| |
| |
| |
Jeugdliteraire kritiek (incl. jurering)
|
Bekkering, Harry |
164. |
De criticus als opportunist. |
|
1994 (30) 5-17 |
|
|
Bekkering pleit voor het bespreken van jeugdliteraire werken in relatie tot en in samenhang met de literaire teksten voor volwassenen, omdat zij vaak voldoen aan de literair-kritische norm of literatuuropvattingen van nu. |
|
|
Bekkering, Harry & Helma van Lierop |
165. |
Hoe literair oordeelt de griffeljury? |
|
1997 (43) 461-477 |
|
|
Analyse van een aantal griffeljuryrapporten om te onderzoeken of de kritiek van onder meer Anne de Vries dat er griffels worden uitgereikt aan boeken met een complexe stijl en structuur die door kinderen niet worden begrepen terecht is. De Vries vindt dat de werkelijke lezers van kinderboeken over het hoofd worden gezien. Hij is er niet op tegen dat literaire criteria worden toegepast. Bekkering en Van Lierop concluderen dat een jury noch bij literatuur voor volwassenen noch bij jeugdliteratuur angst moet hebben om literaire argumenten te hanteren. Bovendien moet bij jeugdliteratuur niet alleen de herkenbaarheid centraal staan. Opgenomen bij het artikel is een overzicht van jurysamenstellingen en Gouden Griffels 1986-1996. |
|
|
Boonstra, Bregje |
166. |
‘A good review is no more nor less than an honest, personal reaction to a book.’ |
|
1992 (23) 39-47 |
|
|
De titel van het artikel is het credo van Boonstra ontleend aan een anonieme Engelse collega. Ze ‘doet maar wat’ en omschrijft het recenseren als: ‘het voortdurend bezig zijn met het wijzigen van de hiërar- |
| |
| |
|
chie in het corpus van de jeugdliteratuur. Je vergelijkt en je stelt vast of het ene boek beter is of slechter. Haar belangrijkste “werkkapitaal” is datgene wat ze gelezen heeft.’ |
|
167. |
In de jeugdliteraire wereld zijn ze erg voorzichtig met elkaar. Bregje Boonstra in gesprek met Cornald Maas. |
|
1996 (37) 23-30 |
|
|
Bregje Boonstra in gesprek met Cornald Maas, naar aanleiding van zijn vertrek als jeugboekenrecensent van De Volkskrant, alwaar hij tevergeefs geprobeerd heeft de jeugdboekenkritiek geïntegreerd te krijgen in de literatuurkritiek. ‘Er mag van mij nog heel wat kritischer met het kinderboek worden opgesprongen. Het kan heus wel tegen een stootje.’ |
|
168. |
Klankbord of doorgeefluik? ‘De grootste handicap van een kinderboekenrecensent is dat hij of zij geen kind meer is.’ |
|
1993 (25) 61-71 |
|
|
Bregje Boonstra gaat in op de vraag hoe ze komt tot een oordeel over een boek en vraagt zich af waarom kinderboekenrecensenten dit toch altijd uit moeten leggen en ‘volwassenenrecensenten’ niet! Zij beoordeelt een volwassen prestatie die tot stand gekomen is met volwassen middelen. Het enige houvast is haar eigen gevoel en inzichten en haar werk is een voortdurend wijzigen van de hiërarchie in het corpus van de jeugdliteratuur. |
|
169. |
Tien jaar Woutertje Pieterse Prijs. |
|
1997 (41) 31-38 |
|
|
Toespraak uitgesproken bij de uitreiking van de tiende Woutertje Pieterse Prijs. Omdat de sponsor is afgehaakt dreigt het de laatste prijsuitreiking te worden. Boonstra gaat in op de gang van zaken in de afgelopen tien jaar. ‘Met het uitreiken van de Woutertje Pieterseprijs is tien jaar lang de discussie over de literaire kwaliteit van het kinderboek niet te ontlopen geweest en het effect op andere bekroningen is onmiskenbaar.’ |
| |
| |
|
Chambers, Nancy |
170. |
Views on reviews: a patchwork. |
|
1993 (27) 3-12 |
|
|
Toespraak van de Engelse uitgeefster op een conferentie over de beoordeling van kinderliteratuur in het voorjaar van 1993, waarin zij ondermeer ingaat op de vraag hoe de literaire competentie van kinderen kan worden bevorderd. |
|
|
Hoven, Peter van den |
171. |
Over jeugdliteratuurkritiek. Enkele globale ontwikkelingen en een standpuntbepaling. |
|
1990 (14) 71-81 |
|
|
Van den Hoven blikt terug op vijftien jaar jeugdliteratuurkritiek. Hij vraagt zich af of er een relatie bestaat tussen de ontwikkeling van de jeugdliteratuur en die van de jeugdliteraire kritiek. Hij pleit voor een boekgerichte aanpak, waarbij het boek in eerste instantie beschouwd wordt als een literair produkt. |
|
172. |
Ruis en valse lucht. Antwoord aan Ruud Kraaijeveld. |
|
1996 (39) 389-393 |
|
|
Peter van den Hoven reageert op een ‘aanval’ van Ruud Kraaijeveld (1996, 39, 385ev) die hem verwijt boeken alleen literair kritisch te benaderen en niet vanuit een leesbevorderingsoptiek. Van den Hoven neemt het Kraaijeveld kwalijk dat hij van de verhouding tussen de standpunten - de leesbevorderende kant en de literaire benaderingswijze van jeugdboeken - een concurrentieslag maakt, die niet nodig is. |
|
173. |
Tegen het misverstand. Over jeugdliteratuur en leesbevordering. |
|
1996 (38) 210-222 |
|
|
Betoog over de logica en aanvaardbaarheid van de verschillende beoordeling van jeugdboeken door volwassenen en kinderen. Misverstanden ontstaan als de context - de verschillen in doelen en belangen - onduidelijk blijft en de verschillen tussen kind en volwassene onvoldoende afgebakend en gedefinieerd zijn. |
| |
| |
174. |
Veertig jaar in hink-stap-sprong. Ontwikkelingen in de benadering van het jeugdliteraire werk. |
|
1993 (25) 53-60 |
|
|
Aan de hand van opvallende markeringspunten schetst de auteur de naoorlogse ontwikkelingen in de benadering van het jeugdliteraire werk. De emancipatie van de jeugdliteratuur wordt enerzijds beschreven uitgaande van de wetenschappelijke aandacht voor het jeugdboek, en anderzijds door een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de jeugdliteraire kritiek. |
|
|
Kraaijeveld, Ruud |
175. |
Tegen de dictatuur. Over de jeugdliteraire kritiek en leesbevordering. |
|
1996 (39) 385-388 |
|
|
Reactie op het artikel van Peter van den Hoven (1996, 38, 210 ev) waarin die betoogt dat literaire critici van jeugdboeken andere belangen en doelen hebben dan leesbevorderaars. Volgens Kraaijeveld zijn er wel degelijk meer vormen van jeugdboekbeoordeling mogelijk dan alleen de strikt literaire. Van den Hoven wordt verweten dat hij mensen met een andere aanpak geen ruimte gunt. ‘Ondanks de grote trom die Van den Hoven roert, blijven er gelukkig genoeg mensen die het volledig met hem oneens zijn en voor andere benaderingswijzen kiezen.’ |
|
|
Linders, Joke |
176. |
De plaats van de jeugdliteratuur in de literatuur. |
|
1993 (25) 72-78 |
|
|
Aan de hand van onder meer een analyse van Denise de Boe van de eerste drie maanden van Vrij Nederland, De Volkskrant en Primeur maakt Linders duidelijk dat de aandacht voor jeugdliteratuur in media en wetenschappelijk onderzoek ver achterblijft bij die voor literatuur voor volwassenen. |
|
177. |
Het ene verhaal is het andere niet. |
|
1996 (39) 362-368 |
|
|
Linders gaat na hoe haar oordeel over het boek De vogelman van Cyrille Offermans tot stand kwam. Ze motiveert haar artikel als |
| |
| |
|
volgt: ‘Niet alleen gebeurtenissen of avonturen leveren een verhaal op, ook de totstandkoming van een literair werk of de meningsvorming daarover kan verhalenswaardig zijn’. |
|
178. |
Hoe komt een oordeel tot stand? Een proeve van reflectie. |
|
1994 (30) 19-27 |
|
|
Aan de hand van twee jeugdliteraire werken van de Italiaanse schrijver Roberto Piumini (Matthijs en z'n opa en Motu-Iti, het meeuweneiland) beschrijft Joke Linders hoe haar oordeel over beide boeken - op grond van verschillende elementen, door wat zij eerder aan teksten tot zich nam tot stand kwam. |
|
179. |
Margery Fisher to Joke Linders. |
|
1992 (22) 13-18 |
|
|
Schriftelijk interview met een van ‘the grand old ladies of English children's literature’, critic, reviewer, teacher. Ze vertelt hoe ze er toe kwam een tijdschrift met uitsluitend recensies te beginnen. |
|
|
Linders, Joke & Toin Duijx |
180. |
Verslag van de forumdiscussie over de plaats van de jeugdliteratuur in de media. |
|
1993 (25) 79-92 |
|
|
Forumdiscussie onder leiding van de auteur Willem van Toorn over de aandacht voor kinder- en jeugdliteratuur bij de diverse media. De discussie werd gevoerd door Bregje Boonstra, Marja Käss (radio), Daniëlle Lunenborg (VPRO-jeugdtelevisie) en Michael Zeeman (De Volkskrant). |
|
|
Mertens, Anthony |
181. |
De literatuurbeschouwing verandert net als de literatuur steeds van vorm. |
|
1993 (25) 42-52 |
|
|
Mertens geeft aan de hand van diverse voorbeelden aan dat in de loop der tijd steeds veranderende literatuurbeschouwingen gehanteerd zijn. Hij gaat onder meer in op het onderscheid tussen het werk van de hermeneutici en het werk van de beoefenaren van de empirische literatuurwetenschap. ‘Het zijn telkens de schrijvers die |
| |
| |
|
lezers op andere gedachten brengen. Het zijn de schrijvers die de lezers ertoe uitdagen deze andere gedachten onder woorden te brengen. De literatuurbeschouwing is dan ook niet dood, ze verandert net als de literatuur steeds van vorm.’ |
|
|
Niewold, Selma |
182. |
Waar is het bekroonde boek? Zes juryrapporten van de LIBRIS Woutertje Pieterse Prijs nader bekeken. |
|
1993 (26) 34-41 |
|
|
De narrige toon die spreekt uit het juryrapport van de Libris Woutertje Pieterse Prijs was voor Selma Niewold aanleiding om de zes juryrapporten van de prijs eens nader te bekijken en te vergelijken. Zij concludeert dat in alle juryrapporten de aandacht voor de bekroonde boeken minimaal is. ‘De juryrapporten lijken met hun algemene beschouwingen meer bedoeld om de kennis van de voorzitters uit te dragen.’ |
|
|
Postma, Lidia |
183. |
Wat is de Biënnale? |
|
1990 (14) 16-20 |
|
|
Persoonlijk verslag over de praktijk van het jureren tijdens de Biënnale voor Illustraties in Bratislava in 1989. Willemien Min kreeg een gouden plaquette. |
|
|