| |
| |
| |
Een odyssee door De Witte Boot en De reizen van de slimme man van Imme Dros
Kitty van Sitteren
Odysseus dolend op zijn vlot over de zee is in de literatuur het beeld bij uitstek voor de overgang tussen verschillende levensfasen. Omdat een odyssee ook de moeilijke weg van een kind naar volwassenheid kan symboliseren, is het niet verwonderlijk dat dit motief bij herhaling voorkomt in jeugdliteratuur. Het werk van Imme Dros is daar een voorbeeld van. Zo beschrijft de jeugdroman De reizen van de slimme man, in 1989 verschenen, de innerlijke queeste en rijping van de hoofdpersoon in nauw contact met het oorspronkelijke verhaal van Homerus. Eerder al schreef Imme Dros initiatieromans, waarvan vooral De Witte Boot uit 1985 inhoudelijke verwantschap vertoont met De reizen van de slimme man. De in De Witte Boot beschreven odyssee bevat slechts één expliciete verwijzing naar het grote epos van Homerus en is verder geënt op die andere rijke bron van onze westerse cultuur, de bijbel. Toch is deze rite de passage niet geweven op het uittochtverhaal van het boek Exodus, het geijkte bijbelse sjabloon om een volwassenwordingsproces te verbeelden. De Witte Boot en De reizen van de slimme man zitten vol intertekstuele verwijzingen. Het is de moeite waard na te gaan op welke manier beide boeken het odyssee-motief uitwerken.
| |
De Witte Boot
Oubliëttes. Het klinkt naar gebak. Wafels, maar het zijn vergeetkuilen. Gaten in de muren van kathedralen waar ketters levend en wel ingesmeten werden. Men noemt het vergeetkuilen, maar het is echt gebeurd, niemand kan het uitwissen.
Ook Jim, de hoofdpersoon in De Witte Boot, heeft zo'n vergeetkuil. Het is zijn vergeten geheime bergplaats met oud speelgoed en een doos vol foto's van hemzelf, zijn geadopteerde zusje Jenni en zijn neef Rens. Als hij na jaren bij toeval op deze spullen stuit, opent de geur zijn herinnering als een doos van Pandora: zonder dat hij het wil, nemen
| |
| |
herinneringen het gezag over en niets kan het proces van de herinnering meer stopzetten. Bij de lezers roept dit onwillekeurig een reminiscentie op aan Prousts A la recherche du temps perdu.
De foto's herinneren Jim aan zijn geadopteerde zusje Jenni, die hem adoreert. Maar hij haat haar en duwt haar telkens van zich af: Jenni is mijn zusje niet. Ook moet Jim door de foto's weer denken aan zijn neef Rens die omkwam bij een ongeluk op de witte boot, waarbij hijzelf ernstig gewond raakte aan zijn rug.
In eerste instantie wil Jim niets weten van het feit dat hij gehandicapt is. Hij perfectioneert zijn bewegingen om zo gewoon mogelijk te kunnen doen, zodat niemand iets aan hem ziet. Meestal kon hij de schijn ophouden, tenslotte leefde hij daarvoor. Hij droeg zijn laatdunkende gezicht door de school en niemand zag aan hem dat hij pijn had. Maar het succes van zijn dagelijks voorstellingen maakte hem niet gelukkiger. Hij haatte zijn publiek, zij waren de schuld van zijn pijn. Zijn haat groeit en woekert in hem voort. Vooral tegen Jenni die hij altijd al haatte. Als ze hem op een keer wil tegenhouden wanneer hij wil proberen te fietsen, duwt hij haar zoals altijd hard van zich af. Jenni verliest haar evenwicht en komt op de openbare weg terecht waar een autobus in volle vaart nadert. Net op tijd wordt ze gered door een voorbijganger, die daarna op Jim begint te foeteren omdat deze niets deed om haar te redden. Op dat moment moet hij wel toegeven dat hij gehandicapt is. Voor het eerst ook noemt hij Jenni mijn zusje. Na het ongeluk verandert er veel: Jim doet geen moeite meer om de schijn op te houden en zijn haat is weg, maar Jenni en hij mijden elkaar sindsdien zoveel mogelijk.
| |
Verborgen herinnering
Het is net of de foto's en het ongeluk op de witte boot een antwoord moeten geven op de vraag naar de haat-liefde relatie, die Jim al met Jenni heeft vanaf de allereerste keer dat hij haar zag. Zij wordt hem gepresenteerd als speelkameraadje, maar hij is niet blij. Jim weet nog wel hoe ze bij die eerste ontmoeting naar hem toekroop, maar de rest van de herinnering is hij kwijt. Wat was het dat Jenni toen deed en dat zijn haat zou kunnen verklaren?
Jim heeft het gevoel dat er een verband is tussen zijn eerste herinnering aan Jenni en de laatste herinnering aan Rens. Rens en Jenni. Ze
| |
| |
zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, zonder de één kan hij de ander niet terugvinden. En dat blijkt het geval te zijn. Vlak voordat Rens stierf zong hij een liedje, het bekende kinderliedje Alles in de wind, daar liep een schipperskind met daarin de regel je bent mijn zusje. Jim noemt het een ellendeliedje, het herinnert hem teveel aan zijn vaak herhaalde uitroep Jenni is mijn zusje niet. Nee Jenni niet, want Jenni was niet klein en wit. ‘Het zusje is dood, je zusje is dood, je kleine zusje is dood’. Jenni is niet dood, Jenni is geen zusje. Rens is dood. Uit deze kluwen van associaties en herinneringen blijkt dat Jim ooit een echt zusje heeft gehad dat gestorven is, en omdat hij pas twee jaar oud was toen het gebeurde, hebben zijn ouders het altijd voor hem verzwegen, maar nu blijkt dat hij het zich toch herinnert. Als hij het zijn moeder voorlegt, bekent ze en huilt: Ik wilde zo graag een meisje... Als peuter heeft hij dat waarschijnlijk haarfijn aangevoeld en zichzelf afgewezen gevoeld. Een meisje. Geen zusje voor Jim. Een dochter. Geen zoon. Daarom heeft hij het nieuwe geadopteerde meisje gehaat.
| |
De reizen van de slimme man
Vier jaar later verschijnt van Imme Dros het boek De reizen van de slimme man (1989), waarin opnieuw de volwassenwording van een jongen centraal staat. Ook hierin kijkt een adolescent terug op zijn jeugd en ook dit maal komt de katharsis door een ongeluk tot stand.
Waar Jim moeite had om het verleden onder ogen te zien, leeft Niels, de hoofdpersoon uit De reizen van de slimme man, juist dagelijks met het verleden. Hij verlangt terug naar de geborgenheid van vroeger, naar de tijd dat meneer Frank, de oude buurman, op hem paste en verhalen vertelde. Maar wat veiligheid zou moeten bieden, brengt Niels enkel verwarring, want de verhalen van meneer Frank zijn in z'n geheugen door elkaar gaan lopen. In zijn ledikantje hoorde hij over het leven van meneer Frank voor de oorlog, toen deze verliefd was op Saartje Diamant die drie huizen verderop woonde en vioolles had in de Staalstraat. En over diens leven tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen meneer Frank ondergedoken zat in een donkere kelder, waar hij hele passages Homerus in het grieks uit zijn hoofd leerde om in het donker iets te doen te hebben. Vanaf mijn eerste week had ik verhalen gehoord, onbegrijpelijke verhalen want ik kende geen woorden, maar ik had oren. Ik hoorde alles. Ik kende het woord Odysseus voordat ik wist dat het een naam was, ik kende het woord Staalstraat
| |
| |
| |
| |
voordat ik op een kaart van Amsterdam had gezien dat die straat echt bestond. In mijn geheugen lagen klanken vast die iets betekenden en heel langzaam woord voor woord leerde ik de samenhang begrijpen. Maar vaak heeft Niels zijn eigen verbanden gelegd tussen de verschillende verhalen en er als kind waarschijnlijk ook van alles bij verzonnen doordat hij het zich in zijn fantasie zo levendig kon voorstellen.
De verhaalelementen zijn in het geheugen van Niels zo verankerd dat iedere associatie ze op kan roepen. Vooral wanneer iemand vertelt over de verhalen van Odysseus, zoals een latere buurman doet die gymnasium heeft gedaan. Maar als deze meneer Spruit begint te vertellen, dwalen de gedachten van Niels af: over of achter de stem van meneer Spruit hoorde ik een andere stem. Meestal schrikt Niels weer wakker wanneer het verhaal uit is, maar uit de vragen die hij dan over het verhaal stelt, blijkt dat hij alles door elkaar gooit en de verteller reageert vaak met: Het staat er heel anders, jouw verhaal is niet het echte verhaal. Niels gaat aan zichzelf twijfelen: Had ik soms door de gewoonte van meneer Frank om in een onbegrijpelijke taal voor te lezen geleerd om niet te luisteren zodat ik voor mezelf een verhaal kon verzinnen dat me beviel? Of had hij het gewoon gedroomd? Wanneer praatte hij over vioolles in de Staalstraat? Als ik bij hem op het balkon zat, als hij dacht dat ik sliep? Of had ik het zelf bedacht? Bestond de Staalstraat niet eens en moest ik echt mijn hoofd na laten kijken?
Toch wil Niels geen vertaling lezen om zijn verwarring op te lossen. De gedrukte tekst zag er zo absoluut uit. Er stond wat er stond, dacht ik en niets anders. Hij is bang zijn eigen fantasie kwijt te raken, want alles wordt mooier in dromen. En Niels droomt juist zo fijn dat hij Odysseus is, al dobberend op zijn surfplank. Hij probeert zich de golf voor te stellen die bovenop Odysseus valt en hem met vlot en al bedelft, zodat Odysseus bijna stikt. Dat gevoel van bijna stikken herkende ik. Hij probeert zich in te leven en zich voor te stellen hoe iemand eruitziet die lang in zeewater drijft. Ik had wel eens dooie vingers gehad na het zwemmen en hij vraagt zich af: blijft alles zwart als je bewusteloos bent of droom je dan? Het antwoord op deze vraag zal Niels krijgen als hij in een vergelijkbare situatie als zijn held van zijn surfplank valt over een aanrollende golf en in staat van bewusteloosheid alle verhalen door elkaar droomt: hij ontmoet de inmiddels overleden meneer Frank en bevindt zich middenin de strijd om Troje.
| |
| |
| |
| |
Dit is het ongeluk dat Niels doet besluiten de waarheid van de verhalen te achterhalen. Hij gaat op zoek in de vertalingen, maar weet zelf niet naar wat. Daarom gaat hij naar Amsterdam om meer te weten te komen over mijzelf en meneer Frank. Ik moest weten of ik het verzonnen had of niet. Ik moest weten of hij het had verteld. Want: Het kon toch niet zo zijn dat ik opeens achter de roeiers zocht naar de ingang van een kelder, of dat ik het verhaal van de reus met het ene oog alleen maar las omdat het me sterk deed denken aan vioolles in de Staalstraat. De straten in de wijk waar meneer Frank woonde en waar Niels nooit eerder geweest is, roepen de herinneringen van meneer Frank boven alsof Niels ze zelf beleefd heeft. Als hij terugkeert naar huis die avond citeert hij Homerus voor het eerst correct volgens de tekst en roept uit: Ja (...) zo was het, ik weet het weer. Door de beelden in zijn geheugen te verifiëren aan de realiteit, leert Niels feit en fictie scheiden.
| |
Intertekstualiteit
Als een beduimeld boek met kapotte kaft vol dansende Griekse letters figureert de Odyssee in De reizen van de slimme man. Het is de tekst die Niels te lijf gaat op het gymnasium. Deze school is voor hem te hoog gegrepen, maar Niels toont zich in zijn strijd net zo manmoedig als de held Odysseus, waarmee hij zich zo vaak identificeert. Meerdere malen mijmert hij: Ik was Odysseus.
Op allerlei manieren verwijst Imme Dros in de romantekst naar het verhaal van Homerus. Niet alleen door een eenmalig letterlijk citaat, maar ook door zinnen als een schip met een blauwe boeg en beelden als vroeggeboren dageraad met haar vingers als rozen. Het door haar zelfverzonnen lied van de roeiers lijkt rechtstreeks te stammen uit het heldenepos.
Over het algemeen zijn de allusies naar de betreffende verhaalelementen uit de Odyssee expliciet. Als Niels zijn buurmeisje wiskundesommen ziet maken, vindt hij dat even nutteloos als het werk van Odysseus' vrouw, die de overdag geborduurde mantel 's nachts weer uithaalt. Maar, zo bedenkt Niels zich, Penelope hield daarmee tenminste de vrijers op afstand, terwijl zijn vriendinnetje ze binnenhaalt.
Toch zijn deze duidelijke verwijzingen nooit storend of schoolmeesterachtig. Ook niet wanneer ze door een schoolmeester gemaakt worden, bijvoorbeeld de keer dat Niels leergierig de rector uitvraagt over de vooruitwijzende passage van de hoge golf die het vlot van
| |
| |
Odysseus doet omslaan en die een paar hoofdstukken later Niels zelf kopje onder doet gaan. De verwijzingen zijn daarvoor te subtiel en zorgvuldig geplaatst. Ook bij duidelijke indicatoren, zoals de naam Argos, wordt de connectie tussen de naam van het konijn van de buren en de naam Odysseus' trouwe viervoeter heel voorzichtig gelegd. Dat is toch een hondennaam? Ik aarzelde, ik wist het niet zeker.
Zelfs verwijzingen naar andere literaire werken, zoals van Charles Dickens, alluderen op passages uit het epos van Homerus. Zo zijn Niels en Odysseus op hun lange zwerftocht even alleen op de wereld als David Copperfield. Daarnaast doet een twintig jaar wachtende bruid uit een verhaal van Dickens denken aan Penelope.
Op allerlei manieren blijkt het leven van Niels in De reizen van de slimme man direct geënt op de Odyssee van Homerus. Niels raakt gefascineerd, omdat hij in de levensverhalen van meneer Frank en Odysseus over oorlog, lijfsbehoud en thuiskomst zijn eigen strijd om het bestaan herkent, en omdat hij zijn gevoelens voor de mooie actrice (en buurvrouw) Stella Star kan spiegelen aan het verlangen naar geliefden in de beide levensverhalen. Zo werd de reis van Odysseus van zijn eiland terug naar zijn eiland en de reis van meneer Frank van Amsterdam terug naar Amsterdam, daarmee ook de odyssee van Niels van Amsterdam naar Amsterdam.
Ook in De Witte Boot ontbreekt een kleine knipoog naar Homerus niet, wanneer Jim met een dronken kop tussen een tafel en een bank moet doorlaveren als tussen Scylla en Charibdis. Maar voor de odyssee van Jim in De Witte Boot is de bijbel de voornaamste literaire bron geweest voor intertekstuele verwijzingen.
Als er bijvoorbeeld staat dat Jenni uit Libanon komt, denkt Rens dat ze een prinses is, een prinsendochter, want dat staat in de bijbel. Wanneer we het dikke boek hierop naslaan, blijkt dat in het Hooglied sprake is van een prinsendochter (7:1). Aan Jenni wordt met haar zwarte haren en gouden gezichtje eenzelfde uiterlijk toegedicht als de mannelijke hoofdpersoon in het lied: Zijn hoofd is van het fijnste goud, van het dichtste goud; Zijne haarlokken zijn gekruld, zwart als eene raaf (5:11). Als Jim zijn zusje aan haar bureau ziet schrijven, wellen er spontaan twee regels uit dit prachtige gedicht in hem naar boven: O fontein der hoven, put der levende wateren die uit de Libanon vloeien (4:15), uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn als vijvers... (7:4). Het is niet toevallig dat van alle lichaamsdelen die in het liefdeslied ge- | |
| |
roemd worden, hij juist aan de ogen en de hals refereert. De betekenis van deze verwijzing blijkt wellicht het best uit Hooglied 4 vers 9: Gij hebt Mij het hart genomen, Mijne zuster, o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uwe oogen, met eene keten van uwen hals. Hieruit spreekt de liefde die Jim voelt voor het zusje dat hij altijd heeft afgewezen.
Er is nog een verwijzing naar het Hooglied, maar nu met betrekking tot Jims handicap. Als Nina, zijn vriendinnetje, een roos plukt, staat er in de tekst Roos van Saron, wat een verwijzing is naar Hooglied 2:1: Ik ben eene Roos van Saron, eene Lelie der dalen (een bloem onder de doornen). Nina trekt de blaadjes van de roos. Jim pakt hem van haar af. Die roos is nog goed. (...) Dingen hebben het recht te zijn zoals ze zijn. Hij zal ze beschermen. (...) De half leeggeplukte roos brandt in zijn ogen. Niet mooi. Ze heeft hem lelijk gemaakt. Iets dat bedorven is, wordt niet meer mooi. Het ongeluk heeft Jims rug voor altijd verminkt, maar uiteindelijk zal Jim, in tegenstelling tot zijn ouders, zijn handicap accepteren. Hij heeft de les van Haman geleerd dat haat zich tegen jezelf keert en je uiteindelijk ophangt aan je eigen galg. Zoals hij ook in het verhaal van Esther leest dat niets uit het boek der gedachtenissen zal worden vergeten.
Niet alleen klassieke werken zijn een bron waar Imme Dros zich aan laaft, ook oude kinderliedjes inspireren haar. In De Witte Boot speelt zoals we zagen het bekende kinderliedje Alles in de wind een sleutelrol, omdat het bij de hoofdpersoon de cruciale herinnering aan de dood van zijn echte zusje wakker roept. Ook in De reizen van de slimme man komen intertekstuele verwijzingen naar kinderliedjes voor. Als Niels op school een jaar blijft zitten, komen er twee associaties aan bekende rijmpjes in hem op: blijven zitten, zitten waar je zit en verroer je niet, want de wachter staat op wacht en je ziet hem niet. En hij ziet jou niet als je blijft zitten en Zitten blijven, gevangen tussen twee ijzeren tangen tussen zon en maan, één trap onder de grond, twee trappen boven de grond, blijf zitten waar je zit.... Weggekropen in zijn tuinhuis, met de deur op slot en de luiken dicht voelt Niels zich meer dan ooit verbonden met meneer Frank, die in een kelder één trap onder de grond ondergedoken had gezeten, maar ook na de oorlog nooit meer zijn huis twee trappen boven de grond heeft verlaten. Niels voelt zich net zo gevangen en opgesloten, en evenals meneer Frank vindt hij troost in het boek van Homerus waar ze beiden moeiteloos hun plaats
| |
| |
aan de riemen op het schip met de blauwe boeg innemen. Ze willen allebei weg zomaar een kant op, altijd verder en nergens heen...
| |
Metafictie
In beide romans spelen herinneringen een belangrijke rol. De hoofdpersonages uit De Witte Boot en De reizen van de slimme man worstelen met de vraag welke dingen ze zich nog herinneren en hoe betrouwbaar het geheugen is. Ze moeten ieder op hun eigen manier orde scheppen in hun verwarde of verborgen herinneringen. Jim ontkende zijn pijnlijke verleden en maakte het zichzelf daarmee haast onmogelijk om in het heden te leven. Niels hield liever vast aan het veilige verleden om aan de pijnlijke realiteit te ontkomen. Ze zien allebei soms geen andere uitweg dan zich in het donker terug te trekken, maar dat helpt ze niets. Beide boeken doen een beroep op de personages om de werkelijkheid onder ogen te zien, vanuit de gedachte dat alleen de waarheid een mens vrij maakt. Alleen door de realiteit onder ogen zien kunnen Niels en Jim leren omgaan met hun problemen en groeien naar volwassenheid. In beide gevallen ligt een ongeluk ten grondslag aan de ommekeer.
Ondanks deze inhoudelijke verwantschap heeft de rite de passage in beide boeken een andere vorm gekregen. De reizen van de slimme man beschrijft de reis onder expliciete verwijzingen naar de oertekst. De Witte Boot telt slechts één tussen neus en lippen door geplaatste allussie op de odyssee, en verwijst verder naar de bijbel.
Hoewel beide odyssees volbracht zijn en de ene hoofdpersoon niet gelukkiger of cynischer in het leven staat dan de ander, lijkt het er toch op dat een directe betrokkenheid op de oertekst de auteur meer ruimte laat tot metafictionele/tekstuele bespiegelingen. De vorm waarvoor Imme Dros in De reizen van de slimme man heeft gekozen, biedt haar de gelegenheid op directe wijze commentaar te leveren op de oorspronkelijke Griekse tekst en vooral over de manier waarop daarmee in haar ogen moet worden omgegaan. Zo vindt zij bijvoorbeeld dat men de tekst niet te vrij moet vertalen: woorden betekenen nu eenmaal iets. (...) Of je ze nu leest in 1000 voor Christus of nu. Het betekent niet helemaal hetzelfde, dat kan best, maar de Grote Beer is de Grote Beer.
| |
| |
Daarnaast stelt de gekozen vorm de auteur in staat poëticale uitspraken te doen over de verhouding tussen romans, werkelijkheid en verbeelding. Ik geloof dat de werkelijkheid trouwens nooit helemaal zonder verzinsels kan, zoals een verhaal niet helemaal zonder iets van de werkelijkheid kan.
Het lijkt misschien curieus dat een schrijfster (die leeft bij de gratie van romans) de hoofdpersonen aanraadt om de werkelijkheid onder ogen te zien. Maar dat is het niet. De werkelijkheid onder ogen zien betekent hier veeleer ‘de waarheid achterhalen’. Een verhaal hoeft naar haar mening de werkelijkheid niet getrouw na te vertellen. Zo was niet Helena de inzet van de Trojaanse oorlog, er waren handelsbelangen in het geding. Een verhaal hoeft niet waar te zijn, als het maar mooi is, daar gaat het om. En een tekst die de lezer veel ruimte laat er zelf van alles bij te verzinnen wint aan kracht, want in je dromen wordt het pas echt mooi, onbeschrijflijk mooi.
Tot slot blijkt De reizen van de slimme man indirect een parabel over schrijven. Waar Jim kiest voor fotografie als middel om zijn gedachten te structureren en zijn geschiedenis te bewaren, wordt Niels ten tonele gevoerd als een jongen die schrijver wil worden. Hij gaat op zoek naar de eerste zin voor zijn biografie en met die zin eindigt het boek niet alleen, het is er ook mee begonnen. Daarmee is de tekst zelf-refererend geworden.
De vele bezielende verwijzingen naar de Odyssee in De reizen van de slimme man hebben tot effect dat de oude tekst gaat leven voor de lezer. Via de liefde die Niels en meneer Frank voelen voor het onleesbare verhaal en de troost die ze erin vinden, wekt Imme Dros interesse en betrokkenheid. Zo wordt de lezer uitgenodigd terug te keren naar de oerbron en de oorspronkelijke tekst van Homerus te gaan lezen, bijvoorbeeld in de prachtige vertaling van Imme Dros zelf uit 1991: Odysseia: de reizen van Odysseus. |
|