hierbij niet alleen op klassieke feesten zoals Sinterklaas of Driekoningen, maar ook op nieuwe tradities - zogenaamde ‘invented traditions’ - die uitgevonden zijn of afgeleid van andere rituelen. Sommige zijn pas een jaar oud, maar worden wel als traditie gevierd en beleefd. Uiteindelijk doel is het maken van een staalkaart van hedendaagse kalenderfeesten. Daarnaast moet het project - naast het uitbrengen van een boek - resulteren in een tentoonstelling en een toegankelijke database.
Eind jaren negentig onderbreekt Rooijakkers zijn werkzaamheden in Nederland en vertrekt met een stipendium van de Niels Stensen Stichting voor een jaar naar Italië. Hij doet daar onder andere onderzoek in de Vaticaanse archieven naar de relatie tussen religie en geweld. Wanneer hij terugkomt uit Italië, is er een vacature voor de nieuw opgerichte bijzondere leerstoel Nederlandse etnologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Sinds november 2000 is hij, als eerste sinds lange tijd, hoogleraar in de Nederlandse volkskunde oftewel etnologie, zoals dit wetenschapsterrein thans wordt aangeduid. Ten behoeve van het onderwijs verschijnen er twee overzichtswerken over Nederlandse volkscultuur en de beoefening van de volkskunde. In 2000 publiceert Rooijakkers, samen met Ton Dekker en Herman Roodenburg, het boek Volkscultuur een inleiding in de Nederlandse etnologie. Naast deze ‘grote catechismus’ verschijnt een jaar later een meer pragmatische onderzoekshandleiding onder de titel Volkskunde. De rituelen van het dagelijks leven, oftewel de ‘kleine catechismus’ van zijn onderwijspraktijk.
Als hoogleraar is Rooijakkers nog maar twee dagen per week verbonden aan de onderzoeksgroep etnologie van het Meertens Instituut. ‘Ik wil tijd steken in andere projecten buiten het instituut om. Die tijd en ruimte heb ik nodig. Ik houd er niet van me te veel vast te leggen op vooraf gebaande paden.’
De oeuvreprijs voor Geesteswetenschappen van het Prins Bernhard Cultuurfonds kwam als een totale verrassing. ‘Naar mijn gevoel begin ik nu pas, terwijl ik eigenlijk welbeschouwd al twintig jaar doelgericht bezig ben. Ik kan mensen enthousiasmeren en dat wordt kennelijk gewaardeerd.’ Van indutten op z'n veertigste is echter nog totaal geen sprake. ‘Mijn pols is nu goed los. Ik heb voorlopig niet de intentie op te houden. Het is bovendien een opsteker voor de hele discipline. Ik voel me een woordvoerder van die nieuwe benadering en als hoogleraar stá ik voor de academische uitbouw van die discipline. Ik kan het aan de prijs verbonden geldbedrag van 50.000, - euro erg goed gebruiken. Het is een perfect moment. Beter nu dan een fin de carrièreprijs