aan op mijn eigen ideeën over schrijven en schrijfonderwijs. Dat is het beste uit te leggen door eerst mijn ideeën uiteen te zetten.
Schrijven begint met verwoorden. Dat wat je ziet, dat wat je voelt, wat je ruikt, wat je hoort, hoe geef je daar woorden aan, zodat iemand anders kan weten wat jij ziet, voelt, ruikt, hoort, fantaseert? Als ik je vraag wat ‘rood’ is, kun je me dat dan in taal uitleggen? En hoe je je voelt kun je me dat vertellen?
Al verwoordend kom je in aanraking met de grenzen van de taal, al benoemend merk je dat dat een scheppend proces is. Wie de woorden verandert, verandert (het beeld van) de werkelijkheid. De werkelijkheid is jouw eigen werkelijkheid die je door de juiste woorden te kiezen kunt delen met iemand anders. (Hoe gebrekkig dan ook.)
Schrijven is scheppen in taal en vereist dus een taalbewustzijn. Mensen leren schrijven is dus het taalbewustzijn van mensen ontwikkelen. Van een mythisch bewustzijn, waarin de taal en de werkelijkheid als vanzelfsprekend wordt ervaren, via een naïef bewustzijn waarin de relatie tussen taal en werkelijkheid ontdekt wordt, naar een kritisch bewustzijn, waarin het onderscheid tussen taal en werkelijkheid ingezet kán worden. Deze indeling, gebaseerd op ideeën van Paulo Freire (Pedagogie van de onderdrukten, 1972), werkt uiteindelijk toe naar een politiek bewustzijn, waarin het spel van de taal en de werkelijkheid weloverwogen gebruikt wordt om de ontvanger de boodschap te doen geloven. De handelingen die bij de naïeve, kritische en politieke fase horen en die voor mij het uitgangspunt van mijn schrijflessen vormen, noem ik achtereenvolgens verwoorden, verzinnen en verhalen vertellen.
Van dit soort ideeën vind ik weinig terug in Rhett Foley of in Het gereedschap. Schrijfdocent Carson komt eigenlijk niet veel verder dan dat ‘schrijven tot veel gevarieerde dingen kan dienen’. Claire Hülsenbeck stelt het schrijven in dienst van het lezen. Of preciezer gezegd: creatief schrijfonderwijs in dienst van literatuuronderwijs.
Deze koppeling tussen lezen en schrijven (en schrijven en lezen) is een zinnige. Geen tekst staat op zichzelf. Het aan den lijve ondervinden van de problemen die je tegenkomt tijdens het schrijven maakt dat je anders (beter) gaat lezen. En omgekeerd kan ik door boeken die ik lees ineens heel erg zin krijgen om te schrijven of in één keer weten hoe het niet moet.
Toch gebeurt er iets raars als je leeslessen aan schrijflessen koppelt. Het is net of de lesgedeeltes een eigen leven gaan leiden en de lees-