op de realiteit begonnen te ondervragen. Daarbij biedt de psychoanalytische theorievorming over de angstwekkende, ‘unheimliche’ werking van het fenomeen van de dubbelganger en schaduwbeelden die men in het rijk van de fantastische literatuur tegenkomt de mogelijkheid om deze te beschou- | ||||||
[pagina 98]
| ||||||
wen als projecties van onbewuste verlangens, veroorzaakt door ‘the return of the repressed’, door te openbaren wat normaal onder invloed van culturele normen verworpen wordt of uit het zicht wordt gehouden. (Freud, 2000, blz. 177). Andersen weet in De Schaduw dit specifieke verontrustende effect van het fantastische verhaal te bewerkstelligen door het fantastische en het realistische element zodanig te fuseren dat deze opposities geproblematiseerd en verbonden worden met een oordeel over de positie van een schrijver in de repressieve burgerlijke cultuur van zijn eigen tijd. Annelies van Hees merkt op hoe Andersen ook op stilistisch niveau zijn meesterschap toont in dit spel met schijn en werkelijkheid. Op microniveau wordt vaak de vergelijking als stijlfiguur gebruikt. Van Hees trekt hieruit de conclusie dat het verhaal op microniveau uitdrukt wat het in zijn totaliteit zegt: dat het een as-if verhaal is. Achter het veelvuldig gebruik van een bepaald stijlfiguur schuilt in haar optiek bij Andersen vaak een verborgen, psychologische betekenis. In De Schaduw verwijst het naar een zwakke identiteit, een schijnidentiteit (Van Hees, 1999, blz. 85). Wat representeren de geleerde man en de Schaduw, deze schijngestalten, in dit verhaal met een bijzonder onsprookjesachtig, zelfs nihilistisch, eind? | ||||||
De Schaduw, reisgenoot en oplichterDe Schaduw van de geleerde man keert letterlijk een paar maal terug. Nadat hij zich heeft los gemaakt en het huis van de Poëzie is binnen gegaan reist hij, na zijn weg te hebben gevonden in de wereld, naar het Noorden om zijn voormalige meester op te zoeken ‘uit een soort verlangen om u nog eens te zien voor u sterft, want u gaat sterven’ (p.213). Hiermee kondigt hij tegelijkertijd de dood van de geleerde man aan. Deze donkere figuur, afkomstig uit het zelf, incorporeert in Freudiaanse zin iets waar de geleerde man eerder wel vertrouwd mee was maar wat onderdrukt is. De Schaduw lijkt ontstaan te zijn uit het angstige maar verdrongen besef dat de wereld geen boodschap heeft aan zijn teksten. Hij schrijft immers over het Ware, het Goede en het Schone, ondanks het feit dat hij erover klaagt en beseft geen gehoor te vinden. De Schaduw biedt hem ter lering en vermaak een gratis reisje aan omdat hij van mening is dat de geleerde man vervreemd is van de wereld waarin hij leeft. De Schaduw verbindt hieraan de voorwaarde dat de geleerde man de positie van schaduw en reisgenoot inneemt. Maar de geleerde man vindt dit te ver gaan, waarop de Schaduw vertrekt. Nadien wordt de geleerde echter door zorg en verdriet achtervolgd omdat hij merkt dat wat hij bleef vertellen over het Ware, het Goede en het Schone parels voor de zwijnen waren. Hij trekt zich dit zo aan dat hij er ziek van wordt. Niet verwonderlijk dat de Schaduw opnieuw terugkeert als representatie van de pijnlijke wetenschap dat het Ware, het Goede en het Schone geen plaats hebben in een wereld die geregeerd | ||||||
[pagina 99]
| ||||||
wordt door schijnvertoningen. De Schaduw is namelijk rijk en bijzonder mooi aangekleed, in het allerfijnste laken, teruggekeerd uit het huis van de Poëzie. ‘Dat maakte juist dat hij net een mens leek’ (blz. 213). Hier lijkt een idealistische schrijver te staan tegenover een figuur die een onttoverde wereld representeert. Want de Schaduw heeft geen verstandige lessen geleerd in het huis van de Poëzie. Hij is in de schemering gebleven, in het voorportaal ‘een bijzonder goede plaats’. Zijn verblijf van drie weken dat net zoveel effect heeft ‘alsof je drieduizend jaar had geleefd en alles had gelezen wat er geschreven is’ (blz. 213) heeft een materialistische, op macht belust schrijver geproduceerd voor wie overleven de belangrijkste drijfveer is. De Schaduw vertelt de geleerde man dat hij zijn weg in het leven heeft gevonden met het schrijven van dreigbrieven. Het kwaad bij de buren heeft hij gebruikt om angst aan te jagen. ‘Ze waren heel bang voor me en heel dol op me ... en toen werd ik de man die ik nu ben’ (blz. 214). De geleerde man verwachtte juist, in zijn naïviteit, dat zich in het huis van de Poëzie conventionele figuren zoals de goden uit de Oudheid en de oude helden bevonden. De Schaduw vertelt dat hij in het voorportaal besefte een mens te zijn maar zich er voor schaamde er zo als mens bij te lopen. Terstond begreep hij echter wat hij nodig had om een echt mens te worden: ‘heel dat laagje mensenvernis dat een mens herkenbaar maakt’ (blz. 214). In korte tijd heeft hij zich mensenkennis verworven en kennis gemaakt met de hele maatschappij: ‘Ik liep op en neer ... Ik keek waar niemand kan kijken, ... ik zag wat niemand zou moeten zien. Eigenlijk is de wereld laag’ (blz. 214). De Schaduw heeft achter de maskers gekeken en deze gekopieerd. Ontdaan van een laagje beschaving blijkt de kern van de mens een moorddadig beest te zijn. Tegelijkertijd wordt de ideologie van de bourgeoisie ontmaskerd als een cultuur van corruptie en goedkoop succes waar de Schaduw zijn voordeel mee doet. De geleerde man heeft zich hiervoor afgesloten. Hij leeft als rationele schrijver die de classicistische idealen aanhangt in een ethische wereld met morele uitgangspunten en leidt als het ware een schaduwachtig bestaan. In de loop van het verhaal leert hij het kwaad kennen, de onschuldige wereld waarin hij leeft blijkt maar schijn. De terugkeer van de Schaduw confronteert de geleerde man ook met de loochening van zijn seksuele verlangen om het huis van de Poëzie, gepersonifieerd door de jonge prinses, binnen te gaan. Hij geeft zijn Schaduw echter stiekem wel toestemming om op onderzoek te gaan. Deze trouwt zelfs met de prinses terwijl de geleerde man als schaduw van zijn Schaduw slechts zijn verstand mag tonen en als zodanig bijdraagt aan diens amoureuze succes zonder diens ervaring te delen. Is dat de prijs die men moet betalen voor een leven in dienst van het schrijven, een leven zonder de beleving van liefde en seksualiteit? Is schrijven gedoemd te mislukken als de magie van liefde ontbreekt? | ||||||
[pagina 100]
| ||||||
De Schaduw lijkt anderzijds ook te staan voor projectie van de verlangens van de geleerde man naar materialisme en wereldse avonturen. Robert Rogers is van mening dat de Schaduw in die zin ‘the dangers of Faustian yearning for worldness’ symboliseert (Rogers, 1970, blz. 23). De Schaduw presenteert de geleerde man namelijk de prijs voor zijn verlangens naar Poëzie. In ruil voor een verslag van diens belevenissen (‘Ga zitten, oude vriend, en vertel me eens hoe het je vergaan is en wat je bij de overburen in de warme landen hebt gezien’ (blz. 213)) belooft hij de werkelijke identiteit van de Schaduw geheim te houden. Vervolgens accepteert hij zijn positie als schaduw waardoor hij medeplichtig wordt aan het bedrog. De geleerde man wordt de reisgenoot van de Schaduw en heeft zo deel aan diens avonturen. ‘Toen gingen ze op reis. De schaduw was de meester en de meester was dus schaduw’ (blz. 215). Dit kan als een pact met de duivel beschouwd worden, de geleerde man onderhandelt met het kwaad waardoor hij ook een man zonder ziel wordt. | ||||||
De vernietigende kracht van de verbeeldingHet Faust-thema is ook terug te vinden in een ander motief dat betrekking heeft op de destructieve kracht van de verbeelding. De Schaduw is uit het huis van de Poëzie terug gekomen als een alziend en alwetend persoon. Een aantal malen bevestigt hij deze bijzondere status: ‘Alles, zei de schaduw, want ik heb alles gezien en weet alles’ (blz. 214). Hij representeert in die zin ook het Faustiaanse verlangen naar absolute kennis, naar almacht: ‘a negative version of desire for the indefinite’ (Jackson, 2001, blz. 57)Ga naar voetnoot3.. De Schaduw gebruikt deze macht om indruk te maken op de prinses: ‘zo heb ik van mijn schaduw een mens laten maken’ (blz. 216) en verdraagt geen verzet tegen de grenzeloze macht van zijn verbeelding. Als de geleerde man weigert voor een groot bedrag de positie van schaduw van zijn Schaduw te worden in diens koninkrijk en de ware identiteit van de Schaduw dreigt te onthullen, wordt hij gedood door zijn Schaduw en diens bruid. De Schaduw lijkt hier te staan voor de vernietigende kracht van de verbeelding die als het ware buiten de eigen controle omgaat ten koste van de aangepaste sociale identiteit. In De Schaduw wordt echter ook een oordeel geveld over de negentiende-eeuwse burgerlijke cultuur. Deze wordt gerepresenteerd als een schijnvertoning, als een cultuur van materialisme en uiterlijk vertoon waarin een schrijver zijn vermogen om te schrijven probeert te behouden. | ||||||
[pagina 101]
| ||||||
Het produceert echter slechts schijngestalten en schaduwbeelden. Immers, beide schrijvers lijken de boot van de ware (romantische?) poëzie gemist te hebben, ze worden ontmaskerd als namaakgenieën. De geleerde man omdat hij zijn zwarte Dionysische kant ontkent, terwijl de Schaduw zich tevredenstelt met het voorportaal van het huis van de Poëzie en met schijnvertoningen op het balkon voor een applaudisserend massapubliek. Wat een bruiloft was dat! De koningsdochter en de Schaduw gingen naar het balkon om zich aan het volk te vertonen en nog meer toejuichingen in ontvangst te nemen. De geleerde man hoorde niets van dat alles want hem hadden ze van het leven beroofd. (De Schaduw, blz. 218) Zoals gezegd, het spel met schijn en werkelijkheid maakte ook deel uit van het leven van Andersen. In feite presenteert hij in zijn autobiografie een beeld van zichzelf dat op de geleerde man lijkt die steeds meer een schaduwachtig bestaan gaat leiden naarmate zijn Schaduw groeit. Andersen is echter niet alleen de geleerde man maar ook de Schaduw, de artiest als een man zonder substantie, zonder identiteit. Dat is de prijs die hij, net als de geleerde man, moest betalen voor zijn verlangen naar roem en erkenning. Maar tragisch genoeg is roem gebaseerd op een illusie want schrijven is slechts een schaduwachtige bezigheid, dat weet Schaduw maar al te goed. ‘Een woord, een schaduw’ zegt hij als het onderlinge bedrog tussen hem en de geleerde man wordt beklonken. Maar wat een meesterlijk bedrog! | ||||||
Literatuur
| ||||||
[pagina 102]
| ||||||
|
|