Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Experimenteren met tijd en ruimte
| |
Denkbeeldige wereldenMet haar gedachtenexperimenten speelt Dragt met de typische sf-vraag ‘what if...’: wat zou er gebeuren als dit en dit mogelijk was. De term science fiction, in 1929 bedacht door Hugo Gernsback, de oprichter van de serie Amazing Stories, geeft het al aan: fantaseren over nieuwe wetenschappelijke mogelijkheden die de wereld van nu onherroepelijk zullen veranderen. Reizen naar andere planeten en sterrenstelsels, ontmoetingen met aliens, verdwijningen in zwarte gaten, parallelle werelden, de robotmens, de totalitaire samenleving - het zijn allemaal veel beproefde sf-thema's. | |
[pagina 177]
| |
Science fiction verkent denkbeeldige werelden voorbij tijd en ruimte. In vrijwel alle gevallen hebben we het dan over toekomstige werelden. En over werelden die, al kan het draadje nog zo dun zijn, op de een of andere manier een link met onze bekende mensenwereld hebben. Je zou kunnen zeggen dat daar ook de afbakening met fantasy ligt. Dit laatste genre omvat boeken over geheel gefantaseerde werelden. In veel sf - zeker in de betere - gaat het uiteindelijk om de vraag naar wat de mens is: wat is zijn wezen, wat zijn mogelijkheden en wat is menselijkheid? En hoe staan deze al dan niet op gespannen voet met toekomstige of mogelijke werkelijkheden? Of beter gezegd: door toekomstbeelden te schetsen zet de sf-auteur de zaak op scherp. Dragt zet in de drie genoemde boeken ook de mens centraal, en dan meer in het bijzonder de menselijke geest. Want ergens daar in het brein zit datgene wat de mens tot mens maakt. Vandaar mijn term gedachtenexperimenten. Zonder haar al te zeer op Freuds divan te willen werpen kan ik de gedachte niet onderdrukken dat deze experimenten in Dragts leven van wezenlijke betekenis zijn. Als kind in een Japans kamp is ze al jong geconfronteerd met de grenzen van menselijkheid. Levend in onmenselijke omstandigheden kon ze zich - onder andere - staande houden door in elk geval in haar hoofd de beperkingen van die tijd en die ruimte te doorbreken. De mogelijkheden van de menselijke geest, de onbegrensde reikwijdte van gedachten als reddingsvest. Maar is die geest dan tevens een vesting? Interessant is dat de auteur in het interview met Joke Linders vertelt dat het doordenken van de mogelijkheid dat mensen elkaars gedachten kunnen lezen uit haar kamptijd stamt. Dit idee komt uitgebreid terug in Torenhoog en mijlen breed en in Ogen van tijgers. Belangwekkend is dat Dragt dit gedachten lezen niet voorstelt als iets afschrikwekkends, als iets waardoor de mens vogelvrij wordt, maar juist als iets dat mensen nader tot elkaar brengt. En is die menselijke geest dan betrouwbaar? Of zou je zomaar in een andere wereld verzeild kunnen raken en alles vergeten, wie je was en wat je wist? Zomaar iemand anders kunnen worden? De reikwijdte van het geheugen en de vraag naar menselijke identiteit is het thema van De torens van februari. | |
Torens van tijdVolgens Dragt is De torens van februari geen sf-roman, omdat het echt gebeurd is. Ik ben zo vrij dat op te vatten als een consequent volgehouden klassieke, met name in de negentiende eeuw geliefde literaire techniek. Je doet alsof je slechts de bezorger van een gevonden manuscript bent.Ga naar voetnoot2. Dat verhoogt de illusie van authenticiteit en in een boek waarin het gaat over parallelle werelden voegt | |
[pagina 178]
| |
De tijdskringen uit De torens van februari
| |
[pagina 179]
| |
het bovendien toe aan de verwarring en aan een het-zou-natuurlijk-best-waar-kunnen-zijn-gevoel. Het is ongetwijfeld niet toevallig dat ook Pete Hautman zich in zijn onlangs met een Zilveren Zoen bekroonde boek De tijdkringGa naar voetnoot3. van dezelfde techniek bedient: in beide boeken draait het om verschillende tijdsdimensies. Hautmans hoofdpersoon Jack reist door de tijd: hij springt van heden naar verleden en weer terug, overigens zonder bij machte te zijn de loop der gebeurtenissen te beïnvloeden. Bij Hautman is de geschiedenis of het leven geen lineaire lijn die je eventueel kunt verbuigen, het zijn diverse kringen naast elkaar. Telkens weer kan Jack terug in de tijd stappen, maar hij neemt zichzelf telkens ook mee. Ook bij Dragt is sprake van tijdkringen die elkaar slechts gedurende een bepaald moment kruisen: elk schrikkeljaar tussen 29 februari en 1 april is het mogelijk van de ene naar de andere tijdsdimensie over te stappen. Maar anders dan bij Hautman gaat het bij Dragt om letterlijk parallelle werelden. De termen ‘heden’, ‘verleden’ en ‘toekomst’ schieten dan ook tekort om aan te geven in welke tijd Dragts hoofdpersoon Tim verzeild raakt. Het is een tijdslaag en een ruimtelaag die naadloos op de ons bekende tijds- en ruimtelaag vallen. Tim reist dus niet door de tijd, maar naar een andere tijd. Net als bij Hautman neemt Tim zichzelf wel mee, maar verliest hij desondanks een deel van zijn identiteit, namelijk alle herinneringen aan die andere tijdslaag. Dragt schreef de roman in dagboekvorm: Tim noteert op aandrang van de oude man Avla al zijn gedachten en alles wat hij weet, als papieren geheugensteun, zo blijkt verderop in het boek, voor de andere tijdslaag: ‘Ik heb dit geschreven. Ik kan daar niet aan twijfelen. Maar dat betekent niet dat ik me die andere “ik” herinner: Tom (niet Tim) Wit. 't Is niet een maand, maar een onmeetbare tijd geleden dat hij of ik in dit boekje heeft geschreven, letterlijk in een andere wereld. Ik ben ijskoud, alleen door eraan te denken. Ik probeer het allemaal te begrijpen. | |
[pagina 180]
| |
Torens van februari is een speurtocht van de hoofdpersoon naar de eigen identiteit. Niet voor niets dragen de eerste twee delen van de roman als titel ‘Wie ben ik?’ en ‘Was ik dat?’ Dragt speelt met de idee dat er naast en achter deze wereld een andere werkelijkheid zou kunnen bestaan. Dat is zowel een avontuurlijke als een angstaanjagende gedachte. Avontuurlijk omdat daarmee de mogelijkheden van het hier en nu worden verruimd. Maar angstaanjagend, omdat het de heelheid van de menselijke identiteit op losse schroeven zet. Wie ben ik als ik in meer werelden tegelijk leef? En wie ben ik als ik meerdere gezichten blijk te hebben? Net als in veel andere boeken van Dragt speelt ook in deze roman het dubbelgangermotief een belangrijke rol. Er is niet alleen die spiegelwereld van de ons bekende wereld, ook alle personages lijken in tweevoud aanwezig: zo is er Teja het meisje en Teja de hond, tweemaal een oude Thomas die de torens bewaakt, twee opzieners en natuurlijk twee Ti(o)m-men. Uiteindelijk, zo lijkt Dragt te zeggen, moet je, om te ontdekken wie je werkelijk bent, niet bang zijn om te reizen. Zoals Tim van de Teja-wereld terugreist naar de wereld waar hij vandaan kwam: ‘Omdat ik nieuwsgierig ben naar wie ik was. En is degene die ik ben niet voortgekomen uit degene die ik was? | |
Warme woudenTorenhoog en mijlen breed verscheen in 1969 en is Dragts eerste sf-boek, of zoals ze het zelf liever betitelt toekomstroman. Voor het boek was er al een verhaal, ‘De robot van de rommelmarkt’, geschreven voor de schoolleesserie De TrapezeGa naar voetnoot4. In het boek is het, in ingedikte vorm, opgenomen als proloog. De elfjarige Edu heeft op een rommelmarkt de robot Bob op de kop getikt. Deze Bob zegt telkens dichtregels die Edu mateloos intrigeren: ‘Waar wouden zijn als vuur zo heet, torenhoog en mijlen breed’. Deze vertaalde dichtregels van Robert Louis Stevenson, de auteur van onder meer Schateiland, intrigeerden ook Dragt, | |
[pagina 181]
| |
omdat ze haar herinnerden aan de tropische oerbossen van Indië, het land van haar jeugd. Warm, weelderig en nat. En zo zijn ook de wouden op Venus. In een tweede (ongepubliceerd) verhaal, ‘Waar wouden zijn...’, vertelt Dragt hoe de wouden op de volwassen planeetonderzoeker Edu een enorme aantrekkingskracht uitoefenen. Edu is ook hoofdpersoon in een hoorspel in tien delen dat eind jaren zestig is uitgezonden. Tenslotte verwerkte Dragt alle verhalen in de roman Torenhoog en mijlen breed (1969).Ga naar voetnoot5. Na de proloog start deze roman met de aankomst van een ruimteschip met planeetonderzoekers op Venus. Aan boord is Edu Jansen, die op eigen verzoek voor een tweede keer op Venus is gestationeerd. En dat is opvallend, want Venus staat bekend als ‘de gevaarlijke planeet’. Volgens de geleerden schuilt het gevaar in de wouden die vrijwel de hele planeet bedekken. Nu op Aarde alle bossen zijn uitgestorven, vormen de wouden een onbekende en dus angstaanjagende grootheid. De wouden, herhaaldelijk vergeleken met vlammen, zijn gevaarlijk en de enkele mensen die zich erin gewaagd hebben, kwamen krankzinnig of doodziek terug. De planeetonderzoekers verschansen zich derhalve in een koepel en gaan alleen gehuld met helm en veilige pakken naar buiten. En toch verlangt Edu ernaar de wouden te betreden. Hij trotseert alle verboden, maakt een ‘noodlanding’ in het Woud en wandelt er rond. Daar ontdekt hij dat alle pantsers juist gevaarlijk zijn: pas als hij zijn helm afzet en pak uittrekt, kan hij ademen in het woud: Edu dacht: Ik hoor water... Hij hoorde het niet alleen, hij voelde het, proefde het op zijn lippen. Hij bewoog zich. Onder zijn vingers waren zachte sprieten die kriebelden. Hij bracht een hand naar zijn gezicht - dat was nat. Hij opende zijn ogen en keek naar zijn hand, zijn arm... die waren bloot. Met een schok kwam hij overeind; hij was helemaal naakt. O God, hij had zijn buitenpak niet meer aan! Daar lag het, verfrommeld, geel beschimmeld... Hij zakte weer in elkaar, bleef liggen met zijn gezicht op de grond. Hij was verloren... | |
[pagina 182]
| |
zijn armen en benen, zich bewust van elke vezel in zijn lichaam. Ik voel me best... Uitstekend - hij stond op - Geweldig! (blz. 110) Het beeld van het woeste woud is een klassiek thema. Denk aan Dante, die zich in het midden van zijn leven in een ‘donker woud’ bevond. Of Elegast die bij nacht en ontij het bos in moet. Dragt heeft de metafoor al eerder benut, in haar roman Geheimen van het Wilde Woud, waar Tiuri de verleiding van het kwaad leert kennen. Het woud is de plek waar de mens zichzelf tegenkomt en dus zichzelf leert kennen. Zoals Firth, de Venusbewoner zegt: ‘De gevaren zitten in jezelf, niet in het woud.’ Ver weg van de beschaving kan de mens niet anders dan zichzelf naakt tegemoet treden. In Torenhoog en mijlen breed gebeurt dit letterlijk: alle kleding die de planeetonderzoekers dragen wordt in een mum van tijd door het woud aangetast. Het woud staat ook voor ongereptheid en onschuld, voor leven in harmonie met de natuur. Net zoals Dragt terugverlangt naar de oerbossen van haar jeugd, zo wil ook Edu het woud in, op zoek naar de wouden waarover zijn oude robot Bob sprak. Harmonie is ook het woord dat de woudbewoners van Venus, de Afroini, kenmerkt. Doordat ze elkaars gedachten kunnen lezen, hebben ze vrijwel geen geheimen voor elkaar en kunnen ze elkaar ook niet verraden. Zoals gezegd schildert Dragt deze eigenschap niet als iets bedreigends, maar als iets dat de wereld beter zou maken. Al moet Edu - en al helemaal de andere planeetbezoekers - even aan die gedachte wennen: Toen keek hij [Firth] Edu recht in het gezicht. ‘Je voelt je naakt!’ zei hij. | |
[pagina 183]
| |
Edu ontdekt dat ook hij de gave bezit gedachten te lezen. Dat dat geen onverdeeld genoegen is, wordt eveneens duidelijk. Zo weet hij zonder woorden dat Petra, de vrouw op wie hij verliefd is, eigenlijk niet van hem, maar van Igor houdt. Ook leert Edu met vallen en opstaan zijn gave te ‘sturen’: wil hij niet gek worden van alle rondtollende gedachten van iedereen, dan moet hij leren zijn antenne te richten dan wel ‘uit’ te zetten. | |
Ogen van tijgersIn het - zelfstandig te lezen - vervolg, Ogen van tijgers, wordt dit idee van gedachten lezen, of zoals het hier heet de buitenzintuiglijke waarneming, verder uitgewerkt. Niet alleen kunnen de hoofdpersonen hier gedachten lezen, ze kunnen ook door elkaars ogen kijken. Of beter gezegd: naar elkaars herinneringen kijken. Ze bezitten ogen van tijgers. Hoofdpersoon is de schilder en ex-planeetonderzoeker Jock Martijn. Een figuur die in Torenhoog en mijlen breed al eventjes genoemd werd. Tijdens Edu's eerste verblijf op Venus waren ze collega's. Jock waagde zich toen al gevaarlijk dicht bij de rand van de wouden en was veel buiten om te schilderen. Zijn onaangepastheid is reden voor ontslag. Tijdens een vlekkentest zegt Edu in een plaatje ‘de ogen van een tijger’ te herkennen. Op dat moment begrijpt hij zelf niet zo goed wat hij daarmee bedoelt. Hij herkent het plaatje wel als een schildering van Jock. Naarmate het boek vordert, is Edu ervan overtuigd dat Jock een geestverwant is en hij besluit hem bij terugkomst op Aarde op te zoeken. Zo verwijst Dragt al naar het vervolg, Ogen van tijgers. In twee korte verhalen zitten al voorversies van delen van dit boek. In ‘Route Z’ (een verhaal uit de Trapeze-serie) veroorzaakt een kat een auto-ongeluk; in Ogen van tijgers overkomt dit Bart, een onaangepaste jongen die daarop door het gezag naar de schildercursussen van Jock Martijn wordt gestuurd. Het (ongepubliceerde) verhaal ‘De schildersbende van Jock Martijn’ komt in het boek terug als de passage waarin Jocks leerlingen de stad met verfhelikopters een opknapbeurt geven, om Jocks uitzicht minder saai en voorspelbaar te maken.Ga naar voetnoot6. De tijgers in dit boek zijn de pendant van de wilde wouden in Torenhoog en mijlen breed: hoewel ze alleen in taal aanwezig zijn (op de in dit boek beschreven Aarde zijn ze allang uitgestorven) of in de gedaante van katten, staat ze voor hetzelfde als de wouden: voor het wilde en het woeste in de mens, voor de meest eigen kern, ontdaan van de laagjes vernis van de beschaving. Tijgers, zo heet het, laten zich niet temmen en zijn eigenzinnig. Ze staan haaks op de drang van de mensen om alles te beheersen en onder controle te houden. | |
[pagina 184]
| |
Die controledwang is in dit boek uitvergroot. Dragt schildert een Aarde waar de mens alles beheerst, tot het weer aan toe. De Dienst Algemeen Welzijn waakt met argusogen over de bewoners van de stad en huisrobotten slaan alle gegevens over het gedrag van hun eigenaar op (ze houden bijvoorbeeld precies bij hoeveel hun eigenaar drinkt). De Aarde is een grote stad, met de natuur veilig weggeborgen in een (soms zelfs nog nagebouwd) reservaat. Tegenover dit idee van Big Brother is Watching You plaatst Dragt een andere, menselijker manier van elkaar in de gaten houden, namelijk telepathie: de gave om elkaar aan te voelen en elkaars gedachten te lezen. Dat het om ogen van tijgers gaat, is uiteraard veelbetekenend. Katten en katachtigen kunnen zien in het donker, zoals de hoofdpersonen Edu, Jock, Anna (Jocks halfzus) en Bart ook zieners zijn in regionen die voor gewone mensen duister blijven. Essentieel daarbij is dat de gedachtenlezers er een hoge moraal op na houden. Ze laten zich niet misbruiken door de machthebbers. En ze luisteren niet ‘aan de deur’ of dringen niet ongewenst iemands hoofd binnen: Plotseling lieten ze elkaar tegelijk los. Dragts gedachtenexperiment duidt op een ideaal: mensen moeten de ruimte krijgen om zichzelf te zijn, desnoods dwars tegen heersende regels in. Onaangepastheid is niet verkeerd, zolang mensen maar betrokken blijven op elkaar en naar elkaar luisteren. En misschien wel het belangrijkste: de mens moet accepteren dat het leven nooit helemaal begrepen kan worden. Voorbij het hier en nu kunnen onvermoede werelden schuil gaan. Ergens om ons heen. Maar in elk geval: in ons hoofd. |
|