Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Het Kosmopolitaanse Rijk
| |
Gouden GniffelIn 1982 kon het tienjarig bestaan van het Kosmos jeugdboekenfonds gevierd worden. In de geest van het thema van de kinderboekenweek van dat jaar schreef Els Pelgrom Het verloren paspoort. Een wat snel in elkaar gestoken verhaal waarin twee kinderen per trein, vliegtuig en boot over de wereld zwerven. Van Amsterdam naar Rome, New York, Los Angeles en via Siberië, de Chinese Grens, het Baikalmeer en Moskou terug naar Nederland.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 186]
| |
Max Velthuijs zou daar een toepasselijke vorm voor bedenken. De opdracht was een kolfje naar zijn hand, de uitkomst even voor de hand liggend als briljant. Want wat paste beter bij een uitgeverij met zo'n wereldse uitstraling dan een paspoort, uit te geven door het Ministerie van Vermakelijke Zaken van het Koninkrijk der Kosmopolieten? Het paspoort had een donkerblauwe linnen kaft, een afdruk van het wapen met de twee Nederlandse leeuwen met daaronder ‘je maintiendrai’ en een aantal pagina's waarop de eigenaar zijn of haar gegevens in kon vullen en een foto moest plakken. Om moeilijkheden te voorkomen stond op de plaats waar gewoonlijk het paspoortnummer geponst is, de naam van de feestvierende uitgeverij in gedrukte puntjes. Aan de buitenkant zag het paspoort er bedrieglijk echt uit, van binnen week het in tal van opzichten af van het officiële rijksdocument waarmee Nederlanders naar het buitenland reizen. Het verhaal van Pelgrom, zo'n vijftig pagina's lang, was opgeluisterd met transferbewijzen, kaartjes en stempels van grensovergangen. Aan de binnenkant van het omslag stond een ISBN-nummer, een nugi-code (toen nog UGI) en een colofon. Geen misverstand mogelijk. Dit paspoort kon onmogelijk voor echt worden versleten. Om diezelfde redenen had Pelgrom de aanwijzingen voor het vervalsen van een paspoort in het verhaal zelf opzettelijk vaag gehouden. Vanwege al die verschillen - het Kosmopolitaanse paspoort was aanzienlijk dikker dan dat van het Koninkrijk der Nederlanden - kon Buitenlandse Zaken er geen moeite mee hebben. Tot een paar kinderen met zo'n Kosmopolitaans paspoort bij het postkantoor geld probeerden op te nemen. Dat veranderde de zaak. In het kader van de Kinderboekenweek en de jaarlijkse signeeractie in het Centraal Station van Den Haag zat Tonke Dragt achter een tafeltje met een stapel van haar nieuwste boeken, Ogen van Tijgers, toen plotseling het gerucht ging dat de politie van plan was die paspoorten in te nemen. ‘Omdat ik dat zonde vond, heb ik er ter plekke zeker twintig gekocht. Daarin ben ik visa gaan tekenen voor een fantasieland met of zonder tijgers. En omdat ik het niet zo druk had, ben ik toen handtekeningen gaan verzamelen: van Paul Biegel, Els Pelgrom, Rindert Kromhout, Max Velthuijs en anderen. Dat was het begin van wat het Koninkrijk der Kosmopolieten zou worden.’ De volgende ochtend belde Kromhout, kinderboekenrecensent van de Volkskrant: Ze gaan het doen hoor. De politie neemt alle paspoorten in beslag, omdat het niet van echt te onderscheiden zou zijn en er dus verkeerd gebruik van gemaakt kon worden. ‘Lachwekkend,’ protesteerden Dragt en Kromhout in een gezamenlijke open brief aan de Volkskrant. Bij wijze van genoegdoening aan Els Pelgrom bedachten ze ter plekke een nieuwe literaire prijs, de Gouden Gniffel, bestaande uit een vertederende glimlach. In een briefkaart met zelfge- | |
[pagina 187]
| |
maakte postzegel en stempel bedankte Pelgrom de jury voor de grote eer. De uitreiking van de prijs stelde zij zich ongeveer zo voor als op de voorkant van de briefkaart stond afgebeeld: feestvierende katten op een pleziervaartuig. Voor de ‘Blauw Geruite Kiel’ van Vrij Nederland bedacht Thé Tjong-Khing een eigen protestactie: een bankbiljet van honderd gulden dat de lezers zelf moesten inkleuren en uitknippen, in ruil voor Het verloren paspoort. | |
Het Koninkrijk der KosmopolietenOnder het motto ‘wie de poort niet past, past het paspoort’ richtte Dragt vervolgens Het Koninkrijk der Kosmopolieten op, inclusief ruilhandel in ondergrondse paspoorten. Wie netjes zijn personalia opgaf - lengte van de vleugels, kleur van de ogen, eventuele aanwezigheid van een derde oog of andere mysterieuze kenmerken - kon bij haar een paspoort ruilen of een visum aanvragen. Dat laatste uitsluitend voor landen waar ze zelf iets mee had. ‘Ik verzon landen die bij mij of mijn werk pasten, wisselde brieven met het Tolkien-genootschap of de bewoners van de Moemvallei, en bracht allerlei mensen met elkaar in contact. Als secretaresse van alle ambassadeurs was ik er een tijdlang erg druk mee tot het na verloop van tijd in begon te zakken. Ik kwam niet meer aan schrijven toe, zo druk was het.’ Een aantal contacten, die met Velthuijs en Kromhout bleven. En ook de opdracht voor Aan de andere kant van de deur, aan de inwoners van een contrabande koninkrijk, en het gedoe met die ambassades is terug te voeren op het clandestiene Kosmopolitanië. Als ontwerper van het paspoort wilde Max Velthuijs natuurlijk ook zo'n bijzonder exemplaar met visum, en dan het liefst voor Luilekkerland. Het daartoe bestemde aanvraagformulier, ingevuld met onzichtbare inkt en rijstkorrels, leverde een van de mooiste visa op. Het is getekend door een leerling van de tekenacademie: een beroemd kalligraaf. De aanvraag voor dat visum werd het begin van een even geheime als geheimzinnige correspondentie, waarin Max en Tonke voortdurend bezig waren elkaar de vliegen af te vangen. ‘Aan de Secretaris(esse) (of niet soms) Generaal, Geachte Mevrouw. Daar ik niet alles weet, en dat is toch nog aardig wat, geloof ik geen woord van die z.g. vakantieplannen. Volgens door u verspreide geruchten (Leopold Party 16-4-'83) zoudt u vorige week reeds afreizen. Volgens mij is het bij u een bende, ik zou die (onleesbaar) willen zien. Ja stempels genoeg! En hoe staat het met uw paspoort? Volgens mij is het allemaal doorgestoken kaart en vriendjespolitiek en doe ik er verder maar het zwijgen toe en wacht maar af.’ | |
[pagina 188]
| |
Na enig gesteggel over een nieuwe boekdrukkunst, waarbij de letters als pasta met kaassmaak uit een tube zouden komen en Onke Dreg de A door een E wilde vervangen, werd Max Velthuijs ereburger van het Kosmopolitaanse Rijk. Hij schreef een dankbrief waarin hij de onmogelijkheid van het afstoten van de A aantoonde. Aan de Emba/essedeur van Kosmpolitenie (leve de A!) Dat zo'n paspoort met visa wel degelijk veel voor Max Velthuijs betekende, mag blijken uit de vraag die hij Tonke Dragt enige jaren later zond. ‘Heden is geboren Victor Velthuijs, een puntgaaf ventje, ik vraag hierbij een visum aan.’ | |
[pagina 189]
| |
Grappen en grollenVelthuijs was dus ereburger van het Kosmopolitaanse Rijk, Rindert Kromhout inspecteur voor tehuizen van vervelende ouders en Els Pelgrom koningin. ‘Dat vond ze te laag. Ze wou per se Keizerin zijn en verzon uitspraken als ‘visums maken is net zo leuk als paaseieren verven’. Liesbeth ten Houten, eveneens een vurig kosmopoliet, wil er nog eens een boek van maken. ‘Dat zou een soort sleutelroman kunnen opleveren, omdat er zoveel bekende mensen in voorkomen.’ Het gedoe met visa - Tonke stuurde voortdurend briefjes rond wie voor wie een nieuw visum moest maken - leverde van alles en nog wat op. Een complete correspondentie met Els Pelgrom, nadat ze naar Spanje was vertrokken; een genootschap van kosmopolieten; twee mensen die elkaar vonden, maar na een paar jaar huwelijk toch weer uit elkaar gingen; en allerlei nieuwe contacten, onder anderen tussen Max Velthuijs en Arend Jan Bolhuis, lector Nederlands aan de universiteit van Keulen. ‘Die heeft indertijd de stoot gegeven tot de vertaling van mijn werk in het Duits: eerst De torens van februari bij Buxtehuder, later bij Beltz en Gelberg. Het originele omslag van dat boek hangt nu bij hem thuis. Inmiddels hoort hij tot mijn vriendenkring, is hij een soort familie geworden. Als kosmopoliet heeft hij de mooie visa gemaakt.’ Met de vertaalster, Liesel Linn, is Tonke hele goede vriendinnen geworden. Een van haar gedichten heeft ze gebruikt in Ogen van tijgers. In 1984, toen de Olympische Spelen in Los Angeles al een tijdje bezig waren, kreeg Arend Jan Bolhuis het idee voor een uitzending van een Kosmopolitaanse ploeg. Als Meester Jonkheer Van Bolhuis schreef hij aan Tonke: ‘Zoals je weet ben ik uitgenodigd voor de Olympische Spelen. Ik vertegenwoordig Kosmopolitanië, maar waar zijn de andere schaakmeesters? Waarop Tonke de pen greep en aan Max Velthuijs schreef: Waarom zit de heer Bolhuis op zijn eentje in Los Angeles? Waarom bent u niet al lang bij hem? Waarop Max onverwijld de oceaan overstak om in de eerste ronde uit te komen. Van II Tigretto, de staatsvijand van Kosmopolitanië, kreeg hij een potje tijgerbalsem om zijn vingers mee in te smeren. Dat zou een meesterzet ten gunste komen. Inderdaad opponeerde zijn duim de volgende ochtend dat het een lieve lust was. Toen hij onverwacht zijn plas in moest leveren, bleek die helemaal vol te zitten met anabole steroïden en werd hij gediskwalificeerd. Max schreef: ‘Ik | |
[pagina 190]
| |
voelde wat Zoetemelk destijds moet hebben gevoeld: schande en vernedering. Contra-expertise is onderweg.’ De twee Olympische spelers hebben nog enige jaren schaakbrieven uitgewisseld, maar met het Koninkrijk der Kosmopolitanen is het daarna geleidelijk bergafwaarts gegaan. ‘Wilde ik ooit nog een boek kunnen publiceren, moest ik mijn functie als secretaresse van alle ambassadeurs wel neerleggen. En zo ging het gedoe met die paspoorten als een nachtkaars uit. Nu met Harry Potter moet ik er nog wel eens aan terugdenken. Dat met die Kosmopolieten ging niet zover, maar was zeker zo leuk en inspirerend.’ |
|