Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
De dictatuur van de literaire norm
| |
PrijzenAl bijna een halve eeuw kent de CPNB ter gelegenheid van de Kinderboekenweek prijzen toe aan de beste kinderboeken van het voorafgaande jaar met als doel het publiek een leidraad te geven bij de keuze van kinder- en jeugdboeken. Aanvankelijk ging de prijs naar één boek, het ‘Kinderboek van het jaar’. In 1971 werden de Gouden en Zilveren Griffels ingesteld, waardoor er meer boeken in de belangstelling kwamen, en weer wat later werden de Gouden en Zilveren Penselen, de Vlag en Wimpels en de BoekensleutelGa naar voetnoot1. in het leven geroepen, hetgeen een uitgebreidere keuze van kinder- en jeugdboeken mogelijk maakte. Sinds 1997 bestaat er ook een aparte bekroning voor adolescentenromans, de Gouden en Zilveren Zoenen, een verdere differentiatie van het genre. Het is interessant om na te gaan welke boeken in de loop der jaren bekroond zijn. Nadere beschouwing van de prijzenlijst brengt namelijk een aantal | |
[pagina 34]
| |
interessante ontwikkelingen aan het licht die te maken hebben met de veranderende opvattingen over de functie van jeugdliteratuur.Ga naar voetnoot2. Tussen 1954 en 1984 werd de prijs voor het Kinderboek van het jaar (later de Gouden Griffel)Ga naar voetnoot3. veertig keer uitgereikt (gedurende een aantal jaren werden twee boeken bekroond) aan boeken van vijftien verschillende uitgeverijen. Daarbij werden de boeken van Holland het vaakst bekroond (zes keer), direct gevolgd door Ploegsma en Van Holkema en Warendorf (beide vijf keer). 1985 wordt door velen beschouwd als een belangrijk jaar in de geschiedenis van de jeugdliteratuur. In dat jaar werd Kleine Sofie en Lange Wapper bekroond met een Gouden Griffel voor Els Pelgrom en een Gouden Penseel voor de illustraties van The Tjong Khing. Harry Bekkering schrijft in een artikelGa naar voetnoot4. over de emancipatie van de kinder- en jeugdliteratuur dat het de jury vanaf dat moment ging om hóe het boek geschreven was, waarbij stijl en structuur minstens zo belangrijk - zo niet belangrijker - werden geacht als de ethische normen die aan het boek ten grondslag lagen. Het juryrapport illustreert dit: ‘Een bijzonder mooi gebouwd en ontroerend verhaal dat door thema en verteltechniek alles in zich heeft om een klassiek boek te worden (...). Het taalgebruik van Els Pelgrom is evenwichtig, oorspronkelijk, mooi van beelden en nergens te zwaar.’ Kleine Sofie en Lange Wapper was verschenen bij uitgeverij Querido. Sinds de instelling van de prijzen door de CPNB was dit de vijfde keer dat een boek van deze uitgeverij werd bekroond met een Gouden Griffel. Sinds 1985 is de prijs zestien keer uitgereikt aan boeken van vijf verschillende uitgeverijen. Daarvan ging de Gouden Griffel tien keer naar een boek van Querido. Deze opsomming van cijfers illustreert niet alleen dat de Gouden Griffel vanaf 1985 naar een aanzienlijk kleiner aantal uitgeverijen ging dan in voorgaande jaren; duidelijk wordt ook dat de juryleden vanaf dat moment een voorkeur hadden voor de boeken van één kinderboekenfonds: dat van QueridoGa naar voetnoot5.. Wie de geschiedenis van de jeugdliteratuur een beetje kent, zal zich over deze ontwikkeling niet verbazen. De jaren tachtig gelden als het begin van de literaire emancipatie van het kinderboek. Er verschenen in toenemende mate boeken die met een literaire intentie waren geschreven en het primaat lag niet | |
[pagina 35]
| |
langer bij de inhoud van het verhaal, maar bij de vorm. Querido ontwikkelde zich tot de uitgeverij waar men de meeste nadruk legt op het literaire aspect van het kinderboek. De beschouwing van de jeugdliteratuur heeft deze ontwikkeling gevolgd. De ideologische benadering uit de jaren zeventig, aansluitend bij een jeugdliteratuur waarin het accent lag op het opruimen van inhoudelijke beperkingen en het weerspiegelen van maatschappelijke ontwikkelingen, maakte plaats voor een meer literaire beschouwing.
Kleine Sofie en Lange Wapper: een keerpunt
Deze verandering wordt ook gereflecteerd in de juryrapporten van de CPNB; sinds de tweede helft van de jaren tachtig voeren literaire argumenten de boventoon. In die jaren van literaire emancipatie werd er een nieuwe prijs in het leven geroepen. Op initiatief van een aantal jeugdliteraire critici, die van mening waren dat jeugdliteratuur in te geringe mate als een volwaardige vorm van literatuur werd beschouwd, werd in 1988 voor het eerst de Woutertje Pieterse Prijs uitgereikt aan Imme Dros voor Annetje Lie in het holst van de nacht. Het doel van de Stichting Woutertje Pieterse Prijs is de bevordering van de kwaliteit van het Nederlandstalige kinder- en jeugdboek en de jury beoordeelt boeken zowel op taal en inhoud als op illustraties en vormgeving. In de praktijk blijkt dat de bekroningen van de Woutertje Pieterse Prijs echter weinig afwijken van de prijzen van de CPNB: zeven keer ging de prijs naar een boek dat later in het jaar ook met een Griffel of Penseel werd bekroond. Ook deze jury lijkt zich in haar oordeel voornamelijk te baseren op literaire maatstaven; meer dan de helft van de Woutertje Pieterse Prijzen gingen naar een boek van Querido. | |
[pagina 36]
| |
RecensiesHet moge duidelijk zijn: het literaire kinderboek geniet in Nederland een grote populariteit. Dat blijkt niet alleen uit de prijzen die volwassen jury's toekennen, het is ook te zien in de recensiepraktijk. Marieke Woortman studeerde in 1999 af met een scriptie over het kinderboek in de krant, waarin ze vijftien maanden recensiepraktijk van vier grote dagbladen beschreef. Ze bekeek de recensies van Marjoleine de Vos en Judith Eiselin in het NRC Handelsblad; van Selma Niewold en Hanneke Lelieveld in de Volkskrant; van Joke Linders in het Algemeen Dagblad; en van Lieke van Duin en Nanda Roep in Trouw. Uit het onderzoek kwam naar voren dat van januari 1998 tot april 1999 de boeken van Querido en Leopold favoriet waren. Blijkbaar herkennen de recensenten dezelfde boeken als ‘de moeite waard’. Alleen in de recensies van Nanda Roep behoorde Querido niet tot de twee meest gerecenseerde uitgeverijen; bij haar kwamen de boeken van Querido pas op een vierde plaats. Sinds het onderzoek van Woortman is er bij de grote dagbladen wel het een en ander veranderd. Het vertrek van Lieke van Duin, die werd vervangen door Nanda Roep (later aangevuld door Peter de Boer), kwam in het onderzoek al naar voren, maar inmiddels is ook Joke Linders vervangen door Pjotr van Lenteren en hebben Selma Niewold en Hanneke Lelieveld plaatsgemaakt voor Marieke Henselmans. Toch is het interessant om de scriptie van Woortman wat nader te bekijken. Zij sprak uitvoerig met vijf van de zeven bovengenoemde recensenten, hetgeen een aardige indruk geeft van de poëticale opvattingen van deze criticiGa naar voetnoot6. en bovendien laat zien hoe recensenten de afgelopen jaren hun steentje hebben bijgedragen aan de literaire emancipatie van het genre. Linders, Eiselin, De Vos en Niewold kijken in de eerste plaats of een boek literaire kwaliteiten heeft; dat is het belangrijkste criterium dat aan hun selectieproces ten grondslag ligt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze recensenten met hun keuzes steeds bij de boeken van Querido en - in mindere mate - bij die van Leopold uitkomen; het zijn dezelfde boeken die bij de kinderboeken-jury's hoog scoren vanwege hun literaire waarde. De goede ervaringen met boeken van deze uitgeverijen zorgen ervoor dat de critici eerder naar een boek van Querido of Leopold grijpen dan naar een titel van een ‘minder literaire’ uitgeverij. Niewold stelt zelfs dat de boeken van Querido een kwaliteit hebben waar je blind op kunt varen. Ervaringen uit het verleden lijken dus een belangrijke rol te spelen bij het selectieproces. Daarnaast noemt Linders de recensies van andere jeugdliteraire critici, die bij het kiezen van boeken net zo belangrijk zijn als de | |
[pagina 37]
| |
aanbiedingscatalogi van uitgevers. Niewold is een andere mening toegedaan. Zij vindt dat je je niet moet laten beïnvloeden door recensies van collega's en daarom leest ze bewust geen kritieken over boeken die ze zelf nog wil recenseren. Des te merkwaardiger is het dat de recensies in de Volkskrant een grote gelijkenis vertonen met die in het NRC Handelsblad; een opvallend groot deel van de boeken die in het NRC besproken zijn, werden een paar weken later besproken in de Volkskrant. De recensenten van de grote dagbladen zijn van mening dat het populaire kinderboekGa naar voetnoot7. zijn weg naar het grote publiek toch wel vindt en dat zij daarom beter titels kunnen bespreken die de extra aandacht in de krant harder nodig hebben. Als voorbeeld wordt vaak aangehaald dat de nieuwe Paul van Loon vanzelf bij de lezers terechtkomt, terwijl boeken van Imme Dros of Toon Tellegen een recensie nodig hebben om het publiek erop te attenderen. Niewold is zelfs van mening dat het werk van twee laatstgenoemde auteurs zo interessant is dat ieder nieuw boek besproken moet worden. Werk van een auteur als Paul van Loon is hooguit interessant om als verschijnsel te bekijken. In dit opzicht is Roep de enige die er een andere mening op nahoudt. Zij let bij de selectie van boeken vooral op de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van een verhaal. Een boek moet met vaart geschreven zijn en moet voor een kind leuk zijn om te lezen. Het gaat haar meer om het verhaal dan om de stijl. Dat wil niet zeggen dat de vorm er niet toe doet; als het verhaal goed loopt en er bovendien aandacht is besteed aan de compositie en de stijl van het verhaal, maakt dat het boek nog rijker. Maar als het verhaal niet klopt of ongeloofwaardig is, heeft het voor haar afgedaan. Boeken van Toon Tellegen zijn volgens Roep eigenlijk geen kinderboeken; ze refereren aan het kinderlijke in de volwassene, maar daarmee zijn het nog geen boeken voor kinderen. Het is opvallend dat de meeste recensenten zeggen niet te weten wat kinderen leuk vinden, terwijl zij zich toch beroepsmatig bezighouden met een product dat voor hen bedoeld is. De Vos gaat uitsluitend op haar eigen oordeel af. Je proberen voor te stellen wat kinderen van een boek vinden, vergelijkt zij met koffiedik kijken. Ook Niewold gaat het bij het recenseren niet om de beleving van het kind; het signaleren van literaire boeken voor de lezer is het doel dat haar als recensent voor ogen staat. Eiselin lijkt wel een beeld te hebben van wat leuk is voor kinderen en wat eigenlijk meer voor volwassenen geschikt is. Ze krijgt wel eens een boek van Querido toegestuurd dat volgens haar eigen maatstaven eigenlijk niet | |
[pagina 38]
| |
thuishoort in een kinderboekenrecensie. Ingaan tegen de genre-indeling van de uitgever betekent echter dat ze het risico loopt het boek niet te mogen bespreken in de kinderboekenrubriek en daarom laat ze het meestal maar zo. Linders kiest de boeken die haar zelf aanspreken, maar ook zij lijkt zich toch te kunnen verplaatsen in wat kinderen leuk vinden om te lezen. Toen het Algemeen Dagblad een tijdelijke kinderrubriek over cultuur had, koos ze boeken uit die aansloten bij de ontwikkeling en interesse van kinderen - werk van Tais Teng bijvoorbeeld. In een poging Zwart als inkt van Wim HofmanGa naar voetnoot8. op deze pagina voor kinderen te bespreken, merkte ze dat het niet mogelijk was om het boek tot leven te brengen in een stijl die kinderen aanspreekt. | |
Eén normUit Woortmans scriptie en uit juryrapporten van de Griffels en de Woutertje Pietertje Prijs blijkt dat de literaire norm voor recensentenGa naar voetnoot9. en juryleden veelal doorslaggevend is bij het selecteren en bekronen van kinderboeken. De belevingswereld van het kind geldt (vrijwel) nooit als uitgangspunt; de recensenten en juryleden beschouwen het kinderboek als een autonoom kunstwerk dat los van de beoogde lezer beoordeeld moet worden. Een dergelijke visie leidt ertoe dat in juryrapporten wel nu en dan gewag wordt gemaakt van het feit dat de jury het tot haar taak rekent zich te verplaatsen in de belevingswereld van kinderen, maar dat er in de onderbouwing van de bekroningen weinig van dit streven is terug te vindenGa naar voetnoot10.. Sinds de jaren tachtig is het idee dat het kinderboek een literair kunstwerk is dat ook als zodanig beoordeeld dient te worden, overgenomen door steeds meer mensen die zich beroepsmatig met kinderboeken bezighouden. Anne de VriesGa naar voetnoot11. constateert dat de doorbraak van het kinderboek als volwaardig literair genre in deze visie afhankelijk is van de bevrijding van de beoogde lezer - voor velen de hoogste vorm van emancipatie. Volgens ons is het echter op z'n minst merkwaardig te noemen dat een genre waarbij de beoogde lezer in de naam is opgenomen zo nadrukkelijk wordt losgekoppeld van z'n doelgroep. Een goed kinderboek sluit naar vorm en inhoud aan bij de kinderlijke gedachten- en gevoelswereld. De VriesGa naar voetnoot12. noemt het kinderlijk perspectief ‘vrijwel inherent aan een kinderboek’. Waarom zou je bij de | |
[pagina 39]
| |
beoordeling van kinderboeken dan niet kijken naar de wijze waarop kinderen boeken ervaren? De literaire emancipatie van het genre dreigt nu door te slaan. Recensenten en juryleden lijken niet meer te durven zeggen dat ‘minder literaire’ boeken ook de moeite waard zijn, omdat hun collega's dan wellicht zullen denken dat zij niet in staat zijn om te zeggen welke kinderboeken qua compositie het meest complex, qua stijl het meest vernieuwend en qua structuur het meest doorwrocht zijn. Woortman suggereert in haar scriptie dat recensenten slechts voor elkaar en voor mensen uit het boekenvak schrijvenGa naar voetnoot13., hetgeen deze veronderstelling onderstreept. Het bekronen en beoordelen van kinderboeken loopt op die manier het gevaar een soort wedloop tussen mensen uit het vak te worden. De toegankelijkheid wordt daarbij volledig uit het oog verloren; het gaat erom die boeken naar voren te schuiven die zo gestructureerd zijn dat een letterenstudent er met gemak een scriptie over kan vullen. Dat de keuze daardoor vaak verre van origineel is, omdat steeds hetzelfde type boeken wordt bekroond en besproken, schijnt niemand te storen. Door zo'n eenduidig idee over wat goede kinderboeken zijn, is het mogelijk dat de speciale kinderboekenbijlage in Vrij NederlandGa naar voetnoot14. vorig jaar opende met de kreet ‘Alles over kinderboeken’, terwijl het overgrote deel van de artikelen gewijd was aan auteurs en boeken van één kinderboekenfonds - dat van Querido. Door diezelfde visie gingen in 1999 alle Griffels naar Querido-auteurs, omdat hun boeken nu eenmaal het nauwst aansluiten bij de maatstaven van de juryleden. En door die eenzijdige benadering kon ook een auteur als Imme Dros elf keer bekroond worden met een Zilveren Griffel; literair gezien is men het er immers over eens dat zij behoort tot de top van wat er op kinderboekengebied verschijnt. Dat haar stijl in Morgen ga ik naar China (Zilveren Griffel 1996) niet erg verschilt van die in De blauwe stoel, de ruziestoel (Zilveren Griffel 1994) is blijkbaar van ondergeschikt belang. Originaliteit lijkt in die zin geen rol te spelen, het feit dat de prijzen door de CPNB ooit zijn ingesteld om als leidraad te dienen voor het publiek bij de keuze van kinder- en jeugdboeken evenmin. Dat blijkt uit het feit dat de prentenboeken van Max Velthuijs over Kikker twee jaar achter elkaar bekroond werden, terwijl het publiek na één keer ook wel in de gaten had hoe innemend het groene amfibie met zijn gestreepte broek is, zowel in tekst als in beeld. | |
[pagina 40]
| |
Het ontstaan van de literaire normHet kinderboek is een maatschappelijk fenomeen dat je van meerdere kanten kunt benaderen, heeft Lieke van DuinGa naar voetnoot15. eens gezegd. Hoe heeft het dan zo ver kunnen komen dat de literaire norm de enige is geworden in de beoordelingspraktijkWaarom geen prijs voor Harry Potter?
van kinderboeken? Jeugdliteratuur verdient een interdisciplinaire benadering, ‘zowel vanuit de literatuurwetenschap als vanuit esthetica en beeldende kunst, communicatiewetenschap en informatica, pedagogiek en didactiek.’Ga naar voetnoot16. Door een eenzijdige literaire benadering van het kinderboek wordt voorbijgegaan aan de diversiteit van het genre. Een treffend voorbeeld vormen de nog altijd in populariteit groeiende boeken van J.K. Rowling. De verhalen over de tovenaarsleerling Harry Potter hebben van de Griffeljury nog geen Vlag en Wimpel en zelfs geen Boekensleutel gekregen, terwijl deze jeugdboeken toch op z'n zachtst gezegd nieuwe perspectieven bieden (alleen de immens grote groep lezers die de boeken verslindt, is al aanleiding ze te vermelden). Maar Rowlings stijl voldoet niet aan de literaire maatstaven van de jury, en daarom ontbreken de meest spraakmakende boeken van deze tijd in de kronieken van de Griffeljury. Ook de recensenten van de grote dagbladen besteedden in eerste instantie geen aandacht aan Harry Potter. Pas bij verschijning van het tweede deel - ruim een half jaar na deel één - toen de boeken wereldwijd al waren uitgegroeid tot een hype, zagen de critici dat ze niet om J.K. Rowling heen konden. | |
[pagina 41]
| |
De nadruk op de literaire aspecten van kinderboeken is volgens Joke LindersGa naar voetnoot17. zo groot geworden, omdat men in eerste instantie bezig was zich uit een achterstandspositie omhoog te werken. Toen eind jaren zeventig de pedagogische volwassenwording van het genre een feit was, heeft de kinderboekenwereld zich sterk gemaakt om een nieuw soort boeken naar voren te schuiven; kinderboeken die met een literaire intentie waren geschreven. Inmiddels is de literaire emancipatie van het kinderboek min of meer voltooid - wat dat betreft is het niet meer nodig om zo nadrukkelijk op dit soort boeken te wijzen. | |
BelangenverstrengelingDe Nederlandse kinderboekenwereld is niet erg groot en zij die zich beroepsmatig met het genre bezighouden, worden er niet rijk van. Misschien zijn dat de redenen waarom steeds dezelfde mensen opduiken als er iets te doen is wat met kinderboeken te maken heeft. Volgens Lieke van DuinGa naar voetnoot18. is de taak van critici niet alleen het lezen van boeken en het schrijven van recensies; een goede criticus onderhoudt ook contacten met uitgevers en auteurs, zet een archief op, houdt zijn vakliteratuur bij, laat zijn gezicht zien bij prijsuitreikingen, borrels, openingen van exposities en boekpresentaties, woont symposia bij en signaleert en interpreteert nieuwe ontwikkelingen. In Nederland is de situatie zo dat recensenten prijsuitreikingen niet alleen bijwonen, maar vaak ook zelf deel uitmaken van de jury. Daarnaast brengen enkelen advies uit aan het Literair Produktiefonds of het Fonds voor de Letteren, en maakt een aantal recensenten deel uit van redacties van boeken over jeugdliteratuur. Een dergelijke betrokkenheid bij het kinderboek is mooi en heeft waarschijnlijk tot gevolg dat de betreffende personen een grote mate van deskundigheid ontwikkelen. Een deskundigheid die sinds enige tijd bovendien wordt uitgedragen aan hen die minder deskundig zijn op dit gebied in de cursus ‘Oordelen over kinder- en jeugdliteratuur’, een door Stichting Lezen gesubsidieerd initiatief dat erg populair blijkt te zijn. Behalve enkele auteurs en wetenschappers zijn het voornamelijk recensenten die deze cursus geven. Maar het feit dat op steeds dezelfde mensen een beroep wordt gedaan als het om de beoordeling van kinderboeken gaat, brengt tegelijkertijd het gevaar van versmalling in de beeldvorming van het genre met zich mee. Een jurylid dat een boek moet beoordelen dat hij eerder dat jaar positief heeft besproken in | |
[pagina 42]
| |
een recensie, kan het boek nooit zo onbevangen lezen als iemand die het boek voor het eerst ziet; het eerdere eigen oordeel kleurt zijn mening. En recensenten die nieuwkomers in het vak onderwijzen over het beoordelen van kinderboeken, zullen bij hun keuze van te bespreken boeken altijd beïnvloed worden door hun eigen recensiepraktijk. Boeken die recensenten eerder op grond van hun literaire merites hebben geprezen, zullen opnieuw naar voren geschoven worden. Tenslotte kan het contact tussen een criticus en een auteur door het bijwonen van borrels van uitgevers zodanig worden dat het een objectieve journalistieke recensiepraktijk in de weg gaat staan. Immers, als mensen elkaar kennen en elkaars producten beoordelen, gaan andere dan puur journalistieke motieven meespelen. Dat blijkt uit het feit dat Joke Linders geen negatieve recensie over een boek van Imme Dros schreef als het boek haar tegenviel, omdat ze de schrijfster persoonlijk kende. Ze zei het haar liever zelf en loste het probleem op die manier op.Ga naar voetnoot19. Doordat het wereldje zo klein is, treedt er regelmatig belangenverstrengeling op en zijn het vaak dezelfde mensen die hun stem laten horen - stemmen waarvan het timbre maar weinig varieert. Zo wordt de literaire norm die recensenten hanteren in stand gehouden en verbreid. Dat een door het Literair Produktiefonds aangestelde jury die moest beoordelen welke vijftig boeken geëxposeerd mochten worden in Bologna 2001 zeventien keer een boek van Querido aanwees, zal nu dan ook weinigen meer verbazen. | |
Volwassen jury versus KinderjuryVaak wordt in de discussie over de vraag of de bekroningen van de Griffeljury niet te literair (en dus eenzijdig) zijn als tegenhanger de Kinderjury genoemd. Met die publieksprijs worden boeken onder de aandacht gebracht die kinderen zelf leuk vinden, zo redeneert men, dus waarom nog zeuren over de elitaire keuzes van volwassen jury's? Die hanteren nu eenmaal andere maatstaven en bekronen derhalve andere boeken. Harry Bekkering en Helma van Lierop zeggen het in een artikel over de Griffeljury expliciet: ‘Een kinderboekenjury, bestaande uit volwassenen, moet bij voorkeur keuzes proberen te maken die (binnen alle redelijkheid natuurlijk) tegen de heersende smaak ingaan. Thea Beckman, Evert Hartman, Jacques Vriens en Anke de Vries worden ook zonder Griffelbekroning wel gelezen. Op Sjoerd Kuyper, Imme Dros, Ted van Lieshout, Margriet Heymans en Els Pelgrom moet de aandacht gevestigd worden.’Ga naar voetnoot20. | |
[pagina 43]
| |
Eerste Woutertje Pieterse Prijs voor Annetje Lie
In de woorden van Bekkering en Van Lierop klinkt de echo van wat dagbladrecensenten eerder in dit artikel zeiden: Imme Dros en Toon Tellegen verdienen de aandacht omdat zij anders hun weg naar het publiek niet zullen vinden - bij Paul van Loon komt dat vanzelf wel in orde. Dat de Kinderjury een compensatie zou zijn voor het bekronen van (te) literaire boeken is echter te rechtlijnig gedacht, ook al doen er ieder jaar weer meer kinderen aan de Kinderjury mee. Anne de Vries merkt terecht op dat de emancipatie van een jury bestaande uit kinderen niet afhankelijk is van het aantal deelnemers, maar van het aantal volwassenen dat hun keus serieus neemt.Ga naar voetnoot21. En gezien het aantal recensies dat aan deze boeken wordt gewijd, zijn dat er nog altijd niet erg veel. | |
[pagina 44]
| |
Bovendien blijken kinderen in hun smaak uitermate conservatief te zijn. Niet alleen de bekroningen van de Kinderjury maken dat ieder jaar weer duidelijk - al jarenlang vallen dezelfde auteurs in de prijzen - ook de nieuwe opzet van de Kinderboekenmolen, de kinderboekengids die de CPNB jaarlijks ter gelegenheid van de Kinderboekenweek uitbrengt, onderstreept die stelling. In de Kinderboekenmolen worden kinderen aan het woord gelaten over hun favoriete boeken. In deze portretten komen steeds boeken van dezelfde schrijvers naar voren, en bovendien betreft het voor een groot deel titels die al jaren, zo niet tientallen jaren in druk zijn. De verschillen tussen de Kinderjury en jury's bestaande uit volwassenen zijn vaak te herleiden tot literaire maatstaven. Aanhangers van de eerste gaan ervan uit dat kinderboeken aantrekkelijk moeten zijn voor de beoogde doelgroep, terwijl een bekroning voor voorstanders van de tweede jury verbonden is met een autonome literaire waarde. De tegenstelling tussen beide richtingen is de afgelopen decennia steeds groter geworden en tegelijkertijd zijn de krachtsverhoudingen sterk veranderd. ‘De autonome benadering van jeugdliteratuur, in 1978 nog een randverschijnsel, is sterk naar voren gekomen; en voor de (literaire) voorkeur van kinderen bestaat veel minder aandacht.’Ga naar voetnoot22. | |
SubversiefUit het artikel van Bekkering en Van Lierop komt naar voren dat volwassen jury's liever geen prijzen uitloven aan boeken die reeds populair zijn bij kinderen, maar dat zij de voorkeur geven aan het bekronen van boeken die zonder extra aandacht verloren dreigen te gaan in het grote aanbod. Jury's zien zichzelf dan ook graag als ‘onaangepast’; zij verzetten zich tegen de heersende smaak en hun keuzes laten zich bestempelen als ‘subversief’.Ga naar voetnoot23. Maar hoe subversief is het om Toon Tellegen in één jaar de Woutertje Pietertje Prijs en een tweede Gouden Griffel te geven? Heeft een dergelijk auteur het nodig om jaar in jaar uit onder de aandacht gebracht te worden? Naar onze mening hebben Imme Dros, Toon Tellegen en Max Velthuijs, maar ook Harrie Geelen, Joke van Leeuwen, Guus Kuijer en Els Pelgrom hun weg naar het publiek allang gevonden. Daar heeft de continue stroom aan bekroningen en recensies voor gezorgd en daarvoor mogen recensenten en juryleden zichzelf een schouderklopje geven; hun opzet is geslaagd. | |
[pagina 45]
| |
Wie echter wél het gevaar lopen niet boven te komen drijven in het aanbod zijn auteurs van uitgeverijen die niet de naam hebben ‘literair’ te zijn. Daarmee doelen we niet op de lievelingen van de Kinderjury, want die schrijvers vinden inderdaad hun weg naar het publiek wel. Wij bedoelen auteurs als Koos Meinderts, Margriet Hogeweg, Burny Bos, Anton van der Kolk, Ben Kuipers, Anke Kranendonk, Moni Nilsson-Brännström, Melvin Burgess en Joyce Sweeney. Stuk voor stuk schrijvers van boeken die aansluiten bij de kinderlijke belevingswereld en die tegelijkertijd meer bieden dan een oppervlakkig verhaaltje. Critici en juryleden gaan voorbij aan het feit dat kinderen niet naar een boek grijpen om geconfronteerd te worden met literaire beelden of fraai geconstrueerde zinnen, maar dat zij lezen om te genieten en om een manier te vinden met hun stemmingen om te gaan. In haar proefschrift Ontroerend goed, een onderzoek naar de affectieve leeservaringen van leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs beschrijft Lilian van der Bolt de leesmotieven van kinderen. Uit haar onderzoek komt naar voren dat de persoonlijke beleving centraal staat; kinderen lezen niet met een analytische houding. ‘Betrokkenheid bij een boek maakt reflectie onmogelijk en omgekeerd’, aldus Van der Bolt.Ga naar voetnoot24. Het is jammer dat juryleden en recensenten zich zo weinig rekenschap geven van de leeshouding van kinderen. | |
ConclusieHet is tijd om terug te komen op de vraag die wij ons in de inleiding van dit stuk stelden: in hoeverre worden kinderboeken door hen die zich beroepsmatig bezighouden met het beoordelen ervan, werkelijk als een volwaardig genre beschouwd en op welke manier gaat men met deze vorm van literatuur om? Uit het bovenstaande is duidelijk geworden dat recensenten en juryleden het literaire kinderboek bijzonder serieus nemen, zelfs zo serieus dat er in de beoordelingspraktijk van deze vakmensen slechts één norm wordt gehanteerd. Voor het idee dat het kinderboek een maatschappelijk fenomeen is dat je van meerdere kanten kunt benaderen, lijkt vooralsnog weinig ruimte én belangstelling te bestaan. Naar onze mening wordt het kinderboek dan ook niet als een volwaardig genre beschouwd. Alleen het literaire kinderboek heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een vorm van literatuur die in de pers en door jury's serieus wordt genomen. Voor de overige kinderboeken geldt dat zij zich nog altijd in de periferie van het literaire polysysteem bevinden. | |
[pagina 46]
| |
Wij betreuren deze ontwikkeling ten zeerste, omdat op deze manier volledig wordt voorbijgegaan aan de grote diversiteit die de kinderliteratuur eigen is. Natuurlijk is het goed dat men in de jaren tachtig oog kreeg voor de vorm van het verhaal, maar vorm en inhoud zijn volgens een oude zegswijze één, en het is daarom jammer dat aan die laatste zo weinig aandacht wordt besteed. In de jaren zestig en zeventig werden kinderboeken van Tonke Dragt, Astrid Lindgren, Otfried Preussler en Roald Dahl bekroond met een Griffel. Deze boeken werden door een volwassen jury gewaardeerd vanwege de hoge kwaliteit ervan, maar werden bovendien - en worden nog steeds! - door kinderen verslonden. Waarom worden dergelijke boeken tegenwoordig niet meer bekroond? De juryleden van de laatste jaren hanteren maatstaven die zo ver van kinderen verwijderd zijn, dat er maar weinig jonge lezers zijn die de bekroonde boeken kunnen waarderen. Het idee dat een kinderboek aantrekkelijk moet zijn voor kinderen, lijkt in de beoordelingspraktijk geen enkele rol meer te spelen. Subversiviteit en goede ervaringen met het oeuvre van bepaalde auteurs in het verleden vormen de leidraad. Een jury zou echter pas écht subversief zijn als zij de literaire norm niet langer als enig criterium zou hanteren. Niet het bekronen van het zoveelste complexe kinderboek is baanbrekend, maar het opnieuw opnemen van waarden als originaliteit, leesbaarheid en toegankelijkheid voor kinderen zou getuigen van nieuwe visie en tegenwerking van de bestaande orde. ‘Een jury moet de durf hebben om de inventiviteit, de originaliteit van grensverleggende verhalen te bejubelen, moet geen angst hebben om literaire argumenten te hanteren’, aldus Bekkering en Van LieropGa naar voetnoot25. en zij citeren Cornald Maas dat kinderen net als volwassenen recht hebben op het beste. Bij deze laatste constatering sluiten wij ons volmondig aan, maar wij willen daarbij in herinnering roepen dat kinderen nóóit dezelfde lees- en leefervaring hebben als volwassenen en dat men zich daarvan bij het selecteren van dat wat het beste voor hen is, rekenschap moet geven. Literaire argumenten mogen in de beoordelingspraktijk van kinderboeken een rol spelen, maar niet de enige. Als we willen dat kinderen lezen - en dat willen we toch allemaal? - moeten zij die zich beroepsmatig met het genre bezighouden, meer oog hebben voor de gevoelswaarde van een boek, want kinderen lezen om te genieten. Jury's zouden boeken onder de aandacht moeten brengen die goed zijn én leuk om te lezen, omdat de kwaliteit van een kinderboek niet alleen wordt bepaald door de stijl en de compositie. | |
[pagina 47]
| |
Beschouwen de Griffeljuryleden de benadering van het kinderboek als autonoom kunstwerk echter écht als hoogste goed, en weigeren zij andere dan literaire normen aan hun oordeel ten grondslag te leggen, dan is het wellicht tijd dat er een nieuwe prijs in het leven geroepen wordt, die de brede kloof tussen Kinderjury en Griffeljury overbrugt. Een prijs die niet zoals de Woutertje Pieterse Prijs min of meer dezelfde criteria hanteert als de Griffeljury, maar die de beoogde lezer meeneemt in haar beoordeling en oog heeft voor de diversiteit van het genre, om op die manier een eind te maken aan de monopoliepositie die het kinderboekenfonds van één uitgeverij momenteel bekleedt. Datzelfde geldt voor de recensiepraktijk. Joke Linders beweert dat het kinderboek zich de afgelopen decennia heeft weten te bevrijden uit de handen van dames van goeden huizeGa naar voetnoot26., hiermee doelend op opvoeders en pedagogen die in de jaren zeventig hebben bijgedragen aan de inhoudelijke volwassenwording van het kinderboek. Nu is het misschien tijd dat het kinderboek zich losmaakt van de huidige generatie dames - al dan niet van goeden huize - die zich sterk heeft gemaakt voor de literaire emancipatie van het genre, maar die zo langzamerhand met haar eigen stokpaardjes dreigt te vergroeien. Zij die al jarenlang de koers hebben bepaald, mogen het roer nu weleens uit handen geven aan een nieuwe generatie die zich inzet voor het goede kinderboek. Een generatie die uitgaven van verschillende uitgeverijen onbevooroordeeld tegemoet treedt en niet blind vaart op de kwaliteit van één fonds - dat is immers wel het domste wat een criticus kan doen. Een generatie die bovendien wél in staat is (of in ieder geval serieus probeert) zich te verplaatsen in de lezer voor wie de boeken bestemd zijn en die een eigen, kritische blik durft te hebben. Hopelijk zijn de nieuwe critici van het Algemeen Dagblad en de Volkskrant in staat om zich los van de vorige generatie recensenten te ontwikkelen. Misschien dat bijzondere verschijningen als het eerste boek over Harry Potter in de toekomst dan niet meer over het hoofd zullen worden gezien. En misschien komt er dan ook een eind aan de scherpe tweedeling tussen Griffelboeken en Kinderjuryboeken. Juist in het rijke schemergebied tussen literatuur met een grote ‘L’ en lectuur verschijnen interessante boeken - boeken die nu iedere keer weer tussen de wal en het schip verdwijnen. |
|