Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 12
(1998)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |||||||
[pagina 227]
| |||||||
Zeg voortaan nooit meer ‘te laat’
| |||||||
[pagina 228]
| |||||||
geert slechts als ‘uitgever’. De waarschijnlijkheid van het vertelde wordt hiermee vergroot. Verder zijn vertrouwelijkheid, directheid en stijldiversiteit (als karakteriseringstechniek, elk personage krijgt een eigen geluid) kenmerkend voor het genre. Door het medium brief te gebruiken kan de auteur het handelingsverloop beïnvloeden (hij kan brieven te laat laten aankomen, niet laten versturen of verloren laten raken). In Met mij gaat alles goed zijn al deze vormkenmerken aanwezig. Hieronder wil ik laten zien welke effecten deze vormkeuze heeft. | |||||||
‘Hoe moet ik deze brief beginnen?’: het verhaalMet mij gaat alles goed is opgebouwd uit drie delen, achtendertig brieven, zes telegrammen, vijf faxen, vijf korte berichten, een verslag, een manifest en een overlijdensbericht. Een bundeling van teksten die samen het verhaal vormen van Jonas en zijn stiefbroer Michaël, zijn vader Pierre en zijn stiefmoeder Irina. Het is een ‘vol’ boek want naast de vier genoemde personages spelen ook zusje Anna, vriend Hugo, oom Paul, Jelena, Susan, Marta, John en Amy, dokter Elisabeth Fairbanks, Oma en een achttal Joegoslavische oorlogsvluchtelingen een rol. In het verhaal worden veel namen, plaatsen en gebeurtenissen genoemd, die nauw verbonden zijn met de tijd waarin het verhaal speelt: eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Een tijd waarin de oorlog in Joegoslavië uitbrak en de ziekte aids tot algehele verontrusting leidde. Het hele verhaal speelt tussen 1989 en 1994 en gaat over alles: vriendschap, relaties, aids, oorlog, geld, bureaucratie, geloof, cultuur, problemen en de verwerking daarvan, stiefmoeder/zoon-relatie, echtscheiding, rouwverwerking, volwassenwording. Kortom, over het leven en over de dood.
Het verhaal concentreert zich vooral op de stiefbroers Jonas en Michaël. Na hun middelbare schooltijd zijn ze er allebei op uitgetrokken. Jonas naar Amerika en Michaël naar Italië. Jonas houdt van het leven, hij is jong, gretig, heeft heel veel vrienden en wil alles meemaken en beleven. Daarom gaat hij naar Amerika, want dit jonge, snelle land past bij zijn karakter. Jonas (zoon van Pierre en Marleen, die in 1979 overleed aan kanker) vermaakt zich uitstekend in Amerika. Met behulp van vrienden vindt hij in New York een eigen appartement en | |||||||
[pagina 229]
| |||||||
een baan in een hotel, nadat hij uit Los Angeles is vertrokken. Alles gaat goed tot hij het vermoeden heeft dat hij seropositief is. Een aids-test bevestigt dit vermoeden. Hij is besmet door Susan, een meisje dat hij in Los Angeles heeft leren kennen en dat daarna uit zijn leven verdwenen is. Hij houdt het lange tijd geheim, tot hij het aan Michaël en vriend Hugo durft te vertellen. Voor de rest van de wereld houdt hij het stil. Het is niet eenvoudig voor hem een ‘gewoon’ leven te leiden, vooral niet als de ziekte zich drie jaar later gaat openbaren (hij krijgt last van keelontstekingen en laesies). Hij blijft echter werkzaam in het hotel en hij leert zelfs weer plannen te maken voor de toekomst. In het contact met Pierre en Irina overheerst de ‘met mij gaat alles goed’-toon. Na vier jaar van zwijgen is hij eindelijk zo ver dat hij het Pierre en Irina kan vertellen en de muur van stilte tussen hem en zijn vader langzaam kan afbreken. In een brief aan Hugo schrijft Jonas (09-02-1993)Ga naar voetnoot1: ‘In die ene week heb ik hem beter leren kennen dan in al die jaren daarvoor. En hij mij, denk ik. Nu pas. Zo laat. “Te laat,” liet ik me ontvallen. Driftig sprong hij overeind: “Zeg dat nooit meer!” Toen, zachter, en zonder mij aan te kijken: “Beloof me dat Jonas: zeg voortaan nooit meer “te laat”.”’ Precies een jaar later overlijdt Jonas. Michaël is een stuk evenwichtiger en serieuzer dan Jonas. Met hem heeft Jonas het meest contact en hij fungeert zodoende regelmatig als bemiddelaar tussen Jonas en de ongeruste ouders in Holsbeek.
Michaël is naar Italië gegaan om muziek te studeren en wordt door zijn afkomst geconfronteerd met de oorlog in Joegoslavië. Hij is de zoon van een Kroatische en een Serviër en is in 1982 na de scheiding van zijn ouders met zijn moeder Irina van Joegoslavië naar België verhuisd. Daar leert Irina Pierre, de vader van Jonas, kennen en trouwt met hem. Het is vooral Marta, Michaëls vriendin, die hem bewust maakt van zijn herkomst. Samen met haar probeert hij te helpen waar hij kan. Ook Irina worstelt met de oorlog in haar vaderland en wil iets doen voor de slachtoffers van de oorlog. Met z'n | |||||||
[pagina 230]
| |||||||
allen richten ze een opvangcentrum op waar ze acht oorlogsvluchtelingen onderdak kunnen bieden. Dit centrum biedt ook aan Jonas een veilig onderdak in de laatste maanden van zijn leven. Irina en Pierre kunnen de dood van hun zoon niet goed verwerken. Ervaringen uit het verleden maken het niet eenvoudiger. Pierre, die na het verliezen van zijn eerste vrouw aan kanker, nu ook zijn zoon verliest, trekt zich terug in stilzwijgen. Irina is bang dat ze de muur van stilte en angst nooit meer zal kunnen doorbreken. | |||||||
‘Bedankt voor je brief’: de vormHet verhaal is opgedeeld in drie thematische stukken. In deel 1, ‘Schermutselingen 1989-1990’, ligt het accent op de ontwikkeling van de ziekte bij Jonas en de toename van de spanningen in Oost-Europa. In deel 2, ‘Oorlog 1992-1993’, is zowel de ziekte bij Jonas als de oorlog in Joegoslavië uitgebroken. Deel 3, ‘Bestanden 1993-1994’, gaat over de verwerking van Jonas' dood en de diepgewortelde problemen van Pierre en Irina. Het hele verhaal wordt verteld aan de hand van brieven. Het boek bevat voornamelijk de correspondentie tussen Jonas en Michaël, maar ook de andere personages schrijven en ontvangen brieven van Jonas en Michaël en van elkaar.Ga naar voetnoot2 Het laatste deel bestaat hoofdzakelijk uit de brieven van Irina aan Pierre.
De volgorde van de brieven is chronologisch, maar de inhoud van de brieven is dat vaak niet. In de brieven wordt meestal verslag gedaan van wat er gebeurd is in de afgelopen periode, de periode tussen de brieven in, maar ook over de periode voor de eerste brief (1989). Zo doet Jonas in de brief van 23-09-1992 aan Hugo verslag van de ontmoeting met Susan, het meisje dat hem besmet heeft. Een gebeur- | |||||||
[pagina 231]
| |||||||
tenis die plaatsvond in 1988.Ga naar voetnoot3 De lengte van de brieven is zeer wisselend, van hele lange, waarin alle ervaringen, gevoelens en emoties van de briefschrijver aan bod komen, tot korte. Juist die korte berichten geven vaak een schat aan informatie over de situatie of de reactie van een personage. Zoals de hele korte reactie van Hugo op de lange brief die Jonas hem schrijft (30-04-1990). Jonas vertelt over zijn bezoek aan Italië, waar hij Michaël heeft verteld dat hij ziek is en dat hij zijn as wil laten verstrooien op die mooie plek in de Toscane. Hij schrijft over het bezoek aan zijn ouders in Holsbeek, de relatie met zijn vader en de angst dat zijn ouders iets vermoeden. Aan het eind van de brief verontschuldigt Jonas zich voor zijn geleuter. De reactie van Hugo: Leuven, 5 mei 1990 In de faxen en telegrammen krijgt de lezer vooral zakelijke informatie toegespeeld; hoe laat het vliegtuig aankomt, een bericht van ongerustheid, het bericht dat oma is overleden of dat iemand zoek is. De brieven zijn een stuk persoonlijker van aard. De meest persoonlijke en indringendste brieven zijn die, die nooit verstuurd zijn. In de eerste twee delen schrijft Jonas ΘΘn verslag en drie brieven aan Michaël die hij nooit heeft opgestuurd (zoals aan het eind van de brief vermeld wordt). Uit die stukken blijkt hoe erg Jonas met zijn ziekte en zijn stilzwijgen hierover worstelt. Door deze niet verstuurde brieven weet de lezer meer van Jonas dan zijn eigen stiefbroer, ouders en vrienden | |||||||
[pagina 232]
| |||||||
(21-10-1989): Michaël, liefste broer, zo'n brief [over het bezoek aan dokter Fairbanks voor een aids-test, QvO] heb ik je nog nooit geschreven. Het spijt me vreselijk dat ik je zo'n schok bezorg, maar ik moest het doen, snap je, ik moest het doen. Alleen kan ik met zoiets niet overleven. (...) Jonas maakt Michaël wel deelgenoot van andere gebeurtenissen. In die brieven laat hij weten welke informatie wel en niet doorgegeven mag worden aan de ouders in Holsbeek. Dit noemt Jonas de ‘rode viltstift passages’ (13-09-1989): (Tussen haakjes, en bemerk terloops de rode viltstift: geen woord over deze stommiteit aan Holsbeek. Geen woord, hoor je me!?) Hiermee maakt hij het Michaël niet makkelijk, want Irina informeert regelmatig bij haar zoon hoe het met Jonas gaat, en of Michaël misschien iets van hem heeft gehoord. Michaël fungeert als tussenpersoon. Jonas beseft op den duur goed dat hij Michaël hiermee belast (07-06-1992): Wat moet ik daarmee? | |||||||
‘Er gebeurt zoveel, Jonas’: de spanningDe spanning in het boek wordt goed opgebouwd. Het begin van het verhaal bestaat uit een enthousiaste brief van Jonas aan Michaël. Het is direct duidelijk wat voor soort jongen Jonas is (13-09-1989): Ik weet het: ik ben een slecht mens. Eén brief per maand had ik beloofd. Of een kaartje. Of een telefoontje. En hoe lang is het nu? Vier maanden, minstens. Of is het meer? (...) | |||||||
[pagina 233]
| |||||||
New York! Het zenuwcentrum van de westerse wereld, het kloppende hart van alles wat beweegt en leeft op deze planeet, de stad die nooit slaapt! Het wordt ook duidelijk dat er in die vier maanden heel wat is gebeurd. In die brief van Jonas wordt ook Michaël getypeerd. Jonas schrijft: Je hebt gelijk, liefste broer, wrijf nu maar even je brillenglazen schoon en schud voor de zoveelste keer afkeurend je hoofd. Jij bent tenminste met ernstige dingen bezig, jij gooit je talenten niet te grabbel, jij maakt er wat van (en nu ben ik absoluut niet cynisch, geloof me). (...) Jij weet waar je heen wil. Ik niet. Nog niet. Een mooie oplossing voor het beschrijven van de personages zonder gebruik te maken van vertellerstekst. In de wat geïrriteerde reactie van Michaël op deze brief wordt duidelijk dat hij als doorgeefluik naar Holsbeek fungeert en boos wordt op Jonas omdat hij zo weinig van zich laat horen aan zijn ouders. Ook wordt duidelijk hoe de relatie tussen Jonas en Pierre is: 't Is niet simpel om als zoon op een zinnige manier met je vader om te gaan, (...) maar je kan toch niet eeuwig de koppige ezel uithangen, ook al is je vader net zo'n koppige ezel. De toon is gezet en de lezer heeft, bijna onopvallend, al heel wat achtergrondinformatie over de hoofdpersonen meegekregen. Na deze eerste twee brieven zit je als lezer midden in het verhaal.
Na zes brieven (en 28 pagina's) beschrijft Jonas (21-10-89) gedetailleerd het bezoek aan dokter Fairbanks voor een aids-test en verstuurt deze brief niet. De spanning neemt toe. Twee dagen later schrijft Jonas aan Michaël een brief waarin hij niets zegt over zijn bezoek aan de dokter. Een zogenoemde ‘met mij gaat alles goed-brief’, maar de lezer weet intussen wel beter. Voordat het voor de Iezer bekend wordt wat de uitslag van de test is, komt er eerst nog een geruststellende fax van Michaël aan Irina, die zich zorgen maakt, omdat ze al zolang niets van Jonas heeft gehoord. Acht dagen na de test krijgt Jonas te horen dat hij seropositief is, hij schrijft om zijn gevoelens onder controle te houden. Hij besluit dat hij de schijn moet ophouden, wil hij verder kunnen leven en stuurt de brief dus niet op. Jonas' | |||||||
[pagina 234]
| |||||||
familie weet van niets, de lezer wel. We zijn dan pas op een kwart van de roman. In de driekwart die volgt, blijft de spanning aanwezig door vragen die je je als lezer stelt: hoe zal de omgeving op de ziekte van Jonas reageren, wanneer komen zijn ouders erachter, wat gaat Jonas doen, hoe gaat Michaël om met de oorlog, hoe zal het met Irina en Pierre verlopen? | |||||||
‘Ik had beloofd je eerder te schrijven’: het tijdsverloopIn een echte briefwisseling zijn het de briefschrijvers die het tijdsverloop tussen en de inhoud van de brieven bepalen. In een briefroman is het de auteur die alles regisseert. Hij bepaalt wat, hoe en wanneer iets in een brief beschreven wordt en wie dat schrijft. Hij bepaalt ook hoe snel de andere personages op een brief reageren (of niet) en of een brief al dan niet opgestuurd wordt. Jan Simoen is in Met mij gaat alles goed een goede regisseur. Met het tijdsverloop tussen de verschillende brieven weet hij de spanning goed op te voeren. Van de 54 brieven zijn er 20 die een reactie zijn op een eerder ontvangen brief. De ‘reactietijd’ ligt daarbij ongeveer tussen 1 tot 20 dagen. Jonas schrijft bijvoorbeeld zes dagen nadat Irina hem geschreven heeft over de twijfels over haar stiefmoederschap een berichtje terug om die twijfels weg te nemen. Juist die keren dat een reactie lang uitblijft of helemaal niet komt, neemt de spanning toe. Bijvoorbeeld nadat Jonas heeft gehoord dat hij seropositief is (27-10-1989). Pas op 2 februari 1990, dus drie maanden later, krijgt de buitenwereld weer een teken van leven van Jonas. In de tussentijd ontvangt Jonas acht poststukken, waarin hij herhaaldelijk wordt gevraagd contact op te nemen, langs te komen of iets van zich te laten horen. Voordat Jonas het stilzwijgen doorbreekt, krijgt de lezer het verslag voor ogen dat Jonas op 2 januari 1990 heeft opgesteld en waarin hij goede voornemens en plannen maakt, waaronder een briefje sturen aan Holsbeek. Een maand later ontvangt Holsbeek die ‘met mij gaat alles goed-brief’ over ditjes en datjes, waarin Jonas zich verontschuldigt voor zijn lange stilzwijgen. Dat zijn ouders zich daardoor juist meer zorgen gaan maken, mag duidelijk zijn. Irina schrijft acht dagen later een brief aan Michaël waarin ze haar on-gerustheid laat blijken (10-02-1990): | |||||||
[pagina 235]
| |||||||
We hebben een paar dagen geleden een zeer vreemde brief van hem gekregen. Vreemd, omdat hij zo gewoon was. Probeer het te begrijpen, Michaël: een jaar lang heeft hij ons bijna niets geschreven. En nu, na al die stilte, krijgen we een ‘gewone’ luchtige brief: alles in orde, ik woon nu in New York, ik heb werk en ik kom binnenkort naar Holsbeek. (Heeft hij je dat ook geschreven?) Op dezelfde dag dat Jonas de brief aan zijn ouders heeft gestuurd, stuurt hij Michaël een brief waarin hij een tipje van de sluier oplicht: Niet boos zijn deze keer. Ik weet het, ik ben een vreselijk rotventje dat zomaar iedereen in de steek laat, en ik heb vrijwel geen excuus. Het bezoek van Jonas aan Italië en Holsbeek vindt pas half april plaats. Dan vertelt hij aan Michaël, maar nog niet aan Pierre en Irina, dat hij ziek is. | |||||||
‘Hoe gaat dat een oorlog?’: de oorlogsmetafoorNaast het thema aids speelt de oorlog in Joegoslavië, en de daaraan verwante ontwikkelingen in Oost-Europa, een grote rol. De overeenkomst tussen de slopende ziekte van Jonas en de oorlog wordt geregeld uitgewerkt (27-10-1989): Michaël, | |||||||
[pagina 236]
| |||||||
muniteitssysteem mobiliseert zijn grondtroepen die met groot machtsvertoon in de tegenaanval gaan, met ontplooiing van een uitgebreid arsenaal antistoffen. De schermutselingen in Oost-Europa nemen ook toe (26-09-1989, brief van Michaël aan Jonas waarin een gesprek met Marta, Michaëls vriendin, wordt geciteerd): ‘Kijk,’ zei ze, ‘daar ligt Hongarije. Daar zitten nu tienduizend Oost-Duitsers, gevlucht voor Honnecker en zijn Stalin-communisme. (...) En daar, iets meer naar het oosten ligt Polen, waar Solidarnosc en Walesa nu mee in de regering zitten. In Tsjecho-Slowakije, daar ergens... haar arm verplaatste zich nog wat oostwaarts, ...zal het ook niet lang meer duren. Ze hebben Havel gearresteerd (...) Roemenië is zo droevig. Ceaucescu is zowat een kruising tussen Hitler en Stalin.’ Zoals Jonas moet leren leven met zijn ziekte, zo moet Michaël uitvinden hoe hij met de oorlog in Joegoslavië om moet gaan. Er is echter een groot verschil: Jonas is zelf het slachtoffer van de oorlog in zijn lichaam. Voor Michaël speelt de oorlog elders af, hij heeft er indirect mee te maken, omdat het een oorlog in zijn vaderland betreft, maar hij leeft in een veilige omgeving. Hij heeft vooral moeite met zijn schuldgevoel en probeert daar iets mee te doen. Twee en een half jaar later schrijft Michaël in een brief aan Jonas (06-06-1992): Het is oorlog in mijn land en ik zit hier met mijn klarinet en mijn muziekpapier, nauwelijks tweehonderd kilometer ervandaan. Ik weet niet wat ik moet doen. (...) Geen personen meer, Jonas: enkel nog Kroaten en Serviërs. Een echtpaar is geen echtpaar meer: het is een wankele coalitie, die in Genève over een onderhandelingstafel heen en weer geschoven wordt, en in het veld mekaar de ogen uitkrabt. Maar Michaël met al zijn wijsheid en levenskracht weet op zijn manier om te gaan met de problemen. Hij en Marta helpen zijn ouders met het opvangen van de vluchtelingen en gaan later samen voor UNICEF met kinderen werken in Celje. Iets meer dan een maand na de brief van Michaël aan Jonas schrijft Jonas aan Michaël het volgende (22-07-92): | |||||||
[pagina 237]
| |||||||
Mijn oorlog sluimert niet meer. De schermutselingen zijn voorbij. HIV heeft de totale oorlog verklaard en m'n witte T-cellen vallen als vliegen. De vijanden in de oorlog van Jonas blijken niet te overwinnen. ‘To me, fair friend, you never can be old’
Op 14 februari werd Jonas in stilte gecremeerd. | |||||||
‘De muur is gevallen!’: een tijdsdocumentOpvallend in de brieven van Jonas en Michaël is de grote hoeveelheid feitenmateriaal. Plaatsen, gebeurtenissen, namen van popmusici en kunstenaarsGa naar voetnoot4 en medicijnen tegen aids worden genoemd: Empire State building, Central Park, Settignano in Italië, de val van de Berlijnse muur, het Vance-Owen-plan voor Bosnië-Hercegovina, trabantjes, de vopo's, HIV, AZT, ARD, durex, Keith Haring, Tom Waits, Andy Warhol, Lou Reed, Freddy Mercury, sportweekend, KV Mechelen en ga zo maar door. De historische gebeurtenissen komen in de brieven veelvuldig ter sprake. Michaël legt bijvoorbeeld aan Jonas uit hoe de oorlog in | |||||||
[pagina 238]
| |||||||
Joegoslavië ontstaan is en wie daarbij betrokken zijn geweest. Jonas legt op zijn beurt uit hoe de ziekte aids werkt en wat de verschijnselen zijn. Deze overvloed aan feiten en informatie geven authenticiteit aan het verhaal, maar maken het verhaal er niet eenvoudiger op. Er wordt nogal wat (voor)kennis van de lezer vereist. Ondanks deze overvloed aan gegevens, feiten, emoties, belevenissen, personages, blijft je toch één verhaal heel sterk bij. Het verhaal van een vrolijke losbandige jongen, die zich door zijn ziekte niet knock-out laat slaan, die voor het eerst leert plannen te maken, omdat zijn tijd beperkt is, die zijn geheim moet bewaren omdat hij anders zijn baan en kennissen zal verliezen, maar die gelukkig een paar hele goede vrienden en lieve familie om zich heen heeft. Ondanks al zijn leed, blijft hij vriendelijkheid en warmte uitstralen evenals een groot gevoel voor humor. | |||||||
Tot slotDe keuze van Simoen voor de briefvorm heeft als resultaat dat de personages, met hun persoonlijke verhalen, levensecht lijken. De vorm van de brief is duidelijk herkenbaar: elke brief gaat steevast vergezeld van de gegevens van de geadresseerde en de plaats waar en datum waarop de brief geschreven is en wordt afgesloten met de naam van de afzender. De briefvorm draagt bij aan de authenticiteit van het verhaal en geeft een documentaire-achtige indruk. De stijl van de brieven kent echter weinig onderling verschil. Het karakter van de personages komt daardoor vooral tot uiting in de dingen die ze meemaken en hoe ze zichzelf en elkaar beschrijven en minder in de wijze waarop ze hun belevenissen verwoorden. De herkenning en identificatie met de personages wordt door de directe stijl van de brieven wel vergroot. Vooral in de brieven die Jonas schrijft is dit het geval. Het verhaal en de brieven komen zo realistisch over dat het nauwelijks meer fictie lijkt te zijn. Dit wordt nog eens versterkt door de historische feiten die in het verhaal verwerkt zijn. Als lezer voel je je zo aangesproken, dat het lijkt alsof de brieven aan jou gericht zijn. Je wordt deelgenoot gemaakt van de problemen van Jonas. Hierdoor wordt een aangrijpend verhaal nog indrukwekkender.
Jan Simoen, Met mij gaat alles goed. Amsterdam, Querido, 1997. |
|