Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 12
(1998)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 382]
| |
‘Wij hebben van het kinderboek een volwaardig product gemaakt’
| |
[pagina 383]
| |
den,’ zegt Nivard. ‘Tegenwoordig kunnen we ons nog meer dan vroeger bogen op de vakkennis die we in huis hebben. En eind jaren tachtig hebben we er een tweede winkel geopend op de Nieuwezijds Voorburgwal. Maar in wezen is er weinig veranderd. We zijn nog steeds bezig boeken aan kinderen te verkopen.’ Ook voor Lia Reedijk van de Utrechtse Kinder- en Jeugdboekhandel is er, sinds ze in 1981 haar winkel opende, veel hetzelfde gebleven. Alleen de klanten zijn anders geworden, vindt de Utrechtse boekhandelaar. ‘Tegenwoordig zijn de mensen trendgevoeliger dan vroeger. Als een boek veel positieve publiciteit heeft gekregen, wil opeens iedereen het hebben. Neem nou het prentenboek Raad eens hoeveel ik van je hou. Volwassenen kopen dat boek niet alleen voor hun kinderen, maar ook voor elkaar.’ | |
SamenwerkingDe Kleine Kapitein, de Utrechtse Kinder- en Jeugdboekhandel en de Kinderboekwinkel 1 & 2 in Amsterdam behoren tot de twaalf samenwerkende kinderboekwinkels van Nederland. Deze winkels onderscheiden zich op een aantal punten van de overige kinderboekwinkels. De samenwerking bestaat voornamelijk uit het uitwisselen van ideeën, vertelt Reedijk. ‘We hebben veel aan elkaars adviezen en contacten. Ik heb bijvoorbeeld veel te maken met Dick Bruna en zijn uitgever en daardoor hebben we een nu een actie met Dick Bruna en de kinderboekwinkels kunnen organiseren. Aangezien de winkels allemaal in andere steden zitten, is er van onderlinge concurrentie nauwelijks sprake, iedereen heeft zijn eigen klantenkring.’ De twaalf samenwerkende kinderboekwinkels stellen elke maand een kinderboeken-top-twaalf samen die iedere tweede woensdag van de maand in Trouw wordt gepubliceerd. Of deze top-twaalf iets betekent voor de verkoop is volgens Albering niet te meten, maar publicatie van de lijst betekent toch weer een aantal vierkante centimeters in de krant die aan kinderliteratuur wordt besteed. ‘En dat is altijd gunstig.’ Soms ontstaat in één kinderboekwinkel een idee dat door de andere elf wordt overgenomen. Een goed voorbeeld is de Annie M.G. Schmidtdag, een initiatief van de Amsterdamse Kinderboekwinkel, die drie jaar geleden voor het eerst gevierd werd. Het herdenken van de verjaardag van de ongekroonde koningin van Nederland was zo'n groot succes, dat besloten werd van 20 mei een nationale feestdag te maken die in alle samenwerkende kinderboekwinkels gevierd zou worden. | |
[pagina 384]
| |
Daarnaast adverteren de kinderboekwinkels samen, kopen ze regelmatig gezamenlijk ramsj-boeken in en zijn ze bezig met het ontwerpen van een website. Sinds 1995 is er ook de Kinderboekwinkelprijs (aanvankelijk de Kinderboekwinkel-achteraf-prijs, maar dat woordje ‘achteraf’ had toch een te negatieve associatie). ‘De prijs is bedoeld om een kinderboek onder de aandacht te brengen dat kinderen blij kan maken’, vertelt Albering. ‘Naast alle Griffel- en Kinderjuryboeken is er altijd een boek dat net buiten de boot valt. Een boek waar iedereen het over heeft, maar dat op een of andere manier niet bekroond wordt. Wij hebben als criteria dat een boek goed geschreven moet zijn en er mooi uit moet zien. Onze bekroning is een beetje bedoeld om de kloof tussen Griffel- en Kinderjuryboeken te dichten.’ Vorig jaar ging de prijs naar Ben jij ook op mij? van Sanderijn van der Doef, een informatief boek over seksuele voorlichting. Van de bekroningen van de Griffeljury, door Albering steevast ‘grotemensen-jury’ genoemd, wordt de Rotterdamse boekhandelaar alleen maar droeviger. ‘O, het zijn prachtige boeken die bekroond worden, daar gaat het niet om, maar de juryleden weigeren door de knieën te gaan. Voor de meeste kinderen is het boek dat de Gouden Griffel krijgt te zwaar.’ Toch komen bij Albering en zijn collega's ieder jaar in de Kinderboekenweek weer ouders met kinderen die per se dat bekroonde boek willen. Albering: ‘Een stickertje van de Griffeljury zien ze als een soort keurmerk en dat boek móet gekocht worden. Of het boek aansluit bij de literaire verwachtingshorizon van een kind is niet belangrijk. Ik probeer dan te achterhalen wat zo'n kind het laatst gelezen heeft. Als dat Daantje de wereldkampioen van Roald Dahl is, is nu Sjakie aan de beurt en níet het nieuwste boek van Wim Hofman.’ Daarnaast vindt Albering het aanbod waaruit de Griffeljury selecteert veel te breed. ‘Er verschijnen zoveel boeken voor kinderen tot twaalf jaar. Ik vind het jammer dat er nooit eens een boek voor de allerkleinsten wordt bekroond. In de categorie nul tot vier jaar gebeurt zoveel, maar die boeken zijn blijkbaar niet interessant genoeg.’ Terwijl nu net deze leeftijdscategorie een belangrijke klantengroep van de kinderboekwinkels vormt. Volgens Albering moeten de Griffels gebruikt worden om iets goeds te doen voor het kinderboek. In zijn ogen gebeurt dat nu nog veel te weinig. ‘Al een paar jaar achter elkaar worden de Kikker-boeken van Max Velthuijs bekroond, maar Kikker is dit jaar heus niet schattiger of leuker dan vorig jaar!’ | |
[pagina 385]
| |
Uit het duffe hoekjeHet kinderboek is een groeiende markt. Uit cijfers van Stichting Speurwerk blijkt dat het kinderboek in 1997 16,3 procent van de verkoop van het algemene boeken bepaalde, terwijl dat in 1990 slechts 11,3 procent was. Het aantal verkochte kinderboeken is in zeven jaar met 83 procent gestegen. Werden in 1990 nog 3,6 miljoen kinderboeken verkocht, in 1997 was dat aantal gestegen tot 6,5 miljoen. Volgens Albering heeft die groei alles te maken met de vele kinderboekwinkels die de afgelopen vijftien, twintig jaar zijn opgericht. ‘De kinderboekwinkels hebben het kinderboek uit het duffe hoekje in de algemene boekhandel gehaald’, zegt hij. ‘Wij hebben van het kinderboek een volwaardig product gemaakt met een eigen winkel, een eigen plaats op de markt. In zoverre denk ik dat wij een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de emancipatie van kinderliteratuur.’ Ook Nivard is overtuigd van de rol die de kinderboekwinkels in de stijgende verkoop van het kinderboek hebben gespeeld. ‘De algemene boekhandels hebben het succes van de kinderboekwinkels afgekeken. Ze zagen dat er een markt voor het genre was en hebben de kinderboekenafdeling in hun eigen winkel uitgebreid. Als ouders nu op zaterdag een boek voor zichzelf komen kopen, kunnen de kinderen lekker op hun eigen afdeling rondsnuffelen.’ In hoeverre de groei in de verkoop van het kinderboek te maken heeft met de toename van het aantal volwassenen dat kinderboeken leest, zoals wel eens wordt gesuggereerdGa naar voetnoot1, is volgens Reedijk niet duidelijk. Eerder schrijft zij de groei toe aan de toenemende welvaart van mensen. Natuurlijk profiteren de kinderboekwinkels van de toenemende verkoop. Reedijk vertelt dat ongeveer tien procent van wat er jaarlijks aan kinderboeken wordt uitgegeven in één van de twaalf samenwerkende kinderboekwinkels wordt besteed. Of de kinderboekwinkels deze riante positie in de markt in de toekomst zullen kunnen behouden, is echter onzeker. De nieuwe staatssecretaris van OC&W Rick van der Ploeg is geen onvoorwaardelijke voorstander van het in stand houden van de vaste boekenprijs. Tot 2005 is deze vaste prijs nog gegarandeerd, maar Reedijk houdt er rekening mee dat die daarna wordt losgelaten. Met alle risico's voor de kinderboekwinkels vandien. Reedijk en Albering zien grote ketens als Albert Heijn of Shell al kinderboeken ver onder de | |
[pagina 386]
| |
prijs verkopen. ‘Het kinderboek is hét produkt bij uitstek om mee te stunten,’ zegt Albering. ‘Het heeft een hoge aaibaarheidsfactor, het ligt op het moment goed in de markt en een kinderboek associeert men automatisch met kwaliteit.’ Reedijk voegt eraan toe: ‘Straks liggen tijdens de Kinderboekenweek plotseling alle Griffels bij Albert Heijn voor een tientje goedkoper.’ Voor de kinderboekwinkel bijna onmogelijk om tegen te concurreren. ‘Van alle boeken die ik op de plank heb staan, bepaalt twintig procent tachtig procent van de omzet,’ verklaart Albering. ‘Een Pluk van de Petteflet verkoop ik een paar keer per week. Als zo'n boek ergens anders goedkoper is, heeft dat gevolgen voor mijn omzet.’ Nivard maakt zich niet al te veel zorgen over de toekomst, al denkt hij wel dat er dingen zullen veranderen. ‘Tegenwoordig verschijnen er duizend kinderboektitels per jaar, inclusief herdrukken. Dat brede aanbod kan nooit behouden blijven als iedere boekwinkel zijn eigen prijzen mag bepalen. Uitgevers kunnen straks alleen nog maar bestsellers produceren. Voor de minder goed lopende titels zullen ze geen boekwinkels meer vinden die ze willen verkopen.’ | |
Kinderboekwinkel als kenniscentrumZonder vaste boekenprijs zullen de kinderboekwinkels nog meer moeten gaan samenwerken. Reedijk spreekt over een inkoopcombinatie en Albering is van mening dat de samenwerking naar een zakelijker plan moet worden getild. De afzonderlijke kinderboekwinkels zullen iets van hun zelfstandigheid moeten inleveren om zich te kunnen handhaven. Albering ziet ook al veranderingen in die richting. Bepaalde kinderboekwinkels in het land ontstijgen nu al het niveau van een ‘klein winkeltje’ en worden meer een ‘bedrijf’. De Rotterdamse boekhandelaar vertelt dat hij zelf steeds minder in de winkel staat, meer in de auto zit, meer overleg met uitgevers heeft en plannen vormt voor wat er de komende jaren moet gaan veranderen. De samenwerking met scholen, bibliotheken en de gemeente wordt intensiever, de relatie tussen de kinderboekwinkels onderling wordt professioneler. ‘We hebben ons plaatsje op de kaart veroverd, dat moeten we zien te behouden.’ Om te kunnen blijven concurreren zal de kinderboekwinkel zich in de toekomst nog meer moeten profileren als ‘kenniscentrum’ waar men informatie over het kinderboek kan verkrijgen. De kinderboekwinkels hebben op de algemene boekwinkels voor dat het personeel geheel op de hoogte is van het aanbod in de winkel. Steeds vaker komen er vol- | |
[pagina 387]
| |
wassenen over de vloer die voor hun kind een boek over een bepaald onderwerp willen hebben. De kinderboekwinkel heeft de kennis in huis om die klanten van goed advies te voorzien, kennis die in veel algemene boekhandels nog ontbreekt. Albering wil die aanwezige kennis nog verder uitbuiten. Samen met uitgeverij Lemniscaat is hij bezig met het opzetten van een tijdschrift over kinderboeken. ‘De voorbereidingen zijn nog in een te vroeg stadium om veel over de inhoud te kunnen zeggen, maar er zal in elk geval een speciale link naar het onderwijs worden gelegd.’ Want vooral op scholen is men, aldus Albering, veel te weinig doordrongen van de belangrijke plaats die boeken in het onderwijs kunnen vervullen. Hij hoopt op de komende Nederlandse Onderwijs Tentoonstelling, in februari 1999, een eerste opzet van het tijdschrift te kunnen presenteren. Hij vindt het belangrijk steeds nieuwe dingen rond het kinderboek te verzinnen. ‘We moeten niet uit het oog verliezen dat boeken in de eerste plaats leuk zijn. Tegenwoordig weten veel mensen dat niet meer. Volwassenen vinden boeken nog wel belangrijk voor hun kinderen, maar lezen ze zelf vaak niet meer. De volgende stap is dat ze boeken ook niet meer belangrijk vinden. Dat moeten we voorkomen.’ |