| |
| |
| |
Geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur
|
Bekkering, Harry |
135. |
Jeugdliteratuur in historisch perspectief. Maar welk? |
|
1993 (25) 8-19 |
|
|
Bekkering houdt een pleidooi voor een geïntegreerde geschiedschrijving van de jeugd- en volwassenenliteratuur. ‘Mijn ideaal is gelegen in een versmelting van de Bibelebontse berg en de Parnassus.’ en ‘Dat vraagt op zijn minst om een literaire aardverschuiving, die ik voorlopig nog niet zie gebeuren.’ |
|
|
Berg, Arie van den |
136. |
Schone zaken. |
|
1991 (19) 33-37 |
|
|
Bijdrage waarin een beeld geschetst wordt van de distributie van prenten op het negentiende-eeuwse platteland. In het zuiden vond de distributie van vooral ‘huiszegens’ en ‘heyligen’ plaats via leurders, boven de Moerdijk was de distributie voorbehouden aan boekwinkels en prentenzaken. |
|
|
Boer, Eugenie |
137. |
Sint-Nicolaas in het ‘oude’ kinderboek. |
|
1994 (29) 123-136 |
|
|
Beschrijving van de ontwikkeling van het beeld van Sinterklaas op kinderprenten en in almanakken uit de 18e en 19e eeuw tot het oprukken van de kerstman. Ook kinderboeken komen aan de orde. |
|
|
Brantas, Gerard |
138. |
Ideologische aspecten van Nederlands-Indische kinder- en jeugdboeken. |
|
1989 (12) 24-38 |
|
|
Brantas beschrijft de ideologische aspecten in kinder- en jeugdboeken die samenhangen met de kolonisatie van Nederlands-Indië. Hoe dachten de Nederlanders (vooral uit de zgn. middengroepen) |
| |
| |
|
in het verleden over het kolonialisme en over de kwesties die hiermee samenhingen. Op basis van een zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek concludeert de auteur onder meer dat Indische jeugdboeken een goede afspiegeling geven van de ideologie van Nederlanders met betrekking tot het kolonialisme en het Nederlands nationalisme. |
|
139. |
Zijn de nationale helden Ot en Sien later deftige koloniale kindertjes geworden? |
|
1987 (4/5) 37-43 |
|
|
Vergelijking van vier verschillende versies van het bekende Nederlandse boek Ot en Sien: twee versies die zich in het Drentse Roden afspelen, twee versies bewerkt voor de Nederlandse jeugd die in Nederlands-Indië onderwijs genoot. Naar aanleiding van een vergelijking van acht hoofdstukjes uit het eerste deel wordt bekeken of de kinderen veranderden van dorpskinderen tot deftige koloniaaltjes. De auteur neemt wel een verandering waar, maar ontkent dat Ot en Sien blasé worden. Ze blijven gewoon aardig en vriendelijk. |
|
|
Duijx, Toin |
140. |
Kinderboeken als openbaar cultuurbezit. Inventarisatieproject collecties (oude) kinderboeken en overige materialen. |
|
1992 (23) 48-60 |
|
|
Naar aanleiding van de opkomst van de historische bestudering van het kinderboek, blijken veel collecties/archieven onbekend, niet ontsloten of in zeer slechte staat. De auteur pleit voor een beleid tot behoud en toegankelijkheid van collecties oude boeken, bestaande uit de onderdelen: inventarisatie, centrale registratie, opstellen van een conserverings- en collectioneringsbeleid en ‘levend cultuurbezit’. |
|
141. |
Over (oude) kinderboeken en hun geschiedenis, en over de geschiedenis in kinderboeken. |
|
1987 (4/5) 3-8 |
|
|
Inleiding bij het themanummer over de geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur en de historische jeugdliteratuur. |
| |
| |
|
Geel, Rudolf |
142. |
De functie van schoolplaten in het lager onderwijs. |
|
1992 (21) 7-27 |
|
|
Geel bespreekt het ontstaan van aanschouwelijk onderwijs en de diverse soorten wandplaten die als gevolg daarvan geproduceerd werden. Hoewel de schoolplaten als leermiddel inmiddels verouderd zijn, zijn ze van historisch belang, omdat ze namelijk de ontdekking van het kind als kind in gang hebben gezet. |
|
|
Hotho, Herman |
143. |
Almanakken voor de jeugd uit de achttiende eeuw. |
|
1987 (4/5) 31-36 |
|
|
De ontwikkeling van de almanak als informatiebron van kerkelijke feestdagen en als kalender tot een informatiebron voor speciale doelgroepen. Hotho verrichtte onderzoek naar de almanak voor de 18e eeuwse jeugd. Tot dan toe was de almanak beschouwd als onderdeel van het grotere geheel ‘kinderliteratuur’ en genoot weinig aanzien. Het subgenre is het waard bestudeerd te worden omdat de almanak voor de jeugd past in het algemeen modebeeld aan het eind van de 18e eeuw. |
|
|
Linders, Joke |
144. |
De geschiedenis van de Gouden Boekjes bevat veel geheimen. |
|
1997 (43) 443-455 |
|
|
Ondanks het feit dat er nauwelijks stukken bewaard zijn gebleven doet Joke Linders een poging de geschiedenis van de Gouden Boekjes in Nederland te beschrijven. Daarbij zijn Annie M.G. Schmidt en Han G. Hoekstra steeds terugkerende namen. Waar danken de boekjes hun succes aan? ‘Hun succes heeft alles te maken met de harmonie van de verhalen, de eenvoud van vertellen, de uitgewogen spanningsopbouw, de zekerheid van een goed einde én de duidelijkheid over goed en kwaad. Daarmee voldoen ze aan het ideaal waaraan ook sprookjes hun blijvende waarde ontlenen.’ |
|
145. |
Nieuwe ontwikkelingen in de jeugdliteratuur |
|
1990 (14) 60-70 |
| |
| |
|
In vogelvlucht worden een aantal ontwikkelingslijnen geschetst in de jeugdliteratuur sinds de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van een analyse van vier boeken (Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom, Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden van Joke van Leeuwen, De reizen van de slimme man van Imme Dros en Het vlot van Wim Hofman) toont Linders aan dat het kinderboek zich begint te ontwikkelen tot een volwaardig literair produkt. De geanalyseerde boeken hebben zich bevrijd van buiten de taalkunst staande normen, een voorwaarde om tot de literatuur te behoren. |
|
|
Loots, Staf |
146. |
19e-eeuwse Vlaamse kinderboeken. Een te summiere tocht doorheen poëzie, toneel en proza. |
|
1987 (4/5) 25-30 |
|
|
In de Vlaamse kinderliteratuur in de 19e eeuw waren liedjes en versjes erg populair. Men was overtuigd van de grote opvoedende waarde van de versjes. Scholen waren de belangrijkste verspreiders van de nogal romantisch getinte poëzie. Ook ging er aandacht uit naar toneel, met een duidelijke boodschap (met vooral de verdediging van de Vlaamse zaak als hoofdthema). Proza bestaat tot ver in de eeuw uit een gros aan moraliserende boekjes. Pas in de 80-er jaren komt daar verandering in. Voor alle genres zien we aan het eind van de eeuw verschuivingen ten goede. |
|
|
Meinderts, Aad |
147. |
Naar een museum voor jeugdliteratuur. |
|
1991 (18) 57-60 |
|
|
Naar aanleiding van een beleidsnota van het NBLC en het Letterkundig Museum over een museum voor jeugdliteratuur worden een aantal activiteiten beschreven die op dit gebied zouden moeten gebeuren. |
|
|
Niphuis, Hans |
148. |
W.G. van de Hulst: Proza met de ziel van poëzie. |
|
1993 (27) 57-69 |
|
|
Beschrijving van het rijke en lange schrijversleven van de Protes- |
| |
| |
|
tants-Christelijke onderwijzer en jeugdverhalenauteur W.G. van de Hulst, over de verschillende genres die hij beoefend heeft, de homogene stijl en inhoud van zijn werken en over de nuances in waardering toen en nu. |
|
|
Os, Quirin van & Kirsten Moorman |
149. |
Anna Hubert van Beusekom. |
|
1995 (36) 565-580 |
|
|
Beschrijving van een speurtocht naar vergeten schrijvers en schrijfsters uit het begin van deze eeuw. In dit geval gaat het om de veelgelezen schrijfster Anna Hubert van Beusekom (1882-1923), die bekendheid kreeg door onder meer Janneke en de klok, Opa en Ineke en De Oudste. |
|
|
Peters, Henk |
150. |
Ko Kruier op zoek naar zijn stadsgenoot Frits van Egters. Over jeugdliteraire geschiedschrijving. |
|
1997 (43) 423-438 |
|
|
Peters gaat uitgebreid in op de vraag of jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen voor een deel dezelfde referentiepunten hebben, en zo ja, wat hiervan dan de gevolgen zijn voor de manier waarop wij literatuurgeschiedenis plegen te schrijven. ‘Door de historische opzet, met literatuur- en kindopvattingen als uitgangspunt, ontstaat er tevens een goed inzicht in de ontwikkeling van canoniseringscriteria en daarmee in de daadwerkelijke verschuivingen binnen de jeugdliteraire canon.’ |
|
|
Popma, Beppego |
151. |
Over kinderboeken in de OB Amsterdam |
|
1990 (13) 30-33 |
|
|
Korte ontstaansgeschiedenis van de bewaarcollectie oude kinderboeken van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam. De collectie vindt haar oorsprong in de Nutsleeszaal voor jongens en meisjes uit 1912, die onder leiding stond van Annie Gebhard. |
| |
| |
|
Resoort, Rob |
152. |
Lezen in de zestiende eeuw: op school en thuis? |
|
1992 (21) 28-47 |
|
|
Resoort geeft aan wat er zoal aan leesmateriaal beschikbaar was in de zestiende eeuw. ‘Leerden kinderen werkelijk lezen of werd hen alleen de leeskunst bijgebracht?’ Resoort denkt het laatste: het was niet de bedoeling dat een kind nadacht over wat het las. De catechismus kon men opdreunen. Naast vele religieuze en zedenkundige werkjes, waren er ridderavonturen en liefdesverhalen, waar de jeugd wel warm voor liep vanwege de aantrekkelijke vorm en inhoud. |
|
|
Rietveld-van Wingerden, Marjoke |
153. |
Het jeugdtijdschrift; twee eeuwen jeugdcultuur en opvoeding. |
|
1992 (21) 48-55 |
|
|
De eerste tijdschriften voor de jeugd ontstonden in de 18e eeuw. Marjoke Rietveld geeft een beeld van de inhoud van die allereerste tijdschriften en een overzicht van de sociaal-economische factoren die van invloed waren op de ontwikkeling van het jeugdtijdschrift (onder meer de verzuiling). Het belang van de tijdschriften lag in de invloed die ze op de jeugd hadden door hun regelmatig weerkerend contact. |
|
154. |
Politieke vorming in jeugdtijdschriften in het interbellum. |
|
1996 (38) 258-272 |
|
|
Marjoke Rietveld laat zien dat in het sterk verzuilde Nederland van de jaren 1920-1940 de groeiende stroom politieke jeugdtijdschriften een aardige afspiegeling gaven van de toen heersende politieke verhoudingen. |
|
|
Rotterdam, Netty van |
155. |
Oude kinderboeken in de centrale bibliotheek Rotterdam. |
|
1990 (13) 34-37 |
|
|
Ontstaansgeschiedenis van de collectie Oude Kinderboeken in de Centrale Bibliotheek van Rotterdam, aangevuld met een beschrijving van de categorieën boeken die tegenwoordig verzameld worden. |
| |
| |
|
Steenmeijer-Wielinga, Tineke |
156. |
Nynke van Hichtum 1860-1939 |
|
1989 (9) 33-38 |
|
|
Naar aanleiding van de 50e sterfdag van de Friese schrijfster gaat Steenmeijer in op de vraag waarom deze vrouw vijftig jaar na haar sterven nog steeds in het middelpunt van de belangstelling staat. |
|
|
Tibosch, Herman |
157. |
Leonard Roggeveen: een vergeten vernieuwer. |
|
1997 (42) 345-361 |
|
|
Beschouwing over de schrijver Leonard Roggeveen, die met zijn vriendelijk-moralistische stijl en vernieuwende opvoedkundige ideeën de weg heeft geplaveid voor de generatie na hem. Vernieuwend omdat Roggeveen een van de eerste auteurs was die in de eerste helft van deze eeuw brak met de traditie waarin kinderen vooral paternalistisch werden benaderd. Tibosch bespreekt niet de boeken van Roggeveen, maar beperkt zich tot de externe literatuuropvattingen van de schrijver. |
|
|
Veltman-van den Bos, Ans J. |
158. |
Petronella Moens. |
|
1993 (26) 84-100 |
|
|
Biografisch artikel over Petronella Moens (1762-1843), met uitgebreid aandacht voor haar werk, gevolgd door een overzicht van haar kinder- en jeugdboeken, verschenen tussen ongeveer 1795 en 1857. |
|
|
Verwoerd, Rokus |
159. |
Kindbeeld en kinderliteratuur uit de late 18e eeuw. |
|
1987 (4/5) 20-24 |
|
|
Beschrijving van het kindbeeld in de late 18e eeuw, waarbij de Verlichting als cultuurstroming een cruciale rol speelt. Verwoerd omschrijft het kindbeeld, zoals dat is terug te vinden in de kinderliteratuur uit die tijd, als complex; kinderen worden zowel ‘als groot en klein tegelijkertijd gezien. Bepaalde trekken moeten dan ook gestimuleerd en andere onderdrukt worden’. |
| |
| |
|
Villerius, Netty |
160. |
Het begon met dertig boektitels. Het Informatiecentrum Jeugdlectuur in Rotterdam. |
|
1988 (8) 11-14 |
|
|
Geschiedenis van het informatiecentrum. Naast een beeld van de collectie en een beschrijving van activiteiten van het centrum, wordt praktische informatie gegeven. |
|
|
Vos, Ineke |
161. |
Tine van Berken en Johan Daisne. Een meisjesboekenschrijfster en haar bewonderaar. |
|
1995 (34) 271-295 |
|
|
Beschrijving van het leven en werk van Tine van Berken, pseudoniem van Anna Christina Berkhout, die onder meer bekend werd door haar boeken Een klaverblad van Vier en De familie Berewoud. Haar bekendheid heeft ze deels te danken aan Johan Daisne. ‘Het laatste meisjesboek, Mijn Roman, werd door de schrijver Johan Daisne beschouwd als de levensroman van Tine van Berken en vormde voor hem de bron van inspiratie. Hij was ervan overtuigd dat Tine van Berken een van de grootste romanschrijfsters zou zijn geworden, ware het niet dat ze zo jong gestorven was.’ |
|
|
Vries, Anne de |
162. |
Collecties oude kinderboeken. |
|
1988 (6/7) 55-57 |
|
|
Overzicht (niet volledig) van verschillende wetenschappelijke en openbare bibliotheken die een collectie oude kinderboeken hebben. |
|
|
Zuurveen, Toos |
163. |
Stichting Kinderboek-Cultuurbezit, gevestigd te Winsum (Gr.) wil aan uitleenbehoefte van oude kinder- en jeugdboeken voldoen. |
|
1987 (3) 9-12 |
|
|
Zuurveen vertelt waarom deze stichting, die tot doel heeft het verzamelen, bewaren, catalogiseren en ter beschikking stellen van oude kinder- en jeugdboeken, zo uniek is. |
|
|