Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Schrijfster van andere werelden
| |
[pagina 222]
| |
Verhalen van de tweelingbroers: ‘origineel’‘Het is misschien eens in de tien jaar dat er iemand debuteert zo talentvol als de jonge Haagse schrijfster/tekenares Tonke Dragt. Haar “Verhalen van de Tweelingbroers” (Uitg. Leopold) worden, los van alle andere kwaliteiten, vooral gekenmerkt door grote originaliteit, sterk beeldend vermogen en een fascinerende verteltrant.’ Deze enthousiaste reactie op Dragts eerste boek is van collega-schrijfster Miep Diekmann in De Haagsche Courant (28-10-1961). Zij begint haar bespreking met de vaststelling dat er in die jaren weinig nieuwe auteurs van formaat de wereld van het kinderboek versterken: ‘Waar zijn de jonge schrijvers? Waar de verrassende debuten? Want als die er niet komen zijn alle bemoeienissen om het kinder- en jeugdboek vruchteloos!’, citeert zij de hartenkreet van uitgevers. ‘Nu is een opvallend debuut in de jeugdliteratuur nog zeldzamer dan in welke andere sector van de literatuur dan ook. En dat, terwijl er relatief het meest kinderboeken per jaar worden uitgegeven.’ Uniek vindt Diekmann ook dat Dragt haar debuut zelf illustreerde - wat in die tijd zelden voorkwam - en vanwege de eigen visie die uit de aanpak en uitwerking spreekt. Zij besluit haar recensie als volgt: ‘Het is moeilijk te zeggen welke van de twaalf verhalen het meest subliem is. Elk heeft een eigen bekoring. Een perfecte beheersing van de stof, rake dialogen, een messcherpe logica in de ontwikkeling van de situaties, soepel taalgebruik hebben ze echter allemaal gemeen. De schrijfster werkte haar verhalen niet in de diepte uit, maar de avonturen die zij haar tweelingbroers liet beleven zijn zo gekozen, dat de karakters door de gebeurtenissen het nodige reliëf kregen. Ook alle bij-figuren zijn minutieus getekend. Van de geijkte woorden en zinswendingen, die veel schrijvers menen nodig te hebben om een romantisch element te onderstrepen, is in dit boek nergens sprake.’ Over de ontvangst bij de jonge lezers zegt zij dat de grote aantrekkingskracht die het werk van Dragt op hen zal hebben, voortkomt uit haar ‘tegemoetkoming aan de vraag naar romantiek, maar ook aan de vraag naar exactheid en de nietsontziende, kritische humor, die onze jeugd eigen is.’ Naast deze reactie is er nog een aantal, meest anoniem verschenen, korte besprekingen. De een roemt de uitgave: ‘Wat heerlijk zo'n prachtuitgave ter hand te kunnen nemen en dan nog wel een die het over de hele linie is. Een kloek boek in fraai linnen band, met een hoogst aantrekkelijke flap. (...) Wat het eerst opvalt zijn de bijzondere mooie illustraties, die al voldoende zouden zijn haar (=TD) te herkennen als kunstenares.’ (Haarlems Dagblad, oktober 1961). Een ander gaat in op de bijzondere stijl: ‘De stijl is wat archaïsch, met een veelvuldig gebruik van genitieven. Dat is origineel omdat het aan de span- | |
[pagina 223]
| |
ning geen afbreuk doet, en tegelijk een eigenaardige wijze van leven en denken suggereert. (...) Een boek waaraan veel en grondig gewerkt moet zijn, om een evenwichtige constructie te krijgen. Overigens zaken, waarvan men al lezende niets merkt.’ (Tijd en Taal, 28-11-1961). De recensent van de Gelderlander (25-11-1961) merkt op: ‘Het boek is bijzonder goed geschreven en de auteur weet - wat in dit geval, waar het een boek is voor kinderen vanaf ongeveer tien jaar, bijzonder belangrijk is - de meest ingewikkelde situaties in eenvoudige bewoordingen duidelijk maar indrukwekkend te verklaren.’ | |
De brief voor de koning: ‘een zeldzame verschijning’Met haar tweede boek, De brief voor de koning (1962), was Tonke Dragt eveneens zeer succesvol. Een jury, bestaande uit Harriet Laurey, C.J.H. van Reenen en Miep Diekmann, kende het de Kinderboekprijs 1963 toe, de prijs die werd gegeven aan een boek voor kinderen tot tien jaar, de voorloper van de Gouden Griffel. In haar juryrapport spreekt de jury van ‘een op oude riddermotieven geïnspireerd episch verhaal met sterke kwaliteiten: het elan van de brede opzet, de grote verbeeldingskracht en het fijne gevoel voor essentiële details waarmee het klassiek-literaire thema is uitgewerkt; voorts een natuurlijke wijsheid en de eenvoudige, maar kernachtige psychologische tekening van de personen en hun onderlinge verhoudingen; tenslotte de heldere en levendige verteltrant waarin genoemde kwaliteiten blijken. (...) De illustraties van de schrijfster zelf verhogen nog de waarde van dit boek, dat door zijn literaire en esthetische verdiensten naar de mening van de jury een zeldzame verschijning is in de hedendaagse literatuur voor een vrij grote leeftijdsgroep.’ De pers sluit zich bij dit oordeel aan. Het wordt een breed opgezet verhaal genoemd, ‘evenwichtig uitgewerkt, de karakters er in krijgen een dieper reikend perspectief. Dit is zo vloeiend-eenvoudig gedaan, dat men het verhaal moeiteloos leest’. (De Tijd Maasbode 26-10-1963). Dezelfde recensent (hij ondertekent met R.) spreekt van een efficiënte stijl, zeer sprekende beelden, een meesterlijke vorm voor een idealiserende kijk op de mens. W. Daalder in de Schrager Courant (2-11-1993): ‘Het is boeiend, niet door de avonturen, maar door de bijna tere sfeer die over het geheel hangt. Nergens vinden we iets dat (!) op werkelijke wreedheden wijst, nergens is er iets te bespeuren van het proberen te boeien door middel van sensationele elementen. Toch is het een ongemeen boeiend boek geworden. (...) Verder is in De brief voor de koning een zekere filosofische levensbeschouwing te ontdekken.’ In Hier Rotterdam (25-10-1963) merkt een (anonieme) lezer op dat hij wel erg veel gelijkenis bespeurt tussen De brief voor de koning en In de ban van de ring van Tolkien. Hij onder- | |
[pagina 224]
| |
bouwt deze bewering met een aantal voorbeelden en spreekt op badinerende toon van ‘model’ (In de ban van de ring) en ‘afgietsel’ (De brief voor de koning). Tonke Dragt reageert hierop in een ingezonden brief van 22-11-1963 in dezelfde krant, waarin zij de beschuldiging weerlegt. Het lezen van Tolkiens boek - ze las het toen haar boek in grote lijnen klaar was - vertraagde het verdere schrijfproces, doordat ook zij de overeenkomsten zag en ze bang was zich te veel door Tolkien te laten beïnvloeden. Ze schrijft: ‘Tot slot nog dit: U bent niet de eerste, noch de enige die in verband met mijn boek de naam Tolkien heeft genoemd, zij het wél de eerste en enige die het op deze wijze deed.’ De briefschrijver (nu: J.H.) antwoordt dat ‘(...) hetgeen mij in uw boek trof was niet dat vele ingrediënten uit oude en bekende werken in het uwe werden opgenomen, maar dat u dezelfde ingrediënten koos als Tolkien deed en dat u ze zelfs min of meer in eenzelfde volgorde aan uw boek toevoegde.’ Beleefd (?) eindigt hij met de veronderstelling dat het mogelijk allemaal toeval is.Ga naar voetnoot1. Een jonge lezer (10 jaar) schrijft over het boek: ‘Als je een fantasierijk boek wilt lezen, moet je dit lezen. Het is zeer spannend, van het begin tot het einde.’ Aardig is dat een Rotterdamse kinderjury (bestaande uit leerlingen van de openbare scholen Rotterdam) het boek uitriep tot beste boek van het jaar. Hoeveel Gouden Griffel-winnaars is deze eer later nog te beurt gevallen? | |
Geheimen van het Wilde Woud: ‘overtuigend’In 1965 verscheen Geheimen van het Wilde Woud, het vervolg op De brief voor de koning. ‘Dit tweede deel is gecompliceerder van opzet. In het eerste boek beschreef zij de avonturen die de jonge held Tiuri beleefde gedurende zijn gevaarvolle tocht. Zij reisde eenvoudig met hem mee op zijn reis en vertelde netjes in chronologische volgorde wat hem voor gevaarlijks overkwam. In Geheimen van het wilde woud laat zij Tiuri zo af en toe los om andere wegen van het verhaal te volgen, die ook leiden naar de ontknoping. De intrige is dus ingewikkelder geworden, maar Tonke Dragt heeft alle draadjes van haar kluwen goed in de hand gehouden. (...) Haar oorspronkelijkheid, de frisse, soms poëtische verteltrant, de verrassende wendingen, de spanning, de wijsheden tussen de regels door, die elementen zijn er allemaal weer en dat maakt Geheimen van het wilde woud tot een waardevol boek voor de jeugd.’ (De Nieuwe Dag 29-10-1965). | |
[pagina 225]
| |
Miep Diekmann toont zich opnieuw enthousiast. Ze noemt dit boek een magistraal uitgewerkt ridderepos. ‘De kracht van Tonke Dragts verhaal ligt in de wijze, waarop zij dit partij kiezen (tussen goed en kwaad, WP) schildert en de jeugd duidelijk poogt te maken, dat iedereen ervan overtuigd is, dat hij voor de goede zaak vecht. (...) Er zijn weinig auteurs die een zo wijd uitgesponnen verhaal zo vol spanning kunnen houden; zo sterk alle spelers in dit levensschaakspel tot levende mensen weten te maken; die niet vastlopen in de opbouw van een verhaal zo vol personen en gegevens. (...) Met dit nieuwe boek bewijst Tonke Dragt nogmaals dat zij tot de allergrootsten behoort.’ (Diekmann, bron onbekend). In Algemeen Handelsblad (4-12-1965) geeft de recensent aan dat de schrijfster er ook nu in is geslaagd een uitstekend beeld van de riddertijd te geven. ‘Zij weet een enorme spanning op te roepen, door acties maar vooral door de karakters van de verschillende personen zo scherp en helder te beschrijven dat het geheel wel moet boeien.’ Toch zijn er ook andere geluiden te horen. In de Friese Koerier (1-12-1965) zegt de bespreker zich te ergeren aan allerlei zaken: ‘het trage verloop der gebeurtenissen die dan ook nog in een denkbeeldige riddertijd met uit de tijd zijnde zeden en gewoonten spelen, de plechtstatige, monotone stijl, de irritante vreemde namen voor landen, ridders en wat dies meer zij; de onmogelijkheid kortom er mezelf op de een of andere manier in te herkennen of mee te identificeren.’ Ook dit boek scoorde hoog bij de Rotterdamse kinderjury. Het werd in 1966 tweede, na winnaar Ton Oosterhuis met De wonderbenen van Umberto. | |
De zevensprong: ‘met overrompelend enthousiasme geschreven’Een jaar later noemt de Friese Koerier (29-10-1966) Dragts volgende boek, De zevensprong, een hoogtepunt in haar oeuvre: ‘Dit wonderlijke, hartveroverende, even echte als onmogelijke verhaal over een jonge onderwijzer (al fantaserende beleeft hij de ongelooflijkste dingen) zit zo knap in elkaar en het is met een zo grote inspiratie en met zo'n overrompelend enthousiasme geschreven, dat het ook alle volwassenen kan worden aanbevolen.’ Miep Diekmann wijdt opnieuw een uitgebreide bespreking aan dit boek in de Haagsche Courant (17-9-1966): ‘Met de speelsheid, die in de vorige boeken door de veel strakkere en meer gedragen stijl niet zo uitkwam, zet Tonke Dragt steeds twee tijden tegenover elkaar: de oude en de moderne. (...) Tonke Dragt gebruikt de oude verhaalpatronen om ze, gestoffeerd met nieuwe gegevens, te laten aantonen, hoeveel er in de mens en het leven oeroud is. (...) Binnen enkele jaren heeft Tonke Dragt zich de naam verworven van schrijfster van klassieke | |
[pagina 226]
| |
jeugdboeken. Dit nieuwe boek is weer een van haar meesterlijke en unieke scheppingen, waarin zij het gewone, maar ook het fantasie- en verborgen leven van kinderen en volwassenen weet te herscheppen tot hoogten, diepten en verten, die velen op hun eigen houtje nooit zullen leren kennen.’ In 1982 is het verfilmd en als serie op de televisie uitgezonden door de NCRV. In 1988, het boek kent dan inmiddels tien drukken, signaleert Veerle Uyttersprot in Bib-krant/Pluizer (1988, nr. 1) dat de actuele elementen in het verhaal (de brozem, beatmuziek) inmiddels achterhaald zijn. Toch blijft ‘De zevensprong een (...) plezierig boek met een bijzonder goed doordachte struktuur en originele personages.’ | |
Torenhoog en mijlen breed: ‘diepgravend’In 1969 verrast de schrijfster haar trouwe lezersschare met een toekomstverhaal. Leo Roelants wijst in de Lektuurgids (1969, nr. 9-10) op de nieuwe koers: ‘Een nieuw boek van haar is inderdaad iets nieuws, iets bijzonders, iets enigs. Iedermaal is er dat aparte gegeven, dat onderwerp buiten het gewone, buiten de platgetreden paden, met een sprankelende vormgeving, een virtuoze verwerking, een diepere zin. En toch vormen haar boeken met zijn alle een eenheid, het oeuvre van haar en van geen ander... en dat zit 'm vooral in de sfeer die zij schept, een sfeer met een flinke dosis onwezenlijkheid, irrealiteit, die echt wordt naarmate je leest en in het verhaal opgaat’. Voor hem is Dragts nieuweling een imponerend boek (...) ‘een boek dat blijft nawerken en tot een soort bezinning noopt: gaan we ons door computers en robotten laten leiden, door het verstand alléén laten domineren, of willen we ons normale mens-zijn, onze sensabiliteit, onze natuur behouden en cultiveren? (...) In hoeverre behoudt ieder van ons het recht op eigen gedachten, los van alles?’ Dragt jaagt naar zijn smaak geen goedkoop succes na. Haar verhalen staan op een hoog literair niveau: ‘het zijn hoogtepunten in onze literatuur voor adolescenten.’ W. Goeman-van Randen spreekt in de Leeuwarder Courant (11-4-1970) van belangwekkend en zeer diepgravend. De recensent van het Nieuwsblad van het Noorden (24-1-1970) is kritischer: ‘Volgens ons hinkt deze jeugdroman (...) op twee gedachten: het eerste deel zou jongens, die smullen van science fiction, kunnen boeien, maar daarvoor mist het vaart en avontuur. Het tweede deel zou meer kunnen spreken tot oudere lezers, maar mist toch de spanning, die zo boeit, dat men het verhaal in een adem uitleest. (...) Voor ons gevoel komt het gehele boek, ondanks alle mogelijkheden toch niet geheel uit de verf. We missen een climax en bovenal het volhouden van de wetenschappelijke toets het gehele verhaal door.’ | |
[pagina 227]
| |
In 1971 krijgt Dragt voor Torenhoog en mijlen breed de Nienke van Hichtumprijs. Miep Diekmann weet naar aanleiding daarvan de kracht van Dragts werk goed te typeren: ‘Kinderen, die anders met geen stok aan het lezen te krijgen waren (onder andere in clubhuizen) verslonden deze boeken. Wat fascineert in haar werk zelfs boekenheidenen? Wat blijft ook de intelligente leeswolf boeien? Het antwoord ligt in het net bekroonde Torenhoog en mijlen breed, dat de oppervlakkige lezer voor science fiction zou verslijten omdat het op Venus speelt. Wie dit boek vergelijkt met The perfect day van Levin (van Rosemary's baby (dat van recenter datum is) zal niet alleen veel meer geboeid zijn door de perfect doorgevoerde en intelligente compositie van Tonke Dragt, ook veel meer betrokken zijn bij het thema, maar hij zal vooral de enorme vlucht, welke de jeugdliteratuur genomen heeft, de grote revolutie op dit terrein moeten erkennen. Tonke Dragt maakt jeugd rijp voor de literatuur. Binnen het kader van de literatuurgeschiedenis betekent dit dat er door auteurs als Tonke Dragt straks meer jonge mensen open zullen staan voor de wereldliteratuur, die lange tijd terra incognita voor hen was, of zoals ze het zelf sappig en afwerend zeggen: “Niks voor ons soort mensen”.’ (De Haagsche Courant, 26-11-1971). | |
De torens van februari: ‘meeslepend, maar niet gemakkelijk’Eind 1973 verschijnt De torens van februari. Hierover variëren de meningen van ‘griezelig goed’ tot ‘weldoorwrocht, maar moeilijk’. Trouw (3-1-1974) signaleert dat het boek een nadeel heeft: ‘Kinderen zijn in het algemeen niet zo gecharmeerd van een dagboek-conceptie. Het is een wat moeilijk te volgen geschiedenis voor tieners, die bij voorkeur een verhaal in een ruk willen uitlezen.’ Het Binnenhof (11-10-1975) noemt het boek knap geconstrueerd, boeiend geschreven, maar geen ‘kinderboek’. In de Lektuurgids (1974, nr. 3-4) wordt het gekwalificeerd als fascinerend en doorwrocht literair. M. Wijma-van der Laan schrijft in Levende Talen (1976, nr. 317): ‘Het verhaal is boeiend en fascinerend verteld. Het heeft veel sfeer: de wind, regen, eenzaamheid voel je. Het verhaal blijft je bij, met name door het beroep dat op de zelfwerkzaamheid van de lezer gedaan wordt. (...) Het zal voorbehouden zijn aan diegenen die het axioma kunnen aanvaarden dat er andere werelden bestaan dan deze.’ In 1987, het boek is dan toe aan een derde druk, wijdt Herman de Graef er een uitgebreide bespreking aan in Jeugdliteratuurgids (29/1987, nr. 7). ‘sinds 1973 (eerste druk) zijn de reacties van de lezers op dit toch wel magisch-realistische of in zekere zin science fiction-achtige boek nogal verschillend geweest. Sommigen vinden het vrij saai, vooral dan het eerste deel. Ze kunnen zich blijkbaar niet voldoende inleven in het aarzelende, onzekere en enigszins woord- | |
[pagina 228]
| |
arme geschrijf van Tim, die zonder verleden en dus ook met een erg deficiënte taalkennis in een vreemde wereld terechtkomt, waarin hij alles niet vindt en dus een uitvoerige beschrijving geeft van het eerste wat hij waarneemt, het duinenlandschap met de bedreigde torens. (...) Andere lezers daarentegen worden reeds in de eerste bladzijden gegrepen door de vreemde vermenging van twee werelden in het steeds wisselende duinenlandschap. Zo komen ze al op het spoor van het pas veel later onthulde bestaan van de parallelle werelden. (...) Vooral de wat oudere jeugd en volwassen lezers reageren enthousiast op dit boek.’ | |
Het gevaarlijke venster: ‘een echt kruipboek’Pas in 1979, de schrijfster mocht zich inmiddels winnares van de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur noemen, verschijnt er een nieuw boek. De gedachte die na de eerste lezing van dit boek opkwam bij Rindert Kromhout van der Meer (Vrij Nederland 29-3-1980) was: ‘mooi, maar...’ Wat betreft een aantal van de verhalen luidde zijn conclusie: ‘Het gevaarlijke venster is een prachtige verhalenbundel, een echt kruipboek. De verhalen zijn sprookjesachtig en geheimzinnig, de tekeningen mooi (hoewel niet altijd even duidelijk afgedrukt). Het is jammer dat er zoveel zetfouten in het boek staan, maar dat kan allemaal nog wel verbeterd worden. (...) Want zo spannend als de verhalen zijn opgebouwd, zo boeiend als de avonturen van de hoofdpersonen worden beschreven, zo “mislukt” zijn de slotbladzijden. Eerlijk gezegd heb ik het gevoel dat Tonke Dragt de verhalen te kort heeft gemaakt. Er kwam een einde aan de verhalen, misschien omdat de schrijfster er een eind aan wilde maken, terwijl de verhalen daar zelf nog niet aan toe waren. Het slot kwam nu te vroeg, te plotseling (...).’ Het Leidsch Dagblad (22-2-1980) komt tot de volgende slotsom: ‘Al twintig jaar lang publiceert Tonke Dragt kinderboeken, die geschreven zijn rond hetzelfde thema: Het handelen van de mens dwars tegen de geordende maatschappij met zijn regelende wetten in. Het raadselachtige en mysterieuze speelt in haar verhalen een allesoverheersende rol. Het drijft de hoofdpersonen tot handelingen, die niet begrepen worden, ook niet door de betrokkenen zelf. Tonke Dragt beschouwt dit als een noodzakelijk conflict: Een mens moet zijn eigen weg durven gaan en zijn eigen waarden durven stellen boven die van de maatschappij. Volgens haar moet men in onze wereld, hoe geordend en begrijpelijk die ook is, altijd rekening houden met een vreemd, onberekenbaar element, dat verwondering opwekt. Vaak is de diepere kern van haar verhalen het zoeken van de hoofdpersoon naar een eigen identiteit. In Het gevaarlijke venster zijn al deze elementen terug te vinden.’ | |
[pagina 229]
| |
Ogen van tijgers: ‘mooi maar moeilijk’In 1982 verschijnt het los te lezen vervolg op Torenhoog en mijlen breed: Ogen van tijgers. In Het Binnenhof (19-10-1982) prijst de recensent de manier waarop Tonke Dragt de karakters heeft beschreven. ‘Zelfs huis-robot Xan van Jock Martijn blijkt in handen van Tonke Dragt een persoonlijkheid te worden’. En verder: ‘Een gewoon spannend science-fictionboek is Ogen van tijgers niet geworden. Dialogen in woorden en gedachten komen plotseling op en breken af, in sfeerrijke situaties. Tijgers komen in dit boek niet voor; wel herinneringen aan deze in dit boek uitgestorven diersoort, waarvan alleen de kat het wist te redden. En dan nog met name hun ogen, die de schrijfster sterk hebben geïnspireerd.’
In Leestekens (1983, nr. 4) verschijnt een uitgebreide bespreking van Jacques Vos, op basis van een door Malte Dahrendorf ontwikkeld schema. Dahrendorf onderscheidt vier categorieën: tekstkenmerken, relatie tot de lezer, functie/verwerking en didactische consequenties. Vos bespreekt Dragt vanuit pedagogisch perspectief. Hij concludeert dat Ogen van tijgers geen gemakkelijk boek is, ‘(...) zeker niet voor lezers van veertien, vijftien jaar. Net als Torenhoog en mijlen breed is ook dit boek niet een echte avonturenroman met duidelijk herkenbare spanningsmomenten. Het gaat om een bewustwordingsproces. Dat betekent dat de lezer heel vaak het gedachtengoed van de hoofdpersoon moet volgen. Daarbij komt dat het genoemde proces nogal uitgesponnen wordt. Veel leerlingen zullen er moeite mee hebben “in” dit boek te komen. Alleen geoefende lezers zullen een psychologische ontwikkeling als spannend ervaren.’ Hij geeft daarna met nadruk te kennen hiermee geen uitspraak te doen over de kwaliteit van het boek: ‘Dat het een moeilijk boek is wordt ook veroorzaakt door het feit, dat Tonke Dragt de aanwijzingen en verwijzingen die voor de spanningsopbouw moeten zorgen niet altijd even expliciet vermeldt (alweer: hiermee gaat het mij niet om een kwalitatief criterium).’ Na uitgebreid in te zijn gegaan op dat wat volgens Vos ‘de boodschap’ is van het verhaal, dat wat Tonke Dragt heeft willen duidelijk maken aan haar lezers, of wat haar (impliciete) uitgangspunten zijn, komt hij tot uitspraken over de | |
[pagina 230]
| |
didactische consequenties. ‘(...) dit boek eist boekpromotie!’ Leerlingen zullen het veelal niet uit zichzelf ontdekken; het is de taak van de leerkracht het voor de leerlingen toegankelijk te maken. Ogen van Tijgers eist eigenlijk een leeswijzer, zo stelt Vos. ‘Maar ook met deze leeswijzer zal slechts een gering aantal leerlingen het boek uitlezen. (...) Juist met moeilijk toegankelijke boeken heeft de docent moedertaal een belangrijke taak, bij deze boeken moet blijken dat hij de literatuur en dus het onderwijs in de literatuur serieus neemt. En ook al zou uiteindelijk slechts een leerling in de klas Ogen van tijgers leren waarderen, dan zou zijn moeite niet tevergeefs geweest zijn. Misschien een elitaire opvatting? Het zij zo!’ | |
Het geheim van de klokkenmaker: ‘een regelrechte verrassing’Opmerkelijk klein, nauwelijks honderd bladzijden dik, is het na zeven jaar stilte verschijnende boek Het geheim van de klokkenmaker. Joke Dieben-Frerichs in het Haarlems Dagblad (16-11-1989): ‘Rond een in de literatuur al vaker behandeld onderwerp componeerde Tonke Dragt een filosofisch, complex en scherpzinnig boek, waarin de “werkelijkheid” van heden, verleden en toekomst op verschillende niveau's aan de orde worden gesteld. (...) Zo ontspint zich een uitermate boeiende, slakkehuisvormige verhaalconstructie, waarbij de lezer telkens een laagje dieper wordt binnengevoerd in Dragts allesomvattende tijdsspel. De auteur maakt het haar lezers niet gemakkelijk, maar haar wat traag op gang komende boek is het waard meermalen en met aandacht gelezen te worden. (...) De fraaie collages waarmee de schrijfster haar boek opluistert zijn net zo intrigerend als haar verhaal: ook daar zitten geheime boodschappen in verborgen.’ Selma Niewold in de Volkskrant (16-2-1989): ‘Het geheim van de Klokkenmaker is een heel intrigerend verhaal dat zich niet gemakkelijk laat doorgronden. (...) Het is Tonke Dragts meest abstracte boek. Haar vertellingen zijn altijd rond, er is een begin en aan het eind is alles verteld, al is er zelfs dan nog van alles mogelijk. Haar hoofdpersonen zijn bijna altijd op zoek naar iets, of ze vervullen een opdracht. Aan het eind van de verhalen is er voor hen iets wezenlijks veranderd. (...) Dragt speelt (in dit boek, WP) ook meer dan ooit met de taal. Alle denkbare gezegdes waarin de tijd voorkomt, vinden hun plaats in het verhaal. (...) Het boek zal misschien niet voor iedereen even toegankelijk zijn, hoewel het zich ook als een spannend verhaal laat lezen. Het geheim van de klokkenmaker is een van de boeiendste boeken die de laatste tijd voor de jeugd zijn verschenen.’ Bregje Boonstra in NRC Handelsblad (5-1-1990): ‘Met zijn honderd bladzijden is Het geheim van de klokkenmaker een ruim uitgevallen novelle, die twee fragmenten bevat uit een omvangrijk boek in wording. (...) Het bevat een hoop hokuspokus en opgeklopt mysterie en dient ofwel voor een kunstmatig science | |
[pagina 231]
| |
fiction-sfeertje of als opwarmer voor het echte boek. Mij lijkt deze publikatie - om bij de les te blijven - voornamelijk vóórtijdig.’ Over Dragts oeuvre is ze overigens wel positief: ‘Tonke Dragt heeft als schrijfster nauwelijks belangstelling voor de alledaagsheid van school, lastige ouders, gedoe met vriendjes of de puberteit. Zij is een vertelster in de Engelse traditie - Tolkien, Richard Adams, Leon Garfield - en al haar verhalen, ook die welke in de toekomst spelen, zouden kunnen beginnen met “Er was eens...”. In haar boeken schept zij met grote verbeeldingskracht en precisie een tijdelijke werkelijkheid, waar veel jeugdige lezers ademloos in onder gaan: de Middeleeuws aandoende samenleving van De brief voor de koning en Geheimen van het wilde woud of het bestaan in de verre toekomst van planeetonderzoekers in de mysterieuze wouden van Venus (Torenhoog en mijlen breed). De hoofdpersonen worden vaak geconfronteerd met een raadsel en moeten om dat op te lossen ingewikkelde morele beslissingen nemen. Dragt is een ernstig, filosofisch aangelegd auteur, die een thema of gedachte grondig uitwerkt.’ In 1990 krijgt de schrijfster een Vlag en Wimpel voor dit boek. | |
Aan de andere kant van de deur: ‘boeiend en intrigerend’In 1992 verscheen het eerste deel, Aan de andere kant van de deur, van het tweeluik Zeeën van tijd. Het vervolgdeel, dat De weg naar de cel zou gaan heten, is tot nu toe nog niet verschenen. Casper Markesteijn in het Leids Dagblad (15-10-1992): Je moet over zeeën van tijd beschikken om het nieuwe boek van Tonke Dragt te lezen, want Aan de andere kant van de deur is allereerst een fors boek. (...) Verder moet je tamelijk veel geduld kunnen opbrengen om je te verdiepen in een boek waarin nauwelijks van een ‘verhaal’ sprake is. (...) Tonke Dragt staat toch al niet bekend als een schrijfster die het haar lezers gemakkelijk maakt. Maar om in dit verhaal door te dringen, heb je een flinke portie leeservaring, doorzettingsvermogen, puzzelzin en filosofische inslag nodig. (...) Ook als je liefhebber bent van de typische Dragt-stijl en dus houdt van het op de voet volgen van iemands gedachten, haak je op den duur toch af. In een boek als dit vraag je je dan zelfs even af of dubbel gezette regels, zoals bovenaan op bladzijde 70 en 72 onderdeel van het verhaal zijn of slechts fouten. Dat ligt òf aan de auteur òf aan de lezer. Laten we het in dit geval op het laatste houden en Dragt het voordeel van de twijfel gunnen. Maar je kunt als auteur ook te veel willen. Het eindoordeel is aan de jonge lezer.’ Selma Niewold in de Volkskrant (17-10-1992): Het verhaal van Tonke Dragt is net een puzzel, waarvan je telkens een stukje krijgt aangereikt. In Aan de andere kant van de deur blijft echter nog veel onduidelijk. Er zit een groot aantal | |
[pagina 232]
| |
verhaallijnen in die nog niet altijd bij elkaar komen. Maar wie zich door Tonke Dragt laat meeslepen in die vreemde wereld zonder tijd, waar het het ene moment zomer en het volgende moment winter kan zijn, krijgt veel om over na te denken. Er wordt gespeeld met wetenschappelijke theorieën, zoals de relativiteitstheorie en de quantummechanica.’ Lieke van Duin in Trouw (21-10-1992): ‘(...) terwijl Tonke Dragt in het verleden vooral boeken schreef die of in het verleden, of in de toekomst speelden, lijkt Zeeën van tijd een synthese daarvan te worden, waarin verleden, heden en toekomst in elkaar overgaan - door tijdmachines, maar ook door concentratie en toeval - en waarin de dimensie tijd een ruimteachtige kwaliteit krijgt. Haar boeken werden geleidelijkaan complexer en daarmee groeide ook haar volwassen lezerspubliek. Met Aan de andere kant van de deur valt het onderscheid tussen literatuur voor kinderen en voor volwassenen vrijwel weg. (...) de manier van associëren en combineren vergt een volgroeid denkvermogen. (...) Zeeën van tijd is niet alleen hersengymnastiek, maar ook een raadselachtig avontuur waarvan je niet meer loskomt.’ Jant van der Weg spreekt zich in dit blad (LzL, 1993, nr. 27) uit over de naar haar inzicht tekortkoming van de Griffeljury van dat jaar: ‘Aan de andere kant van de deur had niet mogen worden vergeten! Het bijzondere karakter van dit boek had een aanleiding kunnen zijn voor de Griffeljury om, al is het dan niet een Gouden Griffel, in ieder geval een Zilveren toe te kennen. De literaire kwaliteit van dit immense bouwwerk geeft alle reden voor zo'n bekroning.’ | |
Tot slotIn zijn toespraak bij de uitreiking van de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur zei toenmalig minister Van Doorn: ‘Ik heb het idee dat u een buitenbeentje bent. Anders gezegd: een buitengewoon origineel en eigenzinnig schrijfster. (...) Door al uw werken zweeft ook dat nooit te doorgronden gevoel van huiver en geborgenheid dat men kent uit de Gothic Novel, uit de romantische verhalen. Er is geborgenheid, omdat de lezer gevoerd wordt naar andere tijden, weg van de wereld, naar besloten gebieden. Maar de sfeer in die gebieden is toch doortrokken van iets onuitsprekelijks, het angstwekkende, het geheimzinnige. Terwijl u in uw boeken een spannende wereld oproept voor jonge mensen, en de avonturen door kinderogen beleefd worden, is de sfeer die u oproept ook beleefd vanuit het perspectief van de volwassene: vol verlangen en melancholie en huivering. Op deze wijze leert u de jonge lezer, op weg naar volwassenheid, hun gevoel kennen, leidt u hen in tot gevoel van het werkelijk geheimzinnige, dat altijd méér is dan het is. U leidt daarmee de kinderen binnen in een harde wereld, die werkelijk gevaarlijk en onberekenbaar is. | |
[pagina 233]
| |
U leert ze ook, om wat ze als kind bezitten aan diep gevoel voor het mysterieuze, te behouden als ze de volwassenheid betreden. Als volwassenen blijven ze misschien open voor het kinderlijke, zonder vestard te worden, en ook zonder consumptie en status als het hoogste te beleven. U draagt, denk ik en hoop ik, met uw werk bij tot het geluk van velen; en misschien zelfs een beetje ook tot een betere wereld. Wie weet!’ (En nu over jeugdliteratuur 5/1978, nr. 1). Tonke Dragt ontving in april 2001 opnieuw een belangrijke onderscheiding. Voortaan mag zij zich Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw noemen. |
|