Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
Met een schietpistool in het sprookjesbos
| |
EenheidsworstIk wil vooral reageren op ‘De dictatuur van de literaire norm’ van Joukje Akveld, Philip Hartzuiker en Nanda Roep, in dezelfde voorjaarsaflevering van dit blad. Bij het lezen van hun aanklacht tegen de literaire eenheidsworst die ook dit jaar weer alle griffels en zoenen heeft binnengesleept, kon ik niet anders dan me afvragen: waar sta ik? Ben ik een slippendrager van Querido, een prediker van toegankelijkheid en herkenbaarheid of een hypeling? Het is inmiddels ruim een jaar geleden dat ik in het Algemeen Dagblad debuteerde, als opvolger van Joke Linders. In die tijd recenseerde ik Toon Tellegen (Querido, Ze sliepen nog), Melvin Burgess (Gottmer, Bloedtij), Joanne Rowling (Harmonie, Harry Potter en de Vuurbeker), Walter Moers (Bert Bakker, De 13½ levens van Kap'tein Blauwbeer), X (Elzenga, Noodkreet uit de sneeuw, Verdwenen in de nacht), Els Pelgrom (Ploegsma, Het loterijbriefje), Christophe | |
[pagina 373]
| |
Honoré (Querido, De kwestie Leo), Simone van der Vlugt (Lemniscaat, Jehanne), Guus Kuijer (Querido, Met de wind mee naar zee), Lauren Child (Van Goor, Ik ga niet naar bed, Dat lust ik niet, Bang voor de boekenwolf, Klaartje Boon heeft een kanjer van een oom), Karel Eykman Harmonie, Hans en Grietje in Jimmie Jammie Bobbyland), David Weinland (Fontein, Roelaman), Ed Franck (Averbode, Tinka), Lemony Snicket (Ploegsma, Het bittere begin) en Eoin Colfer (Vassallucci, Artemis Fowl). En verder natuurlijk nog wat los werk in Sinterklaas- en zomerkaternen en een vijftal prentenboeken in een prentenboekenaflevering. Met interviews was ik niet erg scheutig. Ik sprak met Louis Sachar naar aanleiding van de Zilveren Griffel voor Gaten, met de Surinaamse schrijfster Marijke van Mil in verband met haar debuut Kikkertje en slangetje en Eoin Colfer vanwege het grote internationale succes van zijn cross-over actieroman Artemis Fowl. Waarom deze opsomming? Om eerlijk te kunnen zijn. Want wat tot mijn teleurstelling toch weer naar voren komt: drie keer Querido, dat is nog best veel. Maar verder lijkt de balans redelijk. Een brede verzameling uitgeverijen komt aan bod (ja, ook het kortgeleden in Leopold opgenomen Elzenga, en heel terecht). Verder een aardige mix van debutanten en oudgedienden, buitenlandse auteurs en Nederlandse. Alleen Vlaamse auteurs komen bij mij nog te kort. (Daar wordt aan gewerkt.) En ik kan me toch maar met moeite zetten tot het recenseren van boeken voor hele jonge kinderen en moeilijk lezenden. Iets om aandacht aan te gaan besteden, maar misschien ben ik nu eenmaal zo. Mijn voorkeur gaat toch uit naar dikke leesboeken voor 9+ en 12+. Mijn literaire voorkeur ligt ongetwijfeld diep geworteld in het nog niet zo grijze verleden. In mijn geboortejaar (1971) won Het malle ding van bobbistiek van Leonie Kooiker, later een van mijn lievelingsboeken, de eerste Gouden Griffel. Joukje, Philip en Nanda zullen wel zo'n beetje hetzelfde hebben gelezen als ik in die voor de kinderliteratuur zo glanzende jaren zeventig en tachtig. Kooiker, Kuijer, Dahl, Dragt, Lagerlöf, Lindgren, Biegel, Bomans. Met een treurige blik naar de gedurende hun studententijd gekoesterde kinderboekenplanken vragen ze zich af waarom ‘zulke boeken’ - titels die met groot talent geschreven zijn én passen in wat wij ons voorstellen bij de belevingswereld van hedendaagse kinderen - zo weinig aandacht krijgen. Volwassenen die zich met kinderboeken bemoeien geven tegenwoordig andere prijzen en schrijven (of schreven?) andere recensies. Waarom? Dat is een goede vraag, die niet voor het eerst wordt gesteld. | |
Kind en kwaliteitZelf opgegroeid met ‘zulke boeken’ en daardoor nog steeds een leesverslaafde, kan ik niet anders dan het hartgrondig met Philip, Joukje en Nanda eens zijn, | |
[pagina 374]
| |
dat er veel meer aandacht moet zijn voor het gapende gat tussen de populaire smullectuur en de literaire zwaargewichten. Als kinderboekenjournalist zoek ik dan ook naar boeken die, net als sommige van de titels die ik als kind verslond, de optelsom zijn van kind en kwaliteit. Een goed kinderboek is een boek, waar als je het boek eraf trekt, een kind overblijft. En andersom, natuurlijk. Maar: zijn er nog wel schrijvers die aan zulke hoge eisen kunnen voldoen? Het lijkt erop, alsof de huidige smaakmakers meestal maar over één van de twee nodige talenten beschikken: het behagen van jonge lezers óf het voldoen aan literaire criteria. Wie van de heren en dames auteurs kan er jongleren? Dat kinderen óf naar de voorspelbare peergroup-boeken van Slee en Vriens grijpen óf stiekem onder de dekens liggen met klassieke helden als Tiuri, Madelief, Pippi en Nils heeft alles te maken met de boeken die tegenwoordig op de markt verschijnen. Topauteurs slagen er maar nauwelijks in om nieuwe helden van formaat te creëren. Kinderen zijn niet conservatief, ze halen kwaliteit waar die te halen is. Nanda, Philip en Joukje noemen in hun artikel een lijstje met jonge auteurs die zowel bij kinderen als volwassenen in de smaak zouden moeten vallen.Ga naar voetnoot2. Maar helaas: Anke Kranendonk is zelfs na schromelijke overdrijving niet vergelijkbaar met Astrid Lindgren en Melvin Burgess niet met Paul Biegel. In de topgroep - interessant én toegankelijk - bevinden zich anno 2001 gewoon te weinig auteurs die onvergetelijk kunnen schrijven. Die een eigen stem hebben. Niet die geheimzinnige literariteit, maar het vermogen om bóven de materie, het verhaal en alle goede bedoelingen te staan en iets zinnigs te zeggen. Dat is voor mij het belangrijkste criterium. Het komt wel voor, maar echt stérke nieuwe stemmen zijn uiterst zeldzaam. Of ik zie ze gewoon niet. Ondertussen zingen bepaalde extremisten nog steeds ongestoord het hooglied van de literaire emancipatie. En dat terwijl mannen als Biegel en Kuijer dertig jaar geleden helemaal geen recensenten en kinderboekenwetenschappers nodig hadden om de kinderliteratuur tot een volwaardig genre te maken. Mijn zorg is dat wij hard op weg zijn om onszelf overbodig te maken. Want schrijvers, kinderen en ouders vinden zónder onze wijze raad de weg ook wel. Daarom verdwijnen we uit kranten en krijgen we geen onderzoeksbudgetten. | |
[pagina 375]
| |
Knus reservaatJoke Linders gaf de brui aan het recenseren, omdat commercie naar haar zeggen de boventoon is gaan voeren in kinderboekenland. Harry Potter is in haar ogen de verpersoonlijking van die commercie. Andere oud-recensenten verwoorden dezelfde gedachte met dezelfde zondebok. Niet vreemd, omdat juist Harry Potter zo onomstotelijk heeft laten zien dat er naar literair geëmancipeerde jury's, recensenten, bibliothecaressen, uitgevers en leraren door kinderen en hun ouders nauwelijks meer wordt geluisterd. Volwassenen die zich met kinderboeken bezighouden vormen een knus reservaat van waaruit maar af en toe een nogal onbegrijpelijk telegraafbericht de buitenwereld bereikt. Welkom in het sprookjesbos en trek elke dag maar weer nieuwe, keizerlijke kleren aan! Dat was het gevoel dat ik kreeg toen ik een paar jaar geleden voor het eerst op een kinderboekenborrel was. Journalisten zouden wat vaker dat jongetje (of meisje natuurlijk) moeten zijn dat geen haute couture ziet waar die niet is. Want de kinderen lezen ondertussen gewoon lekker wat ze leuk vinden, Harry Potter dus, en geef ze eens ongelijk. Ik wil met een schietpistool het sprookjesbos in. Recensenten en juryleden moeten iets dóen met het gegeven dat hun mening eigenlijk alleen maar serieus worden genomen boven een glas champagne tijdens een high tea in de kinderboekensociety. Dros, Pelgrom, Tellegen, Moeyaert en vele andere huidige en toekomstige Griffelwinnaars combineren een ongetwijfeld zeer volwassen stijl bij tijd en wijlen met een ontoegankelijkheid die niet vergoelijkt, maar nuchter gerelativeerd moet worden. Waar zelfs wel eens openlijk een grapje over gemaakt mag worden. Wat mij ergert is dat Paul van Loon nou nooit eens van een recensent te horen krijgt dat hij aanmerkelijk beter schrijft dan een Simone van der Vlugt of een Floortje Zwigtman. Kunnen de laatste twee vanwege hun meest recente onderwerp (vrouw zijn in de middeleeuwen) op positieve recensies rekenen, ondanks hun gruwelijke stijl, over Paul horen we alleen maar de rancuneuze vaststelling dat hij zo populair is. Terwijl híj tenminste leesbaar en smakelijk schrijft. Een kinderboekenrecensent moet, net als de schrijver, in de eerste plaats een vakmens proberen te zijn. Niet een pedagoog, geen wetenschapper, geen leesbevorderaar, geen leraar, geen uitgever, geen boekhandelaar, geen kind en zelfs geen kindervriend. Maar een lézer. En, misschien is dat wel de essentie, een journalist. Ik schrijf daarom ook niet voor kinderen, maar voor volwassenen. Omdat ik wil bijdragen aan de kritische meningsvorming over kinderboeken en wie ze maken. Omdat ik wil laten zien dat (kinderlijk) leesplezier niet hoeft te bijten met zinnige literaire kritiek. Omdat kinderen vaak beter verdienen dat wat ze krijgen. Omdat kinderboeken, goddank, nog regelmatig nieuws zijn. | |
[pagina 376]
| |
Dames van goeden huizeEen recensie moet net zo avontuurlijk zijn als een boek. De beste recensies zijn een column over leesplezier en de fascinatie voor literatuur. En een verslag van de speurtocht van een literaire privé-detective naar eerlijke, pretentieloze kunst. Dat is niet alleen vermakelijk voor de lezer van de boekenpagina, maar ook voor mezelf. En dus roep ik: ja, het is nog leuk in de kinderboekenwereld. Soms is het zélfs nog leuk als jeugdrecensent op de redactie van een groot Nederlands dagblad. Maar het is goed dat een nieuwe generatie aantreedt. Dames van goeden huize, move over! Want het is tijd voor een nieuw geluid. |
|