| |
| |
| |
Column
|
Biegel, Paul |
053. |
Bezoek. |
|
1996 (38) 205-209 |
|
|
In een gesprek met een buitenaards wezen uit Paul Biegel zijn kritiek op het Nederlandse onderwijssysteem. |
|
054. |
De nieuwe kleren van de keizer. |
|
1996 (40) 473-474 |
|
|
Paul Biegel neemt schoolboekenuitgevers, toneelbewerkers en iedereen die zijn teksten voor een habbekrats ‘lenen’ op de hak. |
|
055. |
Het verhaal verteld. |
|
1996 (39) 369-372 |
|
|
Paul Biegel filosofeert over de kracht van vertellen, teksten die moeten ‘bekken’ en over het ‘gevaar’ van als maar minder lezende kinderen. |
|
056. |
Leugens. |
|
1996 (37) 66-70 |
|
|
Column over de magische kracht van woorden. Wat is werkelijkheid, wat fictie? ‘Arme schrijvers! Met klankloze, dode woorden pogen ze personen op papier tot leven te brengen, handelingen te laten verrichten, te laten denken en voelen. Wonder boven wonder lukt het wel eens.’ |
|
|
Gestel, Peter van |
057. |
Alle dwergen lijken op elkaar. |
|
1994 (32) 72-74 |
|
|
Veel kinderboeken lijken geschreven door ‘plagiarissen en epigonen’. Van Gestel zou graag wat minder vroegwijze kleuters en ‘al die wezens van een hoger plan’ in de kinderboeken aantreffen. |
| |
| |
058. |
Moeder gaat dood. |
|
1994 (31) 88-90 |
|
|
Column - met als voorbeeld twee verzonnen fragmenten - over de redenen waarom kinderen lezen en de eisen die je daarom aan boeken moet stellen. |
|
059. |
Patat en truffels. |
|
1994 (30) 83-85 |
|
|
Kinderboeken moeten in de ogen van de auteur altijd iets autobiografisch bevatten, omdat volgens hem ieder boek dat de moeite waard is, een verkapte autobiografie is. Dat het boek dan niet voor ieder kind toegankelijk is, vindt Van Gestel geen bezwaar; verder is hij allergisch voor de vraag: ‘Is het wel geschikt voor kinderen?’ |
|
060. |
Zinkend schip. |
|
1994 (29) 108-110 |
|
|
Column van een sombere voorspeller die schrijvers van kinderboeken een kroon op het hoofd zet opdat ze door zullen gaan met hozen op het zinkend schip van de jeugdliteratuur bij gebrek aan lezers. |
|
|
Moeyaert, Bart |
061. |
Hoe klinkt uw schlager? |
|
1995 (34) 237-239 |
|
|
Bij het schrijven moet een auteur niet tot in detail alles beschrijven, er moet voor de lezer wat te raden zijn, de lezer moet zelf iets in kunnen vullen. Een beetje plot, een beetje psychologie en een beetje sfeer zijn voldoende. |
|
062. |
Waar hangt uw engel? |
|
1995 (33) 53-55 |
|
|
Moeyaert beschrijft een proces dat in auteurs afspeelt voor ze gaan schrijven: wat en wie zijn allemaal van invloed op dat proces van scheppen. Auteurs moeten vooral hun eigen ingevingen volgen. |
| |
| |
063. |
Waarom shakespeart u zo? |
|
1995 (36) 503-506 |
|
|
Moeyaert vertelt waarom sommige musicals en toneelstukken je niets doen en andere optredens je soms je hele leven bijblijven. Hij vergelijkt de positie van de schrijver met toneelschrijvers en filmmakers. |
|
064. |
Wat bent u eigenlijk? |
|
1995 (35) 339-341 |
|
|
Wat voor antwoord geeft een schrijver als mensen vragen wat zijn beroep is? Hoe lossen andere schrijvers dat op? Moeyaert geeft antwoord. |
|
|
Van Daele, Henri |
065. |
Deadline. |
|
1997 (43) 439-441 |
|
|
Column waarin Van Daele verhaalt over zijn aversie tegen het woord ‘deadline’ en tegen deadlines zelf. |
|
066. |
Lezingen. |
|
1997 (42) 292-294 |
|
|
Henri van Daele vertelt over het houden van lezingen, voor kinderen en volwassenen, in Vlaanderen en Nederland. Hij gaat in op verschillen en op voorspelbare en onvoorspelbare vragen die mensen dan stellen. |
|
067. |
Mijn mooiste winkeldochter. |
|
1997 (41) 91-92 |
|
|
Column over een weinig succesvol boek van Van Daele, Ik was een meisje met grote ogen en een strik, een boek over de laatste levensjaren van zijn moeder. |
|
|