poses, hoe lang, moest Margareta het volhouden om niet van gezichtsuitdrukking te veranderen.
Weer lijkt het of Velazquez, als met de kleren, niet alleen op de gelijkenis van prinses Margareta uit was. Hij wilde met die ernst nog iets anders uitbeelden, iets universeels waarvoor het gezicht van Margareta de aanleiding was.
Een paar jaar geleden werd ik wakker in een vreemd huis. Even wil je dat niet geloven, maar je merkt het vooral aan het andere licht dat door onbekende donkere gordijnen naar binnen valt. Door een korte optelsom kwam ik erachter wat er was gebeurd. De avond ervoor had ik na een lezing de laatste trein gemist. Een hotel nemen? De twee aan het marktplein waren vol. Er zat niets anders op dan te blijven slapen bij het echtpaar dat de avond had georganiseerd.
Wat later liep ik die morgen naar beneden. Dit was een buitenkans. De echtelieden waren alle twee al naar hun werk. Zonder dat iemand me stoorde, zou ik het hele huis op m'n gemak kunnen bestuderen. Eerst koffie. In het volle licht liep ik op de tast naar de keuken. De vier, vijf deuren in de hal waren dicht.
Goed gegokt! Uitzicht op zo'n tuin tussen een huizenblok. Waar stond de koffie, het blik, de glazen pot of misschien wel het opengescheurde pak? Overal doosjes en trommels. Sommige zelfs met een door vele aanrakingen zo vervaagde illustratie dat het leek of ze hier om hun schoonheid waren neergezet.
Wat was het hier vol. M'n rechterarm ging naar de lijst boven het fornuis, tevergeefs, daar stond in mijn eigen keuken de koffie. Van dit vergeefse gebaar had mijn linkerarm niets geleerd, die bewoog zich naar achteren, naar de hier ontbrekende tafel waar bij mij thuis de suiker stond.
Deze keuken was een openbaar geheugen. Een verdingd geheugen kon je het misschien ook noemen of, beter nog, een netwerk van richtingen op een steeds wisselende gebruikswaarde afgestemd. Na lang zoeken vond ik de koffiebus achter een pot augurken, een onbegrijpelijke wijkplaats. De rode deksel stak er net boven uit en toch zei die niets over de inhoud van de bus. Er had van alles in kunnen zitten, ofschoon niet voor m'n gastvrouw of gastheer die er zeker van hun zaak wel een paar keer per dag gedachtenloos naar toeliepen.
Tot m'n trein ging, moest ik in deze keuken blijven. Geen van de andere kamers kon zo geheimzinnig zijn als dit openbare geheugen dat niet met het mijne strookte. En toch stond alles zo keurig achter glas en gedienstig in openlijke rijen dat het leek of niemand hier ooit een pakfout zou kunnen maken.
Er was nog iets anders aan de hand. Wat het precies was, ik wist het niet. Het leek wel of ik opnieuw, zo niet voor het eerst, kennis maakte met afstand, hoogte, breedte en andere eersterangs voorwaarden waaruit je leven wel moet