Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |
Potters paradox
| |
[pagina 362]
| |
Als die kermiskakofonie verder genegeerd wordtGa naar voetnoot7., blijven er enkele vragen over die van belang zijn: waar heeft die massale belangstelling en verering mee te maken, is de serie echt zo uniek als velen willen doen geloven, wat zijn nu eigenlijk de literaire kwaliteiten van Rowling, en hoe krijgen die in de boeken gestalte? | |
Gothic novelDe Pottermanie is onderdeel van een wijdverbreide griezeltraditie, die al een aantal jaren in de (jeugd)literatuur een opleving kent. Het griezel- en horrorgenre is nooit weggeweest, zeker niet in de Schund-versie, maar de laatste tijd wordt het, zowel voor kinderen als volwassenen, opvallend druk beoefend, waarbij film en televisie niet achterblijven, getuige populaire series als The X-files en Buffy the Vampireslayer (en de spin-off daarvan Angel). Aandacht voor heksen, tovenaars, spoken, weerwolven, vampiers, demonen en buitenaardsewezens is er altijd geweest, maar in deze (post)moderne (millennium)periode, waarin het houvast van de grote (ideologische) verhalen van de traditionele politieke en religieuze systemen verdwenen is, lijkt de behoefte aan confrontaties met een andere werkelijkheid explosief gegroeid. Daar komt bij dat de complexe realiteit om ons heen door velen vrijwel alleen nog maar postmodern en ironisch kan worden benaderd, waardoor diep-emotionerende, richtinggevende ervaringen, oprechte betrokkenheid en gemotiveerde passie geen kans meer krijgen. Het is vanuit dat vacuüm, die moderne leegte, dat het verlangen naar een blik achter of boven de horizon van het | |
[pagina 363]
| |
menselijke bestaan wordt gevoed. Vergelijk de actuele zucht naar onverklaarbare verschijnselen, zoals ufo's, graancirkels en aliens, of de populariteit van het paranormale, spirituele en New-Age-achtige gedachtengoed. Potter is wat dat betreft, zou je kunnen zeggen, een in een herkenbare fictiefiguur gematerialiseerde oerfantasie van de mens, die graag de grenzen van zijn eigen bestaan overschrijdt en rusteloos op zoek is naar een andere wereld. Waar, ondanks de tegenwerking van frustrerende krachten, de hoop nog niet is vervlogen dat op alle vragen een antwoord gevonden kan worden. De meest essentiële daarvan, waar ook Harry vanaf het begin mee worstelt, is de identiteitsvraag - wie ben ik, waar kom ik vandaan, en wat is mijn bestemming? Hij is niet voor niks een weesGa naar voetnoot8., een afstammeling van een tovervader en een Dreuzelmoeder, en aldus de verpersoonlijking van een typisch grensgeval: levend in een niemandsland met aan de ene kant de ons bekende dagelijkse realiteit en aan de andere kant de magische wereld van een andere dimensie. Door die vragen is hij voor het leven getekend met een bliksemschicht als litteken op het voorhoofd, sinds hij als baby een aanval van de Meester van het Kwaad wist te weerstaan. Met niet meer dan vage reminiscenties aan een heel kort, maar gelukkig leven (met zijn door Voldemort omgebrachte ouders), moet hij zich boek na boek de dood van het lijf zien te houden. Ziedaar de bron van de existentiële (h)erkenning die jong en oud in de Potterserie aanspreekt, omdat die raakt aan al of niet bewuste universele wensen, dromen en verlangens. De opleving van het griezelgenre in de literatuur sluit aan bij een algemene gothic-revival in kunst, mode, muziek en vermaak van jongeren. Verkleed als Dracula-klonen of in bizarre vampieruitrusting wordt op speciale feesten romantisch gedweept met allerlei vormen van cultuurpessimisme, waar de duivel, bestierder van natuur- en andere rampen, als bondgenoot wordt omarmd. Het werk van Rowling is nauw verwant met de vooral in de Angelsaksische en Duitse (romantische) literaire traditie bekende gothic novel, waarin huiveringwekkende ervaringen op de grens van leven en dood worden opgeroepen tegen een decor van kasteelruïnes, kloosterkelders en vervallen landhuizen, met duivels, spoken en vampiers die zich in schaduwrijke kelders bezighouden met necrofiele seances, duistere magie en middeleeuwse alchemie. Sinds The Castle of Otranto (1764) van Horace Walpole is de griezel- of horrorroman, in vele geheimzinnige, al of niet bloederige gedaanten, een veelgelezen genre. Het werk van Ann Radcliffe, Mary Shelly (Frankenstein), Edgar Allen Poe, Bram Stoker (Dracula), of verhalen uit de anonieme verhaaltraditie, zoals | |
[pagina 364]
| |
Blauwbaard of The Beauty and the Beast en andere griezelsprookjes, zijn daarvan welsprekende getuigen. Het zijn vooral de onverklaarbare, emotionele (natuur)krachten in ieder van ons, die in dit soort literatuur worden verbeeld, waarbij de wonderbaarlijkheid van de karakters en de gebeurtenissen een metafoor vormen voor (het zoeken naar) de metafysische dimensies van het menselijk bestaan. Ook in de fantastische literatuur, waarvan de gothic novel niet altijd precies te onderscheiden is, zoals in het werk van Bordewijk, E.T.A. Hoffmann, de Oostenrijker Leo Perutz, of Zuid-Amerikaanse auteurs als Julio Cortázar, Jorge Luis Borges en Gabriel Garcia Marquez en met uitlopers naar Stephen King, en, in ons land, Renate Dorrestein, wordt vaak een aan het bizarre grenzende verbeelding ingezet om de diepste krochten van de ziel te verkennen. | |
GenreconventiesHoewel de schatplichtigheid van de Potter-serie aan de gothic novel evident is, zou het eenzijdig zijn de boeken alleen aan dat genre op te hangen. Een van de interessante aspecten van Rowlings boeken is dat ze zich wat genreaanduiding betreft niet onder éen hoedje laten vangen. Ze zijn te beschouwen als het resultaat van een behendige mix van allerlei (sub)genres, zoals de kostschoolroman, het griezel- en avonturenverhaal, de detective-story, het sprookje, de fantasyvertelling en de ridderroman. Deze eclectische manier van schrijven past Rowling met kennelijk genoegen toe, waarbij het overigens de vraag is wat daarvan nu precies de meerwaarde is. Vooralsnog lijkt het erop dat haar speelse sample-techniek vooral in dienst staat van de concrete plotontwikkeling, en geen diepere bedoeling heeft. Harry Potter kan bogen op een hele reeks voorgangers en voorbeelden en is bepaald geen uniek literair fenomeen, dat als bij Rowlings talentvolle toverslag plotseling in de (jeugd)literatuur is verschenen. Veel meer dan bij ons, waar Tonke Dragt op dit terrein een eenzame grootheid is, heeft in Engeland het fantasy- en griezelgenre altijd veel eminente beoefenaars gehad, waarbij gedacht kan worden aan J.M. Barrie (Peter Pan), C.S. Lewis (de Narnia-cyclus), Lloyd Alexander (de Prydain-boeken), Alan Garner (Elidor), T.H. White (Merlijn) en natuurlijk J.R.R. Tolkien (In de ban van de ring). Ook van meer recente datum zijn namen te noemen, zoals Roald Dahl (De GVR), Dianna Wynne Jones (de Chrestomanci-reeksGa naar voetnoot9.) en de fraaie lappenpoppenserie (De Mennyms) van Sylvia Waugh, terwijl in de Duitstalige jeugdliteratuur James Krüss (Tim Daalder die zijn lach verkocht), Otfried Preussler (Meester van de zwarte Molen) en Michael | |
[pagina 365]
| |
Ende (Het oneindige verhaal) genoemd moeten wordenGa naar voetnoot10.. Dat Rowling zich heel wel bewust is van de traditie waar ze deel van uitmaakt, bewijst ze door voortdurend verwijzingen in te bouwen naar haar literaire peetvaders- en moeders. Het is niet noodzakelijk dat allemaal te weten, maar de ontdekking daarvan kan het lezen wel een stuk veraangenamen. Zo geeft ze in het derde deel, Harry Potter en de gevangene van Azkabar, in hoofdstuk 7, ‘De boeman in de kleerkast’, een uitgebreid en onverhuld eerbetoon aan C.S. Lewis en zijn beroemde, ook in ons land veelgelezen Narnia-boeken, die zich afspelen in het betoverde land dat je bereikt als je door de achterwand van de kleerkast stapt. Overigens vertoont die grensplaats, als overgang tussen twee werelden, overeenkomsten met haar eigen fraaie vondst - het hek op Perron 9¾ op Kings Cross Station waar Harry en zijn vrienden doorheen gaan op weg naar de Zweinstein-expres - of - om twee andere, klassieke voorbeelden te noemen - het konijnenhol waardoor Alice terechtkomt in Wonderland, of ‘de andere kant van de deur’ in Tonke Dragts Zeeën van tijd. Ook de vele monsters die Rowling laat optreden, zoals de Basilisk, de Hippogrief of de Griffioen, zijn niet zomaar in het wilde weg gefantaseerd, maar verwijzen naar middeleeuwse bestiaria waar dit soort afschrikwekkende wezens al eerder werd opgetekendGa naar voetnoot11.. En dan zijn er nog legio toespelingen op de vele series boeken die gebaseerd zijn op het (typisch Engelse) boarding-school-system. Er lopen heel wat memorabele docentkarikaturen rond, die zich kunnen meten met het tot de verbeelding sprekende Bulstronk-typeGa naar voetnoot12.. En tenslotte resoneert in de speurzin van Harry en zijn meest trouwe vrienden Ron Wemel en Hermelien Griffel de beroemde Engelse serie De Vijf van Enid Blyton en al die andere spannende reeksen waarmee het avontuurlijke detective-genre, gebaseerd op het who- en later vooral ook whydunnit-principe, wordt geëerd. | |
[pagina 366]
| |
Platte vlakDe vermenging van (sub)genres en het daarop gebaseerde spel met de genreconventies wordt, dat moet gezegd, met verve gespeeld, maar wie naar een dwingende noodzaak zoekt, komt niet veel verder. Het uiteindelijke resultaat is weinig meer dan de som van de afzonderlijke delen. Ondanks het bestaan van de parallelle werelden, en in weerwil van het genrespel, blijven Harry's lotgevallen vooral een in het platte vlak vormgegeven avonturenverhaal dat nergens echt naar een hoger plan wordt getild, zoals dat in goede fantastische literatuur (Bordewijk, Perutz, Cortázar) wel het geval is. Anders gezegd: de spookachtige dimensie achter de zichtbare werkelijkheid blijft vlak getekend en staat vooral in dienst van een aan de thriller ontleende verhaaldynamiek die slechts twee vragen kent: wat gebeurt er en hoe loopt het af. De vele verwikkelingen zijn vaak spectaculair, spannend, amusant en soms van een aangename complexiteit die je in kinderboeken weinig vindt, maar ze krijgen zelden of nooit een perspectief waardoor er zicht komt op een boeiende gevoels- en gedachtenwereld. Wat Rowling niet biedt, althans tot nu toe niet, is een ontwikkeling in de richting van een dieper drama, waarbij het menselijk noodlot, met geluk, liefde, verdriet, vergankelijkheid en dood in een hoofdrol, de lezer langzaam in een wurgende greep krijgt. Of misschien toch? Van doorslaggevend belang is wat dat betreft de wijze waarop Rowling de tegenstelling tussen goed en kwaad uitwerkt. Die strijd wordt tot nu toe sterk dichotomistisch weergegeven, waarbij de (genre)clichés bepaald niet worden geschuwd. Harry staat aan de goede, Voldemort aan de kwade kant, en aan het eind van elk deel heeft het goede, na uiteraard de nodige tegenslag, glansrijk overwonnen. In het vierde boek, Harry Potter en de vuurbeker, lijkt Rowling die controverse op een intrigerende spits te willen drijven, door Potter te confronteren met de angstwekkende gedachte dat het kwaad niet alleen door Voldemort en zijn trawanten wordt vertegenwoordigd, maar ook in hemzelf huist. Kortom: Voldemorts macht is zó groot dat iets van zijn duivels karakter Potter in zijn greep krijgt: ‘Ik kan uitsluitend vorm aannemen als ik een lichaam kan delen. Maar gelukkig zijn er altijd mensen bereid om mij in hun hoofd en hart toe te laten.’ Als Harry die macht niet kan weerstaan, komt hij echt in de ban van een identiteitscrisis, waardoor hij als (literair) karakter aanmerkelijk interessanter wordt. Harry Potter als ‘laat-moderne messias’Ga naar voetnoot13. kan er in ieder geval heel wat menselijker door worden. | |
[pagina 367]
| |
Maar of dat in de drie delen die nog moeten komen ook werkelijk zal gebeuren, is de vraag. De genretradities indachtig gaat het Rowling niet in eerste instantie om (psychologische) nuancering of diepgang - daar getuigen ook de naaste bijfiguren van, die niet verder komen dan een meestal zeer gemeenplaatselijke karakterisering. Ze staan in dienst van het weergeven van zo herkenbaar mogelijke eigenschappen die, zoals in sprookjes, fantasy of detectives overwegend het geval is, uitvergroot tegenover elkaar worden geplaatst. Moed, trouw, vriendschap, hulpvaardigheid, opofferingsbereidheid en liefde, versus jaloezie, lafheid, wraak-, hebzucht en moordlust. Het is dat eeuwige gevecht, dat weliswaar appelleert aan oermenselijke driften en als metafoor dient voor het aloude verlangen naar controle, inzicht, macht, geluk (of volwassenheid), maar waarbij tot nu toe de zwart-wit-tekening overheerst, die overigens - dat mag zeker als positief worden aangemerkt - gelukkig vrij is van allerlei moralistische bijbetekenissen. Dat wil niet zeggen dat er niet, zo nu en dan, allerlei wijsheden worden gedebiteerd, maar ze zijn aangenaam algemeen en missen morele boodschapperij. Spreuken als deze van Albus Perkamentus: ‘Uit onze kennis blijkt wie we werkelijk zijn, veel meer dan uit onze talenten’ - maar ook andere diepzinnigheden over geloof in eigen kracht, de averechtse werking van vooroordelen, of de saamhorigheid verziekende roddels en leugens, gaan niet erg diep - in Engelse commentaren wordt daarbij ook wel naar het modern sociaal-democratische gedachtengoed van het Tony-Blair-tijdperk verwezen - werken vooral als een pregnante samenvatting en zijn net voldoende onnadrukkelijk in het verhaal opgenomen om niet al te zeer te storen. | |
Spanning en special effectsErg veel diepgang hebben de boeken dus niet, maar wat is dan Rowlings aantrekkingskracht? Waarmee weet ze zoveel lezers aan zich te binden? De belangrijkste verdienste is ongetwijfeld haar vermogen om een complexe intrige in een zorgvuldig opgebouwde en volgehouden spanningsboog onder te brengen, waarbij plot en subplots voor vele kleurrijke verhaaldraden zorgen, die aan het eind vakkundig worden afgeknoopt. Op het basisgegeven, Harry's confrontaties met Voldemort, wordt met veel vertoon van wisselend decorum voortdurend gevarieerd. Behalve dat daarbij steeds dezelfde situaties, met toegevoegde veranderingen, terugkeren (Harry's verblijf bij de Dreuzels, de Zweinstein-school, de Zwerkbalcompetities), komen er ook breedvoerig uitgesponnen subverhalen in voor, zoals in Harry Potter en de vuurbeker de lotgevallen van huiself Dobby en het door Hermelien opgerichte Huiselfen Bevrijdings Front. Met een goed gevoel voor het op de juiste momenten toepassen van span- | |
[pagina 368]
| |
ningverwekkende verhaaltrucs, zoals flash-backs, vertragingen (bijvoorbeeld de mondjesmaat vrijgegeven informatie over de dood van Harry's ouders), cliffhangers en andere verrassingselementen, wordt het verhaal permanent voortgestuwd. Die verhaaldynamiek wordt in belangrijke mate vormgegeven door het principe van de omkering: verraders worden vrienden, geluk verandert in verdriet, licht verbergt donker, waarheid blijkt leugen, en vice versa uiteraard - kortom: schijn en werkelijkheid wisselen voortdurend stuivertje. Zo ontpopt de verschrikkelijke gevangene Sirius Zwarts, veelvoudig moordenaar, verrader van Harry's vader en ontsnapt uit Azkaban, zich in het vierde deel als zijn geliefde peetvader die hem bijstaat als de nood het hoogst is. Daarbij spelen geheimen, raadsels en dreigingen een verhullende en ontregelende rol, die de lezer regelmatig de verkeerde kant op sturen. Aangevuld met gevaarlijke ontdekkingen en achtervolgingen, vele op-het-nippertje-ontsnappingen, plotselinge verschijningen en verdwijningen en andere onverwachte verhaalwendingen, levert dat alles een spanning op het concrete verhaalniveau op waaraan, vooral voor jonge lezers, moeilijk is te ontkomen. Niet onbelangrijk daarbij is dat Rowling keer op keer gebruik maakt van een kennelijk onuitputtelijke voorraad special effects. Haar rijk gevulde trucendoos bevat van alles en nog wat: dubbelgangers en wisseldranken, halfreuzen, draken en elfen, sluipwegwijzers en tijdverdrijvers, bijtende boeken en levende schilderijen, magisch versterkte stemmen en lamstralen schietende toverstokken, onzichtbaarheidsmantels en betoverde barrières, en nog heel wat meer. Leuke en minder leuke vondsten, en wat hiervoor geldt, is van toepassing op veel elementen die de plotontwikkeling ondersteunen: op den duur is het veelal voorspelbaar, herhaling van wat al eens in een andere vorm is toegepast. Een leugendetector wordt een hypocrietspriet, dat is aardig bedacht, maar wanneer het principe meerdere keren wordt gebruikt, verliest het zijn effect. Gaandeweg wordt de voorspelbaarheid van de gehanteerde verhaalprocedés te groot, omdat steeds op eenzelfde patroon wordt voortgeborduurd en de variaties uitgeput raken. Dan slaat eenvormigheid en herhaling onherroepelijk toe. Het vierde deel, met bijvoorbeeld alweer een uitgebreid Zwerkbal-competitieverslag (overigens een in beginsel heel aardige omzetting van de huidige voetbalgekte), heeft daar zeker onder te lijden. Wat de boeken toch leesbaar houdt, is het lenig jongleren met de echte en de verzonnen wereld, waarbij onze dagelijkse realiteit niet zelden een licht-satirische spiegel wordt voorgehouden. De inventieve beschrijving van het onderwijs, de sociale verhoudingen en de ingebouwde (groeps)competitie op de Zweinstein Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus, is een geslaagde parodie op het (Engelse) kostschoolsysteem. In Harry Potter en de vuurbeker valt het | |
[pagina 369]
| |
personage van Rita Skeeter op, de verslaggeefster van de Daily Prophet, die, met haar magische ganzeveer in de aanslag, het nieuws graag zelf maakt èn interpreteert. Een fraaie karikatuur waarmee een bepaald soort journalistiek effectief op de hak wordt genomen. En wie dat wil kan in het verhaal over huiself Dobby een nauw verholen kritiek lezen op allerlei vormen van moderne slavernij. | |
Volgzame verbeeldingHet unputdownable van de Potterserie, waar veel jonge en oudere lezers door gegrepen worden, zit dus met name in de geraffineerde plotontwikkeling en spanningsopbouw. Dat zijn legitieme onderdelen van een literaire vormgeving, maar als die niet of nauwelijks door andere aspecten worden ondersteund, zoals inhoudelijke diepgang, psychologische nuancering en stilistische verfijning, dan valt het resultaat tegen. Op het gebied van de stijl is Rowling bepaald het zwakst. Die is vooral descriptief, waarbij veel woorden nodig zijn om te beschrijven, te benoemen en te verklaren. Eenvormigheid in formuleringen, zinswendingen en dialogen laten weinig ruimte voor talige verrassingen. Zo maakt ze voortdurend gebruik van voor de hand liggende als(of)-vergelijkingen (duisternis als een zwart laken), in plaats van rake, beeldende metaforen. De scherpe tegenstelling tussen goed en kwaad leidt tot het beschrijven van personages aan de hand van uiterlijke cliché-kenmerken, waardoor meteen duidelijk is aan welke kant de lezer ze moet plaatsen. Zo wordt in het vierde deel Fleur Delacour als volgt beschreven: ‘Haar lange, weelderige zilverblonde haar kwam tot haar middel. Ze had grote donkerblauwe ogen en een heel wit regelmatig gebit.’ Victor Kruml, in hetzelfde boek, krijgt deze typering: ‘Hij was mager en donker, met een tanige huid, een grote haviksneus en dikke zwarte wenkbrauwen. Hij had veel weg van een grote roofvogel.’ En zo zijn er tientallen voorbeelden. Een ander exempel van de weinig opzienbarende, expliciete stijl is de bij dialogen bijna standaard toegevoegde (emotionele) intentie (zei hij/zij niet-begrijpend, hoofdschuddend, onthutst, streng, vol overtuiging, fronsend, nijdig, zenuwachtig, etc), waarmee de schrijfster allerlei duidingen op de lezer probeert over te dragen, in plaats van hem de vrijheid te gunnen zelf een en ander in te vullen. Rowlings traditionele manier van vertellen - via een auctoriale, dominante verteller die alles weet en uitlegt - laat geen vorm- en stijlexperimenten toe (ingrijpende perspectiefwisselingen bijvoorbeeld zijn niet aan de orde) en dat zorgt ervoor dat de lezer niet anders kan dan van beeld na beeld de fantasie van de schrijfster volgen. Ruimte voor raadselachtige, lege plekken, waar de lezer de eigen verbeelding aan het werk moet zetten, is er niet of nauwelijks: ingehouden, suggestief, | |
[pagina 370]
| |
woordspelerig of poëtisch taalgebruik, vormen van beeldrijm, verrassende associaties, eigenzinnige dubbelzinnigheid, dwarse inconsistentie, verrijkende ambivalentie of ondergravende ambiguïteit zijn niet of nauwelijks te vinden. Rowling laat van alles uit de werkelijkheid een rol spelen in haar magisch universum, maar dat geldt zeker niet voor haar taalgebruik, dat traditioneel realistisch is en blijft. De woorden en zinnen prikkelen niet van sensitieve spanning, dagen de eigen verbeelding van de lezer geen moment uit - dat moeten de opeenvolgende avonturen doen met veel descriptieve details en - zeker naar het einde toe - uitgebreide verklaringenGa naar voetnoot14.. ‘Alle handelingen en emoties krijg je op een blaadje,’ zegt Bart Moeyaert dan ook terecht in een van de weinig kritische artikelen over Potter. ‘Rowling schakelt feilloos de hersenen van de lezer uit. Ze denkt in de plaats van de lezer, voert hem af en toe een cliché, vult zijn vragen en verwachtingen in, en stuurt hem intussen de richting uit die zij wil. (...) Een mystieke invloedsfeer bouw je niet op met overvloed, maar juist met het tegendeel, met wat er tussen de regels staat.’Ga naar voetnoot15. Daar gaat het om: er staat weinig tussen de regels bij Potter. Alles wordt kant en klaar aangeleverd, de lezer hoeft - als bij een film - slechts achterover te leunen en de beeldenrijkdom over zich heen te laten komen. Wie beweert, zoals Xandra SchutteGa naar voetnoot16. doet, dat bij het lezen van een boek per definitie een heel ander soort (actievere) verbeelding in gang wordt gezet in vergelijking met het kijken naar een film, vergist zich. Dat is sterk afhankelijk van taal en stijl. Bij Rowling hoef je geen moeite te doen beelden zelf op te roepen, in te zetten of te interpreteren, dat is allemaal voor je gedaan. En als je uitgekeken bent, zap je in de virtual-reality van Rowlings boeken gewoon naar het volgende avontuur. Dat is Potters paradox: zijn fantastisch universum roept, door de uitputtend realistische schrijfwijze van Rowling, juist een weinig fantasievolle, volgzame verbeelding op. En dat werpt toch een ander licht op de veelgehoorde uitspraak van al diegenen die vinden dat Harry Potter zo fantastisch is. ‘Je leest haar boeken zoals je naar vuurwerk kijkt,’ zegt Herman FrankGa naar voetnoot17. en ook die constatering slaat op het gebrek aan veelzijdigheid en diepgang van Rowlings stilistisch vormgegeven fantasie. In die zin steunt de serie vooral op literair stuntwerk dat het karakter heeft van een filmdecor: net echt, maar als je erachter kijkt zie je de eendimensionaliteit van de verbeelding, ontdek je de | |
[pagina 371]
| |
palen en balken die de spectaculaire voorgevel moeten stutten om de illusie overeind te houden. Na de laatste bladzijde vervluchtigen Harry Potter en zijn avonturen dan ook snel, alsof Rowling, bij wijze van laatste special effect, een geslaagde verdwijntruc op zichzelf heeft losgelaten.Ga naar voetnoot18.
Is het dan een bezwaar dat zovelen Rowling en Potter op handen dragen? Niet echt, voor zover dat behoort tot de om de zoveel tijd terugkerende (bestsellers)rage, al was het alleen maar omdat de boeken zeker een leesbevorderend effect zullen hebbenGa naar voetnoot19.. Wel, als de belangstelling omslaat in klef-dweperige bewieroking, waar handig commercieel gebruik van wordt gemaakt. Want als een boek (of film) cultstatus heeft bereikt, brengt dat met zich mee dat er hordes adepten geen kritiek meer kunnen velen. Tenslotte, wat betreft al die volwassenen die de boeken zonder enige vormvan kritiek hebben omarmd: dat is een bijverschijnsel dat meer over hen zegt dan over Rowlings geesteskind. Zo klonk er, toen Rowling in Engeland gepasseerd werd voor de jaarlijkse, prestigieuze Whitbread-prijs, veel en luid protest van oudere lezers, omdat de nieuwe Potter niet tot het belangrijkste literair evenement was uitgeroepen. Het enige juiste antwoord daarop kwam van de Evening Standard die schreef: ‘Rowling is een briljant schrijfster van kinderboeken, maar alleen mensen die weigeren op te groeien eisen dat Harry Potter ook behandeld moet worden als een meesterwerk voor volwassenen.’ En daar is geen woord hocus-pocus bij. |
|