Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
Een levenslange liefde voor het literaire jeugdtijdschrift
| |
[pagina 416]
| |
daaraan aangepast, ook verschillend geïllustreerd. Bij de gedichten streefde men zo mogelijk naar eenzelfde vorm als toen gangbaar was voor volwassenen. Zo raakte het kind zonder het te weten vertrouwd met diverse zienswijzen en uitdrukkingsmogelijkheden en onderging een literaire opvoeding, die niet alleen voor de middelbare schoolopleiding, maar verder in het leven van blijvende waarde was. Dit blad had geen commerciële doelstelling, het werd gemaakt uit puur plezier ter wille van het kind. Uit deze zelfde gedachte is (...) het kinderblad Kris-Kras geboren.’Ga naar voetnoot1.
Samen met W. Boegheim, het hoofd van de school waar haar kinderen (vier dochters) op zaten, de schrijver Leonard Roggeveen en de criticus-pedagoog D.L. Daalder, startte zij in 1954 het tweewekelijkse Kris-Kras, niet alleen met de bedoeling de Nederlandse kinderen een goed blad te geven, maar ook om jonge, aankomende schrijvers een podium te bieden waardoor het contact met uitgevers kon worden vergemakkelijkt. In de komende twaalf jaar zouden auteurs als Jean Dulieu, Jo Elsendoorn, An Rutgers van der Loeff, Hella Haasse, C. Wilkeshuis, Thea Beckman, Tonke Dragt, Henriëtte van Eyk, Miep Diekmann, Han G. Hoekstra, Jos Ruting, Paul Biegel en Annie M.G. Schmidt, naast illustratoren als Jenny Dalenoord, Fiep Westendorp, Friso Henstra, Charles Boost en The Tjong King, het blad gebruiken om er (vervolg)verhalen, gedichten, tekeningen en, weliswaar na enige aarzeling, strips (met aparte tekstblokken) in te publiceren. Die aarzeling heeft te maken met het feit dat Kris-Kras twaalf jaar lang een typisch product is gebleven van een woordcultuur, waarin de opkomende visuele media (en dan met name de op Amerikaanse leest geschoeide beeldcultuur en de televisie als massa-verstrooingsmiddel) met de nodige argwaan zijn bekeken. Uiteindelijk is dat ook de reden geweest, waarom in 1966, de ‘verantwoord literair-pedagogische doelstelling’ van het blad het moest afleggen tegen de invloed van commerciële (strip)tijdschriften als Donald Duck, Robbedoes, Eppo, Tina en via de school verspreide zogenaamde educatieve bladen als Okki, Taptoe en - in Vlaanderen - Zonneland en Top.
Het is vooral het onverwoestbare optimisme en de onverminderde dadendrang van Ilona Fennema geweest die - steeds op de achtergrond, nooit in de schijnwerpers - Kris-Kras, dat op het hoogtepunt 12.000 abonnees had, tot een uniek tijdschrift uit de Nederlandse jeugdliteratuur heeft gemaakt. Het is aan haar geestdrift en loyaliteit te danken dat veel auteurs gevraagd werden (in het begin vaak belangeloos) mee te werken, waarna er niet zelden, zoals in het geval van Jean Dulieu, een blijvende medewerking en vriendschap ontstond. | |
[pagina 417]
| |
Op deze wijze fungeerde het blad op den duur als schrijflaboratorium, waarin proza en poëzie kon worden ‘uitgeprobeerd’ waarna het een plaats kreeg in verhalenbundels en romans. Uitgeverijen als Ploegsma (An Rutgers van der Loeff, Jean Dulieu), Leopold (Miep Diekmann, Jean Dulieu), Van Goor (Margreet Bruijn) en De Arbeiderspers (Annie M.G. Schmidt) profiteerden daarvan, maar er zijn ook veel boeken in eigen Kris-Kras-beheer uitgegeven, onder meer van Thea Beckman, Henriëtte van Eyk en Jo Elsendoorn, naast verzamelbundels (eveneens door De Bezige Bij en Holland uitgebracht), bijna allemaal onder eindredactionele verantwoordelijkheid van Ilona Fennema. Op 23 juni 1966, ironisch genoeg vlak nadat Kris-Kras moest ophouden te verschijnen na een verlies van 3000 abonnees uit Indonesië en een uitgeversfusie, kreeg ze uit handen van Prins Bernard de Zilveren Anjer uitgereikt, als blijk van grote waardering voor ‘haar sinds vele jaren met grote volharding en enthousiasme gevoerde strijd voor een verantwoorde kinderlectuur van eigen bodem, waarmede zij zich niet alleen te weer stelde tegen de vervlakkende tendensen van de internationale beeldroman, maar bovendien met succes poogde de Nederlandse jeugd, zowel door het woord als door het beeld, spelenderwijs te laten leren dat Nederland een eigen plaats in de cultuur bezit en wil behouden.’Ga naar voetnoot2.
De Stichting Kinderbelangen, twaalf jaar uitgeefster van Kris-Kras, bleef nog tot 1979 bestaan, en er werden onder die naam door haar vele pogingen gedaan uitgevers te interesseren voor een nieuw literair jeugdblad, maar tevergeefs. De concurrentie en het bereik van de commerciële bladen bleek te groot en de tijd van Kris-Kras voorbij. Na de opheffing van de stichting kreeg ik het verzoek, van de redactie van het toenmalige tijdschrift Refleks de geschiedenis van Kris-KrasGa naar voetnoot3. te schrijven en daartoe voerde ik in 1980 een tiental lange gesprekken met Ilona Fennema in haar huis aan de Cornelis Dopperkade in Amsterdam. Ik herinner me deze ontmoetingen, waarbij ze steevast met een grote pot thee en een enorm assortiment aan koekjes op mij zat te wachten, zeer levendig, vooral omdat ze alles feilloos, tot op de kleinste details, in haar geheugen had opgeslagen. Het archief was, afhankelijk van de periode die we doornamen, geraadpleegd, vele aantekeningen waren gemaakt en ze had ook altijd een lijstje met zaken die nog nader onderzoek vereisten. En voor het volgende gesprek lag er voor mij alvast een hoop ‘huiswerk’ klaar: stapels documenten en brieven om door te nemen. | |
[pagina 418]
| |
Met een mengeling van teleurstelling om het definitieve verscheiden van Kris-Kras, realiteitszin voor de nieuwe periode in de jeugdliteratuur, en vooral betrokkenheid, liefde en humor gaf ze mij vele kleurrijke beschrijvingen van bijvoorbeeld de eerste redactievergaderingen in haar eigen huiskamer, het soms moeizame contact met schrijvers, illustratoren en uitgevers, de groeiende invloed van de kinderredactie, de ontwikkeling van het journalistieke bijvoegsel De Telstar, de moeilijkheden met de verspreiding van het blad of de constante druk van financiële zorgen. Eén ding was me na afloop van die memorabele bijeenkomsten kraakhelder: dat Kris-Kras zo'n unieke positie heeft kunnen innemen in de emancipatie van de jeugdliteratuur na de Tweede Wereldoorlog is vooral aan haar niet aflatende inzet te danken.
In 1984 stelde Ilona Fennema, op verzoek van redactrice Clara Linders, het geld dat nog over was van de Stichting Kinderbelangen, ter beschikking om een proefnummer te maken van een nieuw, eigenzinnig literair (jeugd)blad: St. Kitts van de Bovenwindse, waaraan onder andere Anne Vegter en Geerten Ten Bosch meewerkten. Met dit proefnummer werd subsidie bij het Nederlands Comité voor Kinderzegels verkregen voor een aantal nummers. Jammer genoeg heeft het blad nadien maar een kort leven geleid en moest het, net als een ander kindertijdschrift uit die tijd, Ezelsoor (een samenwerkingsproject tussen het - toenmalige - NBLC en Uitgeverij Zwijsen), na verloop van tijd worden opgeheven. Op initiatief van Ida Schuurman en Wim Hofman werd in oktober 1993 opnieuw een poging gewaagd om een literair maandblad voor kinderen uit te brengen: MikMak. Tot in de naamgeving klonken er associaties door met Kris-Kras en dat was niet verwonderlijk, want ook MikMak borduurde voort op het niet stuk te krijgen ideaal van Ilona Fennema: een gevariëerd lees- en kijkblad van hoog niveau voor de jeugd, en tegelijk een open podium en springplank voor (jonge, aankomende) auteurs en een staalkaart van de actuele jeugdliteratuur in woord en beeld. Auteurs als Ted van Lieshout, Joke van Leeuwen, Toon Tellegen, Jacques Vriens, Bart Moeyaert, Peter van Gestel, Rita Verschuur, en Harrie Geelen verleenden onmiddellijk medewerking. Zowel in het voorbereidingstraject als later als redactrice heeft Ilona Fennema haar beste krachten aan MikMak gegeven, maar het avontuur dat zo veelbelovend van start ging, struikelde na krap een half jaar opnieuw over geldkwesties. In april 1994, met een klein begrotingstekort en juist voordat de redactie een omvangrijke wervingsactie zou houden om het blad te promoten, werd de geldkraan dichtgedraaid - een beslissing die door subsidie- | |
[pagina 419]
| |
gevers, zo kan achteraf geconcludeerd worden, veel te vroeg werd genomen.Ga naar voetnoot4. Juist voor Ilona Fennema moet dat bijzonder bitter zijn geweest, want opnieuw kreeg een initiatief waaraan zij met hart en ziel had deelgenomen geen kans om tot ontwikkeling te komen.
Dat was voor haar evenwel geen reden om niets meer te ondernemen. Ilona Fennema is altijd en op vele terreinen actief geweest en heeft steeds wegen gevonden om haar creativiteit de vrije loop te laten. Naast het vaak organisatorische werk op de achtergrond is ze blijven schrijven, daar getuigt bijvoorbeeld Meespelende Grootouders (over bezig zijn met kleinkinderen)Ga naar voetnoot5. van, een boek waarin ze met veel praktische ideeën het grootouderschap een nieuwe speelse dimensie gaf om het contact tussen de verschillende generaties te bevorderen. Daarnaast schreef ze ook een kinderboek, De wonderklompjesGa naar voetnoot6., dat in het Engels werd vertaald. En toen ze in het bejaardencentrum De Zandzee in Bussum ging wonen, was ze binnen de kortst mogelijke tijd regelend en schrijvend redactrice van het huisorgaan De Zandkorrel. Wie de nummers doorbladert die onder haar verantwoordelijkheid zijn gemaakt, ontdekt allerlei bekende tekeningen uit de archieven van Kris-Kras, waarmee ze de leeftijdloosheid van haar vroegere geesteskind onderstreepte. Een heel bijzondere activiteit in haar laatste levensfase was het kunstig vervaardigen van veelkleurige Fimo-klei-beeldjes, door haar Mara's genaamd, die niet alleen in haar woonruimte stonden, maar ook op een eigen website te vinden waren. Ze trokken veel belangstelling, werden tentoongesteld en verkocht, en Simon Vinkenoog schreef over zijn fascinatie voor deze wonderlijke figuurtjes: ‘Zij zijn organisch en tijdloos; hun vreemde bekoring komt misschien van de woordloze vragen die zij stellen, de mara's, niet met de mond, want het gaat om dingen waarover je niet spreekt, en ook hun ogen hebben een andere kleur dan de onze en zien andere dingen. Wonen ze in het water, komen ze uit de lucht vallen, zijn ze uit licht geschapen en onttrokken aan de zwaartekracht?’Ga naar voetnoot7. Ze moet, vanaf 1975, zeker meer dan duizend van deze wonderlijke beeldjes hebben gemaakt. In het voorjaar van 2001, een aantal maanden voor haar dood toen ze bezig was het archief van Kris-Kras te ordenen, nam ze, met Ida Schuurman, het initiatief voor een laatste Kris-Kras-uitgave. Het zou een historisch document annex verhalenbundel moeten worden, een soort terugblik op het belangrijkste | |
[pagina 420]
| |
literaire kindertijdschrift uit de recente geschiedenis van de jeugdliteratuur, met veel buiten Kris-Kras ongepubliceerd materiaal, zoals van Jean Dulieu. Midden in de voor haar zo belangrijke en bekende activiteit, het ordenen en verzamelen van teksten van anderen gericht op publicatie, overleed ze na een kort ziekbed. Je zou kunnen zeggen dat ze in het harnas is gestorven. Het is te hopen dat de uitgave die ze voor ogen had, alsnog gerealiseerd kan worden. Het zou een verdiende postume groet en welgemeende dank zijn aan iemand met een levenslange liefde voor het literaire jeugdtijdschrift. |
|