Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Raadsels, sfeer en suggestie
| |
[pagina 172]
| |
Op de centrale plek in het woud blijkt de zevensprong slechts uit zes wegen te bestaan en is het zoeken naar nummer zeven. Er zijn zeven samenzweerders die een complot smeden om de jeugdige graaf te bevrijden. De toonladder die daarbij een cruciale rol speelt, bestaat uit zeven noten, de sommen die gemaakt moeten worden staan in paragraaf zeven en Geert Jans opstel dient zeven bladzijden groot te zijn. Het verhaal is strak opgebouwd volgens het principe van het kringspel de Zevensprong. Er zijn zeven hoofdstukken, die steeds verder uitdijen: en dat is één, en dat is één ...en dat is twee, en dat is één...en dat is twee...en dat isdrie...En zo verder, tot de lezer bij ‘en dat is ze-heven’ het hoofd tevreden op de grond kan leggen: de schat is gevonden, de slechterik is ontmaskerd en Geert Jan gaat een gewoon kinderleven leiden, op een gewone school. De meester die voor de klas staat is weliswaar nogal gewoon, maar hij beschikt over een ongewoon rijke verbeeldingskracht, wat voor de toekomst aangename perspectieven biedt. Zeven is een magisch, volgens sommigen zelfs heilig getal en door de schrijfster vast niet bij toeval gebruikt. Toch is De Zevensprong binnen het oeuvre van Tonke Dragt het boek met de meest herkenbare sporen van de alledaagse werkelijkheid. Frans van der Steg staat voor een klas met kinderen die moeten rekenen en opstellen schrijven, die keten en zich in allerlei bochten wringen om meester iets leukers te laten doen dan les geven, bijvoorbeeld verhalen vertellen. De meester beweegt zich voort op de fiets en anderen scheuren rond op | |
[pagina 173]
| |
een brommer. Hospita tante Willemijn zet brave kopjes thee en een maaltijd bestaat uit soep, kruimige aardappels, vlees, doperwten en sla. Ook is er sprake van popconcerten met langharige types die boven de gitaar uit hun dak gaan: hét verschijnsel van de jaren zestig. Tegelijkertijd zijn er de tijdloze en magische elementen die het werk van Dragt zo aantrekkelijk maken: het Kwaad dient bestreden, er is een moeilijk vindbare schat en er zijn mysterieuze spreuken uit een ver verleden te ontraadselen. Er zit een zwarte kat in het complot, brieven waaien op de stormwind binnen en meesters rode haardos is plotseling groen uitgeslagen. In de ‘Profetieën’ die het vinden van de schat op raadselachtige wijze sturen, staat immers: ‘Groenhaar zal de draak verslaan.’ | |
Twee gezichtenMinder dan in haar andere werk is er sprake van een Grote Gedachte. Tiuri uit De Brief voor de koning bijvoorbeeld ondervindt dat je geen zwaard en schild hoeft te dragen om een ware ridder te zijn en planeetonderzoeker Edu trotseert in Torenhoog en mijlen breed de strikte regels van de samenleving en volgt zijn eigen drijfveren, wat hem heel wezenlijke ervaringen oplevert. De Zevensprong is in de eerste plaats een speurdersverhaal, waarin op het juiste moment van elk geheim een stukje prijs wordt gegeven. Toch wil de schrijfster ook iets laten zien en wel de meerkantigheid van mensen en situaties. De meeste personages hebben twee gezichten. De kleurloze onderwijzer Frans van der Steg speelt in zijn eigen verhalen als Frans de Rode de heldenrol, de bedeesde puber Roberto is soms even de onbeschofte ‘brozem’ en achter het lieve bloemenvrouwtje mejuffer Rosmarijn blijkt de leidster van de Zevensprongsamenzwering schuil te gaan. Tante Willemijn zit er niet mee: ‘leder zinnig mens bestaat toch uit meer dan één persoon!’ En zo is het ook niet altijd even duidelijk of het verhaal de werkelijkheid beïnvloedt of de werkelijkheid het verhaal. Soms is de vermenging zo verwarrend dat meester Frans zich afvraagt of ‘de verhalen die je verzint geen fantasie zijn, maar ergens vandaan komen en echt zijn gebeurd, in een andere tijd, op een andere plaats, zonder dat je het weet?’ Een klassiek filosofische gedachte die we bijvoorbeeld ook uitgebreid terugvinden bij Jostein Gaarder in De wereld van Sofie. Het zijn vooral de kinderen die geen enkele moeite hebben met het ontbreken van eenduidigheid. Zij hebben de echtheid van de Zevensprong en iedereen die er zijn pasje in meedanst geaccepteerd lang vóórdat hun onderwijzer zich eraan over durft te geven. Het zal alleen een kind gegeven zijn de schat te vinden en hij kan dat niet zonder leeftijdgenoten volbrengen. Met zijn allen rondstampend op de wijs van de Zevensprong dansen ze een gat in de vloer, waar | |
[pagina 174]
| |
de schat zichtbaar wordt. De boze graaf geeft het op en trekt zich terug waar hij volgens het bakervers hoort: in Den Haag. Het Kwaad is bedwongen met een kringspelletje. De schrijfster maakt een diepe buiging voor de onbevangenheid van haar klein publiek: zonder jullie zouden mijn verhalen niet bestaan. | |
Zorgvuldige doseringAnno 2001 ontkomt het boek niet aan een zekere gedateerdheid. De vijfde klas gaat op zaterdag nog naar school en de buren vragen tante Willemijn of ze televisie komt kijken, omdat er zo'n ‘mooi toneelstuk’ is. Twee porties frites doen zeventig cent en het verschijnsel ‘brozem’ is al lang in de geschiedenis bijgezet. De dialogen zijn stijf, het verteltempo is traag en de stijl vaak omslachtig: ‘Frans glimlachte. “Dat is aardig,” sprak hij.’ Ook de ouderwetse woordkeus en de gedragenheid van de taal maken duidelijk dat het boek al vijfendertig jaar bestaat. De thee komt uit een trekpot en er wordt een ‘ongenadig standje’ uitgedeeld. Iemand stapt onbekommerd voort, loopt met lichte tred of richt zijn schreden. En een zin als deze hoort in een kinderboek eigenlijk niet thuis: ‘Het gesprek had een wending genomen die voor hem niet alleen irrationeel en irreëel, maar ook geheel onbegrijpelijk was.’ Wat recht overeind blijft, is Dragts suggestieve vermogen. Dat wordt bepaald door de tot op de millimeter precieze opbouw en samenhang, de zorgvuldige dosering van informatie en het juiste, maar spaarzame gebruik van geheime plekken, krakende trappen, onbetrouwbare dan wel raadselachtige figuren, rollende donder, mistige bossen en wapperende kaarsen. In vergelijking met iemand als Paul van Loon, die in zijn eendimensionale verhalen elk griezelelement met een mokerslag in het lezershoofd timmert, onderscheidt Dragt zich | |
[pagina 175]
| |
door het rondstrooien van raadsels, sfeer en suggestie, van flarden engigheid die precies op het goede moment even de adem doen inhouden. De dingen zijn niet tandenklapperend beangstigend, maar zij zouden het kunnen zijn of worden en dat dient de lezer goed in de gaten te houden. Veel kinderlezers zijn daar dol op en Tonke Dragt bedient ze op haar geheel eigen mysterieuze, beschaafde en geenszins oppervlakkige wijze. |