Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 14
(2000)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Rebellie zonder een woord
| |
[pagina 6]
| |
Struwwelpeter doet ons de subversieve mechanismen in een op het eerste gezicht extreem autoritair kinderboek ontdekken. In een tweede stap wordt aan de hand van de psychoanalytische theorie van Jacques Lacan geargumenteerd hoe illustraties verraden dat deze fictieve realiteit in woorden bovendien nog op willekeurige conventies berust. Zowel het monopolie op de weergave van de realiteit als de aanspraak op natuurlijkheid wordt de tekst door de aanwezigheid van illustraties afgenomen. De ondermijnende werking zal geïllustreerd worden in een specifiek klassiek genre, het ABC-boek, en in vier recente kinderboeken die het leren lezen en schrijven als thema uitwerken. Het leren lezen en schrijven als thema
| |
Schijn van harmonieWanneer de taal van het beeld en de taal van het woord meewerken aan de representatie van hetzelfde verhaal, bevestigt de illustratie de autoriteit van de tekst en omgekeerd. Elk onderscheid verdwijnt, zodat de schijn van harmonie tussen illustratie en tekst wordt geschapen. De illustratie verhoudt zich dan mimetisch tot de tekst, die de fictieve werkelijkheid vormt. Dit fenomeen, waarbij de lezer zich met een eenzijdige voorstelling van zaken identificeert, beschrijft Walter Benjamin in ‘Aussicht ins Kinderbuch’Ga naar voetnoot1.. Benjamin (1892-1940) is een joods cultuurfilosoof die niet alleen een belangrijke voorloper was van de Frankfurter Schule, maar ook een enthousiast liefhebber-verzamelaar van oude kinderboeken. Hij beschrijft hoe een prinses uit één van Andersens sprookjes opgaat in de lectuur van een magisch prentenboek en het literaire landschap binnenstapt: ‘Het zijn niet de dingen uit het boek die het fantaserende kind tegemoet komen - kijkend dringt het zelf in de bladzijden binnen, als een dampwolk, | |
[pagina 7]
| |
die zich volzuigt met de kleurglans van de prenten. [...] Het kind stapt door de decorwand van de gedrukte bladzijden en tussen fleurige doeken en bontgekleurde panelen, betreedt het een podium waar het sprookje tot leven komt.’Ga naar voetnoot2. De identificatie van het lezende meisje met de eenstemmige weergave van tekst en illustraties kan niet letterlijk genoeg begrepen worden. De prinses wordt één met het sprookjesachtige prentenboek dat haar in zachte kleuren inwikkelt en opneemt in zijn wereld. Wanneer tekst en tekening zo nauw op elkaar aansluiten, wanneer elke ambiguïteit en willekeur dus in één magische beweging worden verdoezeld, wordt de lezer verleid zich aan de leidende autoriteit van het verhaal te onderwerpen. Benjamin toont in dit voorbeeld aan dat elke meeslepende leeservaring een tweesnijdend zwaard is. De prinses maakt een openbaringsmoment mee dat haar als lezer met haar boek doet samenvallen. Het restloos opgaan in je lectuur is weliswaar een wonderlijke ervaring, die je je als lezer wenst en die je slechts zelden overkomt. Toch herinnert Benjamin eraan dat de magie die van het prentenboek uitgaat, een ander, emanciperend effect van literatuur de pas afsnijdt: het lezen van literatuur als een actieve ontmoeting met een andere werkelijkheid. Wanneer het lezende subject wordt geassimileerd - letterlijk opgeslorpt - door het te lezen object, kan zo'n ontmoeting niet meer plaatshebben. Die veronderstelt immers twee partijen: elke partij stelt zich als subject tegenover een duidelijk afgegrensde andere, zijn object. | |
MeerduidigheidDe relatie tussen woordelijke en beeldende weergave kan ook anders verlopen. Minder vreedzaam, minder gewillig, maar ook minder sturend. Een van de methodes waarover literatuur beschikt om vastgeroeste autoriteitsconcepten te ontwrichten is de inzet van meerduidigheid. De tweetaligheid in geïllustreerde kinderliteratuur zorgt voor het ontstaan van breuklijnen die zo'n ambiguïteit doen ontstaan. De tweetaligheid van een literaire tekst laat niet toe dat er een illusie van harmonie ontstaat tussen woord en beeld. In de confrontatie met de tegenstrijdige weergave van een gebeurtenis wordt de lezer tot een kritische houding ten aanzien van elke representatie uitgenodigd. Wanneer de lezer zich ervan bewust wordt, dat elke representatie onderhevig is aan een bepaald en dus beperkt perspectief, zet die leeservaring een kritisch en creatief potentieel in werking. | |
[pagina 8]
| |
Lezen wordt een onbegrensd spel vol genot. Lezen verbindt zich er niet langer toe om tot een geldige interpretatie te komen die alle puzzelstukken tot een volmaakt geheel samenbrengt. De betekenissen die worden toegekend zijn zonder enige garantie en puur individueel. In zijn beschrijving van de (post)moderne omgang met literatuur beroept de eigenzinnige denker en cultuurcriticus George Steiner zich precies op de metafoor van het spel. Hij komt tot de vaststelling dat ambiguïteit in de hedendaagse literatuur onvermijdelijk is: ‘What all parties must remember is this: the games of meaning cannot be won. No prizes of transcendence, no surety, awaits even the most skilful, inspired player. God, the Father of meaning, in his authorial guise, is gone from the game: there is no longer any privileged judge, interpreter or explicator who can determine and communicate the truth, the true intent of the matter.’Ga naar voetnoot3. De maatstaf voor waarheid, de scheidsrechter bij het betekenisgevende spel is in een (post)moderne literatuuropvatting van het toneel verdwenen. En dat heeft weer invloed op de productie en receptie van prentenboeken. Terug bij Benjamin ontmoeten we de radicale pendant van de passieve prinses uit Andersens verhaal. Het is de actieve lezer, of beter hanteerder van een ‘Vexierbuch’, een boek dat zijn fascinatie uit een bepaalde vorm van optisch bedrog puurt. Afhankelijk van de manier waarop de lezer het glanzende prentenboek vasthoudt, wordt ook de afbeelding anders beleefd en ervaren, ‘alsof het boek onder de veranderde greep een ander geworden is’Ga naar voetnoot4.. Hier is geen sprake meer van de soort magie die de prinses uit het eerste voorbeeld passief ondergaat. De lezer houdt het boek vol vervormbare ‘toverprenten’ letterlijk en figuurlijk in de hand. Door het feit dat de lezer de gebeurtenissen zelf bepaalt, wordt er beroep gedaan op zijn of haar autonomie en (weliswaar speelse) besluitvaardigheid. Een voorbeeld: Straffen en beloningen vallen het achttiendeeeuwse kind, afhankelijk van zijn gedrag, met de onafwendbaarheid van een natuurwet te beurt. Het Vexierbuch echter, een boek vol vervormbare toverprenten, toont ‘rijen speelgoed en snoep voor het brave kind, dan weer, als men het orakelschrift op andere wijze doorliep, een reeks strafobjecten en akelige visioenen voor het stoute [kind]’Ga naar voetnoot5., en speelt op deze manier een heimelijk spelletje met de wet van oorzaak en gevolg. Zo wordt straffen en belonen, een thema dat in de pedagogische context van de achttiende eeuw niet voor discussie vatbaar was, als constructie en dus veranderlijk ontmaskerd. | |
[pagina 9]
| |
Als specifiek begrip binnen een bepaalde politieke, historische en pedagogische context heeft de anti-autoritaire kinderliteratuur haar intrede gedaan in de jaren zeventig, die voor de evolutie van de autoriteitspatronen in de literatuur voor kinderen niet kunnen overschat worden. Toch is het rebelse karakter van bepaalde kinderliteraire producties niet binnen de grenzen van de voorbije der- | |
[pagina 10]
| |
tig jaar te vatten. Voor oudere werken heeft een disharmonie tussen de taal van het woord en die van het beeld vaak een mogelijkheid voor een tegendraadse lectuur geboden. Zelfs het negentiende-eeuws prenten- en verzenboek dat in de literatuurkritiek onvermoeibaar als summum van repressieve pedagogie werd gebrandmerkt, vertoont in de opvallende en niet-toevallige discrepantie tussen tekening en tekst een emancipatoire, subversieve dimensie. Struwwelpeter van Heinrich HoffmannGa naar voetnoot6. werd in de eerste plaats geschreven als kijk- en voorleesboek voor nog niet geschoolden: de prenten vormen bijgevolg voor het kind het eerste actieve en rechtstreekse contact met het boek. Op het eerste gezicht is dit kinderboek extreem autoritair. Ongehoorzame kinderen worden in een geïsoleerde wereld overgeleverd aan mythische, straffende figuren zoals de duimenknipper of worden tot een hoopje as of een graatmager kereltje gereduceerd. Een ‘lectuur’ van dit werk waarbij men uitsluitend steunt op de informatie in de tekeningen brengt echter verschillende aspecten van de verborgen subversiviteit en anarchistische kracht aan het licht. Peter von Matt toont in zijn werk Verlorene Söhne, mißratene Töchter aan hoe het verhaaltje over de titelfiguur Struwwelpeter, die zijn haar en nagels meer dan een jaar niet liet knippen, het affect van schande en schaamte pas in de tekst introduceert. ‘Pfui, ruft da ein jeder: / Garstger Struwwelpeter’Ga naar voetnoot7.. Het is inderdaad nog maar zeer de vraag of jonge kinderen in deze stoute stijfkop, die rechtop en wijdbeens op zijn standbeeld staat, inderdaad een publiek vernederde en verslagen, ongehoorzame jongen zien - zoals de tekst wil doen geloven - of eerder een triomfantelijke rebel, barstensvol energie. Functioneren Struwwelpeter en zijn kameraden met andere woorden als afschrikwekkende voorbeelden of als bewonderde helden waarmee de lezer maar al te graag solidair wil zijn? In de eerste uitgave van Struwwelpeter zweven kam en schaar in de lucht, als waren ze behekst en niet in staat om Struwwelpeter te straffen. Een netjes geknipt jongenshoofd - de symbolische castratie die je als resultaat van het verhaal wel zou verwachten - wordt nergens zichtbaar gemaakt. Op dezelfde wijze is het discutabel of de pestjongens uit een ander verhaaltje hun transformatie in inktzwarte silhouetten wel als straf beschouwen. Hun houding blijft precies even spottend en zelfbewust als voorheen. Als je de silhouetten van de Struwwelpeter-figuren bekijkt, valt op hoe hun statische en stevige | |
[pagina 11]
| |
De symbolische orde van de taal
verschijning tegelijkertijd een grote, zelfbewuste kracht en vrolijke anarchie uitstraalt. Hyperbeweeglijke Zappelphilipp krijgt wel het deksel, en nog veel meer, op de neus, dat valt niet te ontkennen. Het gedicht doet de lezer geloven dat het een onvermijdelijk ongeluk was, te wijten aan Philipps eigen roekeloosheid. De prent vertelt ons echter een ander verhaal. Fysisch gezien kan deze tekening niet kloppen, tenzij - en precies daar schuilt de subversieve rol van de illustratie tegenover de tekst - tenzij het kind het tafelkleed met opzet heeft vastgegrepen, voor het zijn evenwicht op de stoel verloor. In deze lectuur verschijnt Zappelphilipp als de figuur die de starre burgerlijke orde - vader, moeder, kind in kalmte en schijnbare vrede aan tafel - opzettelijk verstoort. Zelfs in dit - toegegeven - op het eerste gezicht wreed-autoritaire kinderboek, slagen de illustrator en het kind dat nog niet kan lezen, erin een machtig verbond te sluiten. Wanneer het lezende en/of prentenkijkende kind zich mengt in het duel tussen woord en beeld, wanneer de vraag naar identificatie en sympathie de inzet wordt van het spel, blijken kind en beeld een gemeenschappelijke tegenspeler te hebben. Noem hem woord of tekst, noem haar taal of schrift. Het | |
[pagina 12]
| |
spel kan ernstig zijn, nooit is het vrijblijvend, geen van de partijen kan goed tegen haar verlies. Tussen de bondgenoten heerst een wederzijdse afhankelijkheid. Alleen met de steun, of liever de levendige opstandigheid van de eigenzinnig interpreterende lezer, slaagt de illustratie erin, de dominantie van de schrifttekens te weerstaan. Alleen met de vrolijke anarchie van vormen en kleuren slaagt het lezende kind erin, de pedagogie van de tekst subtiel te ondermijnen. | |
Verlangen naar anarchieIn aanwezigheid van rebelse illustraties moet de taal van het woord afstand doen van haar vanzelfsprekende alleenheerschappij. Blijkbaar vestigen beelden in een literaire tekst de aandacht op een eigenschap van de woorden zelf, die hun aanspraak op autoriteit doet wankelen. De psychoanalyse zoals Jacques Lacan ze verder heeft ontwikkeld, ondersteunt deze fascinerende hypothese. Volgens Lacan begint de ontwikkeling van het menselijk subject in een voortalig stadium van intensieve eenheid tussen de moeder en het kind (symbiose). Omdat ze door beelden en andere zinnelijke indrukken wordt beheerst, wordt deze fase de imaginaire fase genoemd. Het individu leeft nog in een onbemiddelde (directe) en anarchische zijnstoestand: het heeft nog geen beperkingen, verboden of wetten geaccepteerd. Bij de overgang naar een volgend stadium, de symbolische orde van de taal en het schrift, verlaat het individu deze voor-talige en voor-wettelijke zijnstoestand. De symbolische fase gaat gepaard met de verinnerlijking van de ‘wet van de vader’, die staat voor een socialisatieproces via de taal. Via de taal leert het kind de morele normen van een maatschappij. Het socialisatieproces zorgt ervoor dat kinderen onder andere de hiërarchieën en autoriteitsstructuren aanvaarden en in zich opnemen (interioriseren). Omdat de initiatie in de taal ook het einde betekent van de onmiddellijke en exclusieve relatie met de moeder, wordt taal ook met afwezigheid en bemiddeling geassocieerd. Wat gebeurt er nu als het gesocialiseerde en dus reeds in de orde van de taal ingewijde kind in contact komt met beelden naast woorden, met prentenboeken of andere vormen van geïllustreerde kinderliteratuur? De aanwezigheid van een illustratie naast een tekst activeert het verlangen naar de anarchie van het voorbije stadium, het imaginaire stadium dat precies door visuele beelden werd beheerst. Het zijn namelijk de beelden die een zorgvuldig bewaard geheim van het schrift verraden. In hun onbemiddelde, onmiddellijke natuur herinneren de illustraties aan de aard van de schrifttekens, aan het feit dat deze tekens hun verwijzende functie alleen te danken hebben aan wetten en regels, menselijke afspraken, conventies die willekeurig zijn ontstaan en daarom ook veranderlijk zijn. Een rebels verbond tussen het lezende kind en de taal van het | |
[pagina 13]
| |
beeld kan op deze manier tot stand komen. Niet altijd heeft het woord het laatste woord. De intrede in de symbolische orde van het schrift is voor de ontwikkeling van het kind noodzakelijk. Als een van de eerste vormen van kinderliteratuur ontwikkelde zich een specifiek genre waar woord en beeld in zuivere en elementaire vorm naast elkaar verschijnen. Het beproefde maar nog steeds onovertroffen recept van het ABC-boek, dat bestaat uit de verbinding van een abstract schriftteken met een concrete realiteit, leidt het kind van de imaginaire naar de symbolische orde, hier de orde van het schrift. In het concept van het ABC-boek schuilt een paradox die het gewenste didactische effect tegelijkertijd mogelijk maakt én ondermijnt. Enerzijds wordt in de combinatie van een concrete afbeelding en een geschreven letter duidelijk gemaakt dat de rare streepjes en puntjes op een wit blad‘Het woord schaap wilde niet geschreven worden.’ Uit: Twee druppels water
papier toch op de een of andere manier verwijzen naar en zelfs een overeenkomst vertonen met de waarneembare werkelijkheid. Anderzijds kan het feit dat er bij het leren lezen en tellen steevast gebruik wordt gemaakt van beeldmateriaal niet voldoende vanuit uitsluitend didactische overweging worden verklaard. Zo blijft het bijvoorbeeld onduidelijk waarom de letter S doet denken aan een slang en niet aan een salamander. Waarom is een bont en betekenisvol allegaartje van pijp, paddestoel, poedel, pater en paard een hulpmiddel bij het herkennen en schrijven van de zestiende letter van het alfabet? De voorwerpen zijn willekeurig gekozen, want waarom niet pony en pastoor, pauw en peddel getekend? En waarom zou de paddestoel niet ook een zwam kunnen zijn, de pater een broeder, de poedel een hond? Didactisch, dat wil zeggen, verhelderend en zinvolle verbanden leggend, kan de methode van het ABC-boek vanuit dit perspectief moeilijk worden genoemd. Integendeel, het lijkt zo te zijn dat de zotte carnavalsstoet van verklede woorden en de speelse onzinnige combinatie van woorden die betekenismatig niets anders met elkaar te maken hebben zich aan het kind willen tonen zoals ze zijn ontstaan: toevallig, willekeurig, betekenisloos.Ga naar voetnoot8. Blijkbaar zijn het de ABC-boeken zelf, die hun eigen didactische en pedagogische pogingen om het alfabet zin-vol | |
[pagina 14]
| |
aan te leren, misschien niet in het gezicht, maar dan toch achter de rug uitlachen. De willekeur van het schriftsysteem wordt precies op die plaats zo manifest waar tekeningen gebruikt worden om kinderen in te wijden in de orde van het alfabet. Hoe meer pogingen er worden ondernomen om aan de schrifttekens een zinvol verband met de waarneembare werkelijkheid toe te schrijven, hoe duidelijker de leugen in deze onderneming zich blootgeeft. Vooraleer het kind het alfabet als een vanzelfsprekend gegeven heeft verinnerlijkt, wil de combinatie van letters en tekeningen nog één keer en in alle hevigheid eraan herinneren dat het alfabet berust op willekeurige conventies, dat het dus evengoed ‘anders’ had kunnen zijn. | |
Vier tekstvoorbeeldenWanneer leren lezen, dat wil zeggen de stap zetten naar de symbolische orde, een expliciet thema wordt in kinderliteratuur, blijft de ambivalentie van verrijking en machtgewin enerzijds en spijtig afscheid van een genotvolle en zelfs sensuele anarchie anderzijds behouden. Dit wordt in de volgende vier tekstvoorbeelden aangetoond. In Joke van Leeuwens en Malika Blains Bezoekjaren gaat de protagonist voor de eerste keer naar de koranschool. Omdat ze dromerig fantaseert bij de tekeningen en patronen op het tapijt, wordt ze geslagen door de koranmeester. Ze weigert in het schrift geïnitieerd te worden op deze autoritaire manier en loopt weg.Ga naar voetnoot9. Nadat ze op een andere school probleemloos heeft leren lezen, is het geen toeval dat later vooral de lectuur van de verzetsbladen van haar broer een grote aantrekkingskracht op haar zal uitoefenen! Denny, in Carli Biessels Twee druppels water, voelt plots dat er een weerstand uitgaat van de letters om gelezen en geschreven te worden. ‘Niemand dacht eraan dat schaap eigenlijk niet kon voor zo'n lief gezicht en zoveel witte krullen. Ook Denny zelf niet. Maar ineens zag hij het: het woord schaap wilde niet gelezen worden. En ook niet geschreven.’Ga naar voetnoot10. Denny leeft zoals kleine kinderen met zijn omgeving nog in een magische en animistische verstandhouding. In zijn belevingswereld bijvoorbeeld keuren de kippen op hoge toon goed wat hij aan het doen is, is het niet verwonderlijk dat dokter Mastman sprekend op een schaap lijkt, kijken alle voorwerpen naar hem terug. Alleen de koele gestileerde puntjes en streepjes van het schrift horen daar niet in thuis. ‘Hij probeerde het nog één keer, maar de letters keken niet terug.’ | |
[pagina 15]
| |
In de dialoog van Denny met juffrouw Irene wordt een centrale discussie in de taalfilosofie aangekaart. Met de uitspraak ‘Iedereen is het erover eens dat schaap er zo uitziet als je het opschrijft’ verwoordt de lerares, de volwassene in het gesprek, de stelling dat schrift een reeks conventies is. Dat heeft tot gevolg dat de overeenstemming tussen ‘schaap op papier’ en ‘schaap in de wei’ zowel betekenisloos als toevallig is. Denny's protest getuigt van een verlangen naar een paradijstaal, een taal waarin de woorden de wereld kennen, omdat ze even
Uit: Twee druppels water
oud zijn als de dingen die ze aanduiden. ‘“Ze kennen het schaap niet eens, die letters,” zei hij. “En trouwens, het schaap was er veel eerder. Niemand heeft gevraagd of het zo wilde heten.”’ Denny kan het willekeurige karakter van de band tussen woord en wereld maar moeilijk verdragen. Hij ervaart de dwang om de wereld in schrift weer te geven als een bedreiging voor zijn animistische belevingswereld, als een onaangename autoriteit. Net als Denny, die aan zijn juf duidelijk wil maken dat er krulletjes horen bij het woord schaap, voelt de eigenzinnige kleuter Kiki in een van Beverly Clearly's bekende Kiki-boeken, Kiki de verschrikkelijke, de impulsieve drang om letters op te smukken. Met de Q van haar familienaam maakt ze een kat, de D van haar vriendje David krijgt meteen donzige veertjes. Had haar juffrouw immers niet gezegd dat de ronding van de D zoals bij een roodborstje moest zijn? De ontnuchtering als David zijn veertjes weer moet uitgommen is groot, en Kiki trekt de juiste consequenties: ‘Juffie hield niet van D's met veren, dus hield ze vast ook niet van Q's met oren en snorren. Ze hoopte dat Juf niet zou zien wat ze deed en gumde vlug maar met pijn in 't hart de oren en snorren van haar Q af.’Ga naar voetnoot11. In tegenstelling tot Denny heeft deze kleuter begrepen, dat ‘letters schrijven iets heel anders [is] dan tekeningen maken’ En ter wille van de ‘liefste juf van de hele wereld’, die ze ‘niet wilde teleurstellen’, ter wille van een als positief ervaren en ego-versterkende autoriteit ondergaat Kiki de initiatie in de symbolische orde van de taal. Jasper uit Het woordenboek - of hoe Jasper zijn woorden vond van Marita de Sterck en Klaas Verplancke is al wat ouder als hij andere mogelijkheden van taal en schrift ontdekt. Op zijn initiatiereis door het woordenboek, dat wil zeg- | |
[pagina 16]
| |
gen tijdens een nachtmerrie-achtige kanotocht op een stormachtige woordenzee, gaat Jasper in zijn fantasie nog eens naar het stadium in zijn ontwikkeling terug, waarin hij met zijn moeder in intensieve en ongestoorde eenheid leefde. Hij ervaart opnieuw de onmiddellijke nabijheid van het voortalige imaginaire stadium en in een adem wordt het contrastverband met Jaspers vijand, de woorden, genoemd: ‘Jasper denkt aan vroeger. Toen hij de hele tijd bij haar was. Toen hij geen woorden nodig had. En haar helemaal voor zich alleen had.’Ga naar voetnoot12. Na zijn fantasiereis komt Jasper weer thuis, waar hij de kolkende woordenvloed kan temmen door zijn eigen woorden te creëren: ‘Jasper schudt er een paar woorden weer uit [uit het woordenboek, kv]. Hij pulkt ze uiteen en moffelt de eindjes weer aan elkaar. Daar komen nieuwe woorden van. Jaspers woorden. Ze zitten lekker, als een warme winterjas.’ Dit fijnzinnige verhaal laat zien hoe een kind weet te ontsnappen aan het dilemma tussen de taal van het woord en de taal van het beeld. Door de structuur of de eigenschappen van de geschreven taal te veranderen, is ze niet langer een vertegenwoordiger van autoriteit. Deze taal wordt zelf een instrument voor subversieve energie. Ze wordt literatuur. |
|