Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Het kinderboek in niemandsland
| |
Avant-gardeEr [verschijnen] meer literaire kinderboeken: beter van taal, hechter van compositie. Het komt ook steeds vaker voor dat je een kinderboek op meer dan één niveau kunt lezen: het is niet alleen een spannend verhaal; op een abstracter niveau kun je er nog een andere betekenis aan toekennen, die er nu eens niet dik bovenop ligt, zoals vroeger in kinderboeken maar al te | |
[pagina 49]
| |
vaak het geval was. Dergelijke kinderboeken bestonden natuurlijk al veel langer, denk maar aan de boeken van Annie Schmidt of Miep Diekmann, maar ze komen nu vaker voor. De jeugdliteratuur is sindsdien alleen maar rijker en gevarieerder geworden. Daarmee zeg ik niets nieuws, maar nu ik na elf jaar de balans opmaak, sta ik ervan te kijken hoe snel dat is gegaan. Was er in 1990 sprake van een kleine avant-garde, nu is er een heel ‘niemandsland’ met literatuur zonder leeftijd, die zich niet houdt aan de traditionele conventies van het kinderboek, vol elementen die alleen door volwassenen herkend worden. | |
NostalgieAls het kinderboek als aparte categorie verdwijnt, heeft dat op zijn minst één voordeel. Volwassenen kunnen dan ook eens voor hun eigen genoegen een kinderboek lezen. Veel kinderboeken komen daarvoor in aanmerking; niet alleen klassieke boeken als Alice in Wonderland, maar bijvoorbeeld ook Het vlot van Wim Hofman, dat vorig jaar werd bekroond met een Gouden Griffel. Ook op dit punt zie je een snelle ontwikkeling. Elf jaar geleden was dit een lichtelijk raillerende opmerking: het was toen nog uitzonderlijk dat volwassenen kinderboeken lazen, tenzij ze zich beroepshalve met de jeugdliteratuur bezighielden. Nu is dat heel gewoon geworden. En dat blijft niet beperkt tot Nederland. Op een conferentie van de International Research Society for Children's Literature in Stockholm, in 1995, hoorde ik een lezing van Jerry Griswold met de verrassende titel ‘The Disappearance of Children's Literature’.Ga naar voetnoot2. Op grond van Neil Postmans waarnemingen over de ‘disappearance of childhood’ zou je een afnemende belangstelling voor of zelfs het verdwijnen van de kinderliteratuur verwachten, zei hij, maar niets is minder waar. Terwijl de omzet in het algemeen terugloopt, maakt de verkoop van kinderboeken een explosieve groei door. Aan de universiteit doet zich een vergelijkbare ontwikkeling voor: tot voor kort was jeugdliteratuur alleen een onderdeel van de lerarenopleiding, nu wordt het vak aan tweehonderd universiteiten gedoceerd in de literaire faculteit. De toeloop van studenten is overweldigend: het is geen uitzondering dat er meer dan driehonderd deelnemers zijn. Hun motief is dat zij willen inhalen wat ze als kind gemist hebben! Griswold ziet dat als een vorm van nostalgie. | |
[pagina 50]
| |
In Nederland signaleerde de Volkskrant in 1997 in een nogal dramatische kop ‘Twintigers en dertigers storten zich op het jeugdboek’.Ga naar voetnoot3. Dat werd uitgelegd als escape, heimwee naar ‘de eenvoud van de jeugd’. Dus alweer nostalgie. Dat is misschien een element, maar het zal geen verrassing zijn dat ik nóg een reden zie. Het is wel erg toevallig dat deze trend nu net inzet in de tijd dat steeds meer kinderboeken óók, en soms zelfs primair, aantrekkelijk zijn voor volwassenen. Toen in 1993 het symposium de titel ‘Literatuur zonder leeftijd’ werd gelanceerd, was dat niet alleen een programmatische leus, het verwees ook naar een ontwikkeling in de jeugdliteratuur die al enige tijd aan de gang was. Beide verklaringen, nostalgie en het feit dat er steeds meer literatuur zonder leeftijd komt, zijn te herleiden tot iets dat geldt als een van de kenmerken van het postmodernisme: grensvervaging. Grenzen tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur, tussen kinderen en volwassenen en dus ook tussen jeugd- en volwassenenliteratuur bestaan nog wel, maar ze zijn niet meer zo absoluut als dertig, veertig jaar geleden. | |
GrensoverschrijdingEr is geen wezenlijk verschil tussen kinderen en volwassenen; de laatsten hebben wat meer levenservaring, en daardoor wat meer kennis (en misschien wat minder fantasie), maar dat zijn graduele verschillen. Er is ook geen wezenlijk verschil tussen kinderboeken en literatuur voor volwassenen. Een kinderboek is alleen bestemd voor lezers met wat minder leeservaring en minder levenservaring. Daarom is het meestal eenvoudiger van compositie, en eenvoudiger van ideeënwereld. Hoewel, het laatste is misschien maar schijn: de eenvoudige taal wekt de indruk dat het allemaal niet zo diep gaat. In werkelijkheid ligt de complexiteit van de ideeën er alleen niet zo dik bovenop, maar dat geldt tenslotte ook voor Elsschot en Nescio. De meeste kinderboeken zijn nog steeds eenvoudiger van compositie. Maar zoals ik al zei, is het aantal uitzonderingen op die regel sterk toegenomen. Dat komt voor een deel doordat we niet meer zulke vastomlijnde ideeën hebben over wat des kinds is. Maar er is nog een andere reden, die minstens zo belangrijk is: het is niet meer vanzelfsprekend om je bij een kinderboek af te vragen of het wel des kinds is. In Het geminachte kind (1980) rekende Guus Kuijer af met het idee dat je in een kinderboek niet mocht knipogen naar volwassenen: ‘je moet niet naar ze | |
[pagina 51]
| |
knipogen, je moet ze gewoon rechtuit aankijken’.Ga naar voetnoot4. Dat is sindsdien gemeengoed geworden bij auteurs van literaire kinderboeken. Uit een reeks citaten waarmee dat te illustreren is, kies ik er twee. In de eerste plaats Ted van Lieshout: ‘Ik schrijf voor mijzelf: de volwassene die ik ben, het kind dat ik was en ben gebleven.’Ga naar voetnoot5. In zijn gedichten komt dat niet alleen tot uiting in de vorm, maar ook in het perspectief, waarin de beleving van een kind regelmatig wordt afgewisseld met die van een volwassene die terugkijkt. Dat levert fascinerende gedichten op, zoals de cyclus ‘Een kind kun je niet vasthouden’ in Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit (1987). Maar door dit perspectief zijn het, denk ik, primair gedichten voor volwassenen. Bovendien zijn deze gedichten niet eenvoudig, doordat je veel tussen de regels moet lezen (ik heb ze jarenlang gelezen met derdejaars studenten Nederlands en een opvallend groot deel had er moeite mee). In andere gevallen leidt de grensoverschrijding tot boeken met een onderhoudend verhaal voor kinderen en een symbolische laag die alleen volwassenen ontdekken. Zoals Joke van Leeuwen het zegt: ‘Eigenlijk schrijf ik voor mezelf. [...] Er zitten ook genoeg dingen in mijn boeken die kinderen er niet uit zullen halen, maar dat geeft niet, zolang ik er zelf maar Iol aan heb gehad. Die elementen worden dan misschien alleen door volwassen lezers opgemerkt.’Ga naar voetnoot6. | |
Minder leeservaringBij kinderboeken moet je er rekening mee houden dat de lezers wel eens kinderen kunnen zijn: dus mensen met wat minder leeservaring en wat minder levenservaring. Als je daar geen rekening mee houdt, ontstaan er problemen: dan ga je bijvoorbeeld kinderboeken bekronen die eigenlijk geen kinderboeken zijn, omdat ze te moeilijk zijn voor kinderen: te moeilijk van taal, te moeilijk van compositie of te moeilijk van thematiek. Dat sloeg op drie boeken: Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom (in 1985 bekroond met een Gouden Griffel), Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros (in 1988 bekroond met de Woutertje Pieterse-prijs én een Zilveren Griffel) en Lieveling, boterbloem van Margriet Heymans (in 1989 eveneens bekroond met de Woutertje Pieterse-prijs en een Zilveren Griffel). | |
[pagina 52]
| |
Wat deze boeken gemeen hebben, zijn de subtiele overgangen tussen realiteit en droom of fantasie, die veel kinderen ontgaan. Mede op grond van de leeservaringen van een aantal kinderen nam ik aan dat deze boeken daardoor voor veel kinderen niet aantrekkelijk waren. Dat is een taxatie waar je lang over kunt twisten - en dat is ook gebeurd. Zonder dat allemaal weer op te rakelen wil ik één nieuw gegeven naar voren brengen dat deze vraag enigszins relativeert. Voor een artikel over kinderjury's heb ik later de top-honderd van de Nederlandse Kinderjury bekeken. In 1988 vind je daarin ook Annetje Lie in het holst van de nacht: het behoort tot de lievelingsboeken van 1 procent van de deelnemers van 6 tot 9 jaar, en van 0,5 procent van de deelnemers van 10 tot 12 jaar. Getalsmatig is dat bijna te verwaarlozen, maar toch is het een belangrijk gegeven: het laat zien dat je nooit moet generaliseren. Tot op zekere hoogte is het zowel een falsificatie van mijn taxatie als een bevestiging daarvan: het hangt er maar van af wat je wilt benadrukken. De Griffeljury die Annetje Lie bekroonde, noemde het ‘zo gecompliceerd dat voorlezen bijna noodzakelijk is’. De uitslag van de kinderjury lijkt dit te bevestigen: bij de jongste kinderen, die meestal begeleid worden door hun ouders, doet Annetje Lie het beter dan bij de leeftijdsgroep daarboven. | |
MaatstafMijn bezwaar tegen de genoemde bekroningen is dat ze - al was het maar door de herhaling - een maatstaf gaan vormen: alsof dit nu bij uitstek goede kinderboeken zijn. Die maatstaf is zeker niet algemeen - er worden veel kinderboeken bekroond die wél aantrekkelijk zijn voor kinderen, en er was steeds kritiek op deze bekroningen - maar het is een duidelijke tendens. Als die tendens er was, en daar leek het toen wel op, heeft ze zich niet voortgezet. Er zijn daarna geen boeken bekroond waarvan ik me afvraag of ze in principe wel voor kinderen toegankelijk zijn. Wat dat betreft, moet ik mijn mening dus bijstellen. Wat overblijft, is dat veel van de bekroonde boeken nu hogere eisen aan de lezer stellen dan die van twintig jaar geleden, en dus bestemd zijn voor een kleiner publiek. Nu is dat bij volwassenenliteratuur meestal ook het geval, zodat je dit een blijk van emancipatie kunt noemen. Maar dan is er toch één probleem: de Griffels zijn vanouds bedoeld om belangstelling te wekken voor goede kinderboeken, ze zijn dus ook een vorm van boekpromotie. Als die functie vermindert, wat komt er dan voor in de plaats? | |
[pagina 53]
| |
Bregje Boonstra eindigt haar recensie van Lieveling, boterbloem met de uitspraak: ‘Als bij elk kinderboek van belang dient zich de vraag naar de toegankelijkheid aan en is die vraag tegelijkertijd irrelevant.’Ga naar voetnoot7. Dat is tenminste duidelijk: of een kinderboek ‘toegankelijk’ is voor kinderen, doet niet ter zake; het gaat om een abstractie: de Literaire Kwaliteit. En kwaliteit is kennelijk altijd te moeilijk voor kinderen, want elk kinderboek van belang roept die vraag op! (Let wel: het oeuvre van Annie Schmidt, om maar één voorbeeld te noemen, is dus volgens Bregje Boonstra niet van belang, want het roept nooit dat soort vragen op. Erger nog, in haar werk worden allerlei moeilijke gedachten toegankelijk voor kinderen. Nou vraag ik je!) Dit is de kern van de discussie. Daarbij lopen een paar dingen door elkaar. Ten eerste de vraag of je bij de beoordeling van kinderboeken rekening moet houden met de verwachtingshorizon van kinderen, dus met hun leeservaring en levenservaring (als u wilt: hun cognitieve en emotionele ontwikkeling). Natuurlijk staat de vraag of een boek toegankelijk is voor kinderen los van de literaire kwaliteit als zodanig. Op dát punt ben ik het met Bregje Boonstra eens. Maar juist nu we niet meer zulke vastomlijnde ideeën hebben over kinderboeken, en veel schrijvers niet meer uitdrukkelijk voor kinderen schrijven, is het van belang om vast te stellen of een boek toegankelijk is voor kinderen - of welke eisen het aan de lezer stelt. Peter van den Hoven heeft de stelling verdedigd dat dit geen zaak is voor critici, maar voor bemiddelaars.Ga naar voetnoot8. Principieel geredeneerd zit daar wel iets in, maar in de praktijk zou het een probleem opleveren: veel van die bemiddelaars zijn tenslotte ouders, die voor hun informatie afhankelijk zijn van critici. Nu wordt de soep niet zo heet gegeten: de meeste critici gaan regelmatig op deze vraag in.Ga naar voetnoot9. Wat me het meeste dwars zat in de uitspraak van Bregje Boonstra, is de gedachte dat een kinderboek van belang altijd ontoegankelijk zou zijn voor kinderen. Dat was de aanleiding voor deze boutade. Misschien heb ik haar uitspraak iets te letterlijk genomen; dat doe je wel eens in een polemiek om de zaak helder te krijgen. Ik vind het nog altijd essentieel om vast te stellen dat er echte literatuur voor kinderen bestaat, en dat een echt kinderboek aantrekkelijk moet zijn voor kinderen. | |
[pagina 54]
| |
De gedachte dat de toegankelijkheid voor kinderen niet relevant zou zijn, kom je trouwens alleen tegen als het om boeken gaat, en niet bij theater en televisie. Daar is de afstand tussen kunstenaar en bemiddelaar niet zo groot. De toneelbewerkingen van Annetje Lie (De Maan en de Muizenkoning) en van Lieveling, boterbloem waren zeer aantrekkelijke kindervoorstellingen. Daar is natuurlijk een technische verklaring voor te geven, bij de enscenering wordt veel ingevuld. Maar dat gebeurt niet zomaar: als je een voorstelling voor kinderen maakt, kun je niet om de vraag heen of die voor kinderen herkenbaar is. Bij de liedteksten die Ted van Lieshout schreef voor Het Klokhuis, onlangs gebundeld onder de titel Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik, zie je hetzelfde: alle gedichten hebben een enkelvoudig perspectief, er is nooit een tweede laag van een volwassene die terugkijkt. Ze zijn duidelijk geschreven voor kinderen. Nu zijn kindertheater en -televisie gebonden kunstvormen. Bij boeken heeft een auteur veel meer vrijheid, omdat de lezer niet bij voorbaat gedefinieerd is. Daarom is de rol van de ‘bemiddelaars’ bij kinderboeken zo belangrijk. | |
KinderjuryMeestal is men overigens wel bereid rekening te houden met kinderen. Het probleem ontstaat pas als juryleden zo diep onder de indruk zijn van een boek dat ze het eenvoudig niet over hun hart kunnen krijgen om het niet te bekronen. Dan worden de kinderen soms vergeten. Ik kan hier nu meer begrip voor opbrengen dan elf jaar geleden. Bij het lezen van Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen van Wim Hofman betrapte ik me bijvoorbeeld op de gedachte: het kan me niet schelen of dit voor kinderen aantrekkelijk is, dit boek moet alle prijzen krijgen! Eigenlijk ligt het nog iets ingewikkelder: al is Zwart als inkt een boek voor een klein publiek, zoals vrijwel het hele werk van Hofman, met die beperking is het een heel aantrekkelijk verhaal voor kinderen vanaf een jaar of tien, twaalf. Maar veel van de dingen waarom ik het zo schitterend vind, en waarom het mij bij herlezing steeds weer fascineert - zoals de intertekstualiteit, de symboliek van de illustraties en de geraffineerde psychologische uitwerking van de karakters - zullen hun ontgaan. Mijn waardering berust dus grotendeels op elementen die alleen volwassenen herkennen. Er wordt wel eens gesuggereerd dat het niet verstandig is om rekening te houden met kinderen. Dan krijg je de Kameleon en Arendsoog, want kinderen hebben nog geen smaak, of een zeer eenvoudige smaak. | |
[pagina 55]
| |
Hier heeft zich misschien wel de grootste verandering voorgedaan. Dergelijke doublures komen nauwelijks meer voor. Er is een veel grotere kloof tussen beide jury's, doordat de keuze van de kinderjury eenzijdiger is geworden. Dat komt door de werkwijze, waarin de macht van het getal doorslaggevend is. Gezien de stijging van het aantal deelnemers is het niet zo vreemd dat de keuze steeds populairder geworden is. Op zich is dat niet iets om je zorgen over te | |
[pagina 56]
| |
maken, maar een ‘bekroning’ door de Kinderjury heeft ook een sterk verkoopbevorderend effect, dat nu neerkomt op ‘meer van hetzelfde’. Misschien kan Literatuur zonder leeftijd eens een alternatieve kinderjury organiseren, bijvoorbeeld met de aanpak die Aidan Chambers beschrijft in Vertel eens (1995)?Ga naar voetnoot10. Hij heeft een heel eigen vorm bedacht om boeken in de klas te bespreken. Zijn uitgangspunt is dat het delen van ervaringen stimulerend kan werken en hij geeft daarvan overtuigende voorbeelden uit de praktijk. ‘Door het voor de hand liggende te delen komen we op ideeën die niemand voor die tijd had.’Ga naar voetnoot11. Daarom lijkt zijn aanpak bijzonder geschikt voor de bespreking van boeken die bij de grootschalige, kwantitatieve opzet van de Nederlandse Kinderjury niet in beeld komen. De Griffelboeken en andere literaire kinderboeken van dit moment hebben meer promotie nodig dan die van twintig jaar geleden. Als dat zou gebeuren, lijkt het me heel goed mogelijk dat kinderjury's kiezen voor boeken als De wezen van Woesteland en Helden op sokken. Is het geen uitdaging om aan te tonen dat dit geen ‘kinderboeken voor volwassenen’ zijn, maar echte literatuur zonder leeftijd? |
|