| |
| |
| |
Auteurs en illustratoren
|
Berding, Joop W.A. |
001. |
Janusz Korczak en Guus Kuijer: Pedagogiek en kinderliteratuur |
|
1990 (15) 47-54 |
|
|
Vergelijking van twee auteurs die elkaars tegenpool zijn wat betreft hun visie op de functie van kinderliteratuur en kindbeeld. Getracht wordt een antwoord te geven op de volgende vragen: wat hebben de auteurs gemeen, waarin verschillen zij en welke relevantie heeft hun werk voor de kinder- en jeugdliteratuur. |
|
|
Bode, Andreas |
002. |
Harrie der Künstler und das Bilderbuch. Eine Buchbetrachtung - mit allgemeinen Einwürfen über das Bilderbuch. |
|
1993 (27) 99-108 |
|
|
Beschouwing over de prentenboeken van Harrie Geelen gerelateerd aan algemene eisen die te stellen zijn aan goed gecomponeerde prentenboeken, waarbij zowel rekening gehouden wordt met literaire, pedagogische en esthetische aspecten. De ontwikkeling van het werk van deze kunstenaar vanaf 1971, voor zover verschenen in Duitsland, wordt belicht, met speciale aandacht voor Ik wil die! en Herman, het kind en de dingen. |
|
003. |
Wim Hofman, de kunstenaar en het kinderboek. |
|
1995 (36) 491-502 |
|
|
Andreas Bode vertelt waarom hij Wim Hofman tot de avantgarde van de boekillustratie van Europees niveau rekent. Bode constateert een innerlijke strijd in de tekenaar die voortdurend heen en weer schommelt tussen zijn voorliefde voor de inhoudelijk ongebonden schilderkunst en zijn behoefte om kinderen met prenten verhalen te vertellen. |
| |
| |
|
Bouwer, Lenze |
004. |
Schrijven voor kleuters? Dat is heel zwaar werk. |
|
1995 (33) 119-125 |
|
|
Toespraak over Anne de Vries ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling ‘Anne de Vries, kinderboekenschrijver’ in het Letterkundig Museum in Den Haag op 10 november 1994. ‘Anne de Vries was een veelzijdig auteur die de nodige produkten voor het onderwijs heeft geleverd: lees- en taalmethodes, schrijf- en verkeersmethodes voor basis- en middelbaar onderwijs, artikelen in allerlei tijdschriften, maar ook kerstboeken en gebundelde verhalen voor volwassenen, en werk voor herdenkingsbundels.’. Veel bekendheid kreeg hij met het boek Bartje. |
|
|
Dros, Imme |
005. |
Het beslissende boek (voor leven, lezen en schrijven). |
|
1989 (12) 18-23 |
|
|
Dros gaat in op de boeken die voor haar van invloed waren op haar leven als lezer en schrijver. |
|
|
Duijx, Toin |
006. |
Chambers visie op het schrijverschap. |
|
1989 (9) 12-17 |
|
|
Bewerking van een lezing die de Engelse schrijver Aidan Chambers hield op de Noord-Zuid ontmoeting in Baarle-Nassau en Baarle-Hertog in 1988. Chambers loopbaan wordt beschreven en zijn ideeën omtrent het verschil tussen een ‘writer’ en een ‘author’. |
|
007. |
Illustraties in kinder- en jeugdboeken, een inleiding. |
|
1988 (6/7) 5-8 |
|
|
Inleiding bij het themanummer over illustraties in kinderboeken. Onderzoek van L.K. Brown wordt aangehaald: zij doet voorzichtig de suggestie jonge kinderen met zoveel mogelijk verschillende vormen van illustraties in contact te brengen. Duijx ziet graag vervolgonderzoek: wat is de relatie tussen voorkeur voor bepaalde illustraties en een aantal achtergrondgegevens van kinderen? |
| |
| |
|
Duijx, Toin, Lidia Postma & Margriet Heymans |
008. |
Het illustreren van sprookjes. |
|
1988 (6/7) 23-31 |
|
|
De verschillende functies van illustraties in sprookjes worden toegelicht in dit interview met twee illustratrices. Zij geven allebei op een zeer eigen wijze de sfeer in sprookjes weer. |
|
|
Duin, Lieke van |
009. |
Beatrix Potter observeerde te goed om sentimenteel te worden. ‘I can't invent, I only copy’. |
|
1991 (19) 25-32 |
|
|
Lieke van Duin verdiept zich in bekend en onbekend werk van Beatrix Potter en in het leven van de schrijfster. Potter is een representante van de tijd tussen twee eeuwen; zij heeft zich nooit echt weten te bevrijden van de banden van de Victoriaanse tijd waarin zij leefde. Tenslotte beschrijft Van Duin de invloed die Potter heeft gehad op de Britse illustratiekunst. |
|
010. |
Bibliofiel van het zuiverste water. |
|
1993 (28) 101-106 |
|
|
Interview met de kunstenaar en bibliofiel Fiel van der Veen over de (omslag)illustraties voor het nog te verschijnen boek De soldatenmaker van Paul Biegel. ‘Ik ga uit van het boek als organisch geheel van inhoud (tekst en beeld), materiaal en vormgeving. Het gaat om één verhaal, dat over een aantal pagina's is verdeeld, en dus zie ik de illustratie van dat verhaal in principe ook als één geheel, dat zich over die pagina's uitstrekt.’ |
|
011. |
De doolhof maakt het verhaal, of: een opera als excuus om aria's te schrijven. |
|
1993 (28) 85-90 |
|
|
Interview met Paul Biegel naar aanleiding van zijn boek Nachtverhaal, bekroond met de Gouden Griffel. ‘Ik doe niet anders dan met veel inspanning het plezier bereiken van het achter elkaar zetten van woorden, zó dat de beelden die zich in mijn hoofd afspelen zo goed mogelijk overkomen. That's it.’ |
| |
| |
|
Hagen, Hans |
012. |
Wat je ver-haalt is lekker. |
|
1996 (39) 299-308 |
|
|
Hagen vertelt hoe hij met woorden tracht vorm te geven aan de beelden die hij tijdens zijn reizen door de Oosterse wereld opdoet. ‘Als een schrijver voor zichzelf geen vraag heeft die beantwoord moet worden, zal het boek leeg zijn, een aardig hersenspinsel misschien, maar zonder ziel. Als het goed is zal een boek een instrument zijn waarmee je een groter inzicht in je eigen situatie krijgt. Mijn woorden geven een vorm aan wat mij overkomt, bezighoudt en bezielt.’ |
|
|
Hartman, Evert |
013. |
Als je schrijft, ben je niet alleen. |
|
1993 (25) 20-24 |
|
|
Hartman geeft een beeld van zijn schrijverschap: hij wordt volledig in beslag genomen door datgene wat de hoofdpersonen beweegt, hij voelt een verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn lezers en vindt dat de lezers zich toch wel enigszins in het verhaal moeten kunnen herkennen. |
|
|
Hülsenbeck, Claire |
014. |
Negen levens. |
|
1996 (40) 403-413 |
|
|
Beschouwing over het schrijversvak naar aanleiding van vragen van de redactie over het hoe, wat, waarom en wanneer van het schrijven. |
|
|
Kohnstamm, Dolph |
015. |
De bijdrage van Harrie Geelen aan de esthetische opvoeding. |
|
1993 (27) 95-98 |
|
|
Beschouwing over de kinderboekillustraties van Harrie Geelen. Volgens Kohnstamm maakt Geelen kinderen en volwassenen op onnavolgbare en unieke wijze ontvankelijk voor de genieting van de subtiele humor in illustraties, door middel van absurde wendingen, mooi vormgegeven in een overigens veilige en gemoedelijke wereld. |
| |
| |
|
Kromhout, Rindert |
016. |
In memoriam Jan de Zanger. |
|
1991 (17) 6 |
|
|
Persoonlijk ‘in memoriam’ bij de dood van Jan de Zanger, vriend en collega. |
|
|
Leeuwen, Joke van |
017. |
Sef. |
|
1996 (40) 399-401 |
|
|
Beschouwing over het schrijversvak naar aanleiding van vragen van de redactie over het hoe, wat, waarom en wanneer van het schrijven. |
|
|
Leeuwen, Joke van |
018. |
Verlichten, verluchten, glans verlenen. |
|
1997 (43) 483-485 |
|
|
Feestrede uitgesproken ter gelegenheid van vijfentwintig jaar Gouden Penselen en de toekenning van de oeuvrepenseel aan Fiep Westendorp (1997, 43, 297 ev). ‘Het penseel van een illustrator moet immers een beetje kunnen dansen, moet licht zijn om er licht mee te kunnen geven. Want dat is een illustrator in zijn oorspronkelijke betekenis: een schenker van licht.’ |
|
|
Leliveld, Hanneke |
019. |
‘Je schrijft literatuur of niet.’ |
|
1991 (19) 47-48 |
|
|
Kort interview met Marion Bloem naar aanleiding van de toekenning van de Jenny Smelik/IBBY prijs 1991 voor haar boek Matabia. |
|
|
Lierop-Debrauwer, Helma van |
020. |
‘Het kwaad gaat eraan’. Helma van Lierop-Debrauwer in gesprek met Mensje van Keulen. |
|
1996 (40) 415-423 |
|
|
Helma van Lierop bespreekt met Mensje van Keulen het verschil tussen het schrijven voor kinderen en het schrijven voor volwasse- |
| |
| |
|
nen. ‘Een goed boek voor volwassenen is niet geschikt voor kinderen, omdat het zich teveel vertakt, omdat er teveel problematiek in voorkomt die kinderen werkelijk nog niet kennen. Volwassenenboeken zijn te gecompliceerd, te hard. Voor een kind is de spanning veel moeilijker vast te houden, dus zorg je ervoor, veelal onbewust, dat in een kinderboek minder verhaallijnen zitten.’ Van Keulen vindt dat kinderboeken veel meer aandacht zouden moeten krijgen in de kritiek. |
|
021. |
Snelheid, ritme en concrete beelden. Helma van Lierop-Debrauwer in gesprek met Edward van de Vendel. |
|
1997 (42) 169-178 |
|
|
Edward van de Vendel geeft in dit gesprek zijn visie op jeugdpoëzie, zijn debuutbundel Betrap me en zijn tweede bundel die nog in wording is. Van de Vendel vindt de grens tussen jeugdpoëzie en volwassenenpoëzie moeilijk te trekken. ‘Maar het is wel bepalend voor de aandacht die je krijgt’ en dat vindt hij niet terecht. |
|
|
Linders, Joke |
022. |
Answers to an interviewer's questions. To: Joke Linders. From: Aidan Chambers |
|
1990 (15) 8-16 |
|
|
Weergave van een (schriftelijk) interview met Aidan Chambers, over onder meer de ongebruikelijke positie van Chambers in de kinderliteratuurwereld: auteur, criticus, docent en uitgever van kinderboeken. Hij geeft zijn visie op Nederlandse kinderboeken en gaat in op het belang van taal, van woorden en beelden en van literatuur. |
|
023. |
Duisternis en helderheid. Nienke van Hichtumprijs voor Mensje van Keulen. |
|
1992 (21) 56-60 |
|
|
Korte beschouwing van het werk van Mensje van Keulen, aangevuld met uitspraken van de auteur zelf. |
|
024. |
Een mengeling van melancholie en absurdisme. Joke Linders in gesprek met Harrie Geelen. |
|
1995 (34) 251-263 |
| |
| |
|
Interview met Harrie Geelen, een veelzijdig schrijver en illustrator. ‘De kwaliteiten van Harrie Geelen zijn even talrijk als ongrijpbaar’. Een gesprek over inspiratie, transpiratie, criteria, mogelijkheden en verlangens. ‘Kinderboeken hebben qua vormgeving mogelijkheden die ik mooi vind en die bovendien geschikt zijn voor kinderen. Een kind heeft minder vooroordelen en laat mij eerder mijn gang gaan dan volwassenen.’ |
|
025. |
Hoe de letters kwamen. |
|
1995 (35) 319-326 |
|
|
Rede uitgesproken bij de opening van de tentoonstelling De A van Annie in het Letterkundig Museum Den Haag op 24 juni 1995. Via de letters van het alfabet worden leven en werk van Annie M.G. Schmidt gekarakteriseerd. |
|
026. |
In goede herinnering aan An Rutgers van der Loeff-Basenau. |
|
1990 (15) Bijlage |
|
|
Naar aanleiding van de dood van An Rutgers van der Loeff beschrijft Joke Linders haar ontmoetingen met de schrijfster. Deze gesprekken stonden in het kader van de door haar geschreven biografie. |
|
027. |
In memoriam Henk Figee. |
|
1994 (32) achterflap |
|
|
‘Figiaanse filosofie, maar dan met de lankmoedigheid, frisheid en humor van een Jesse Pantoffel. Het type kind dat hem vertederde en dat hij in wezen zelf was: een dromer, altijd open voor nieuwe plannen, leuke ideeën, een andere kijk op het leven; met een groot vertrouwen in mensen, gedreven en creatief.’ |
|
028. |
In memoriam Evert Hartman. |
|
1994 (30) 69-70 |
|
|
Joke Linders herdenkt de in 1994 overleden schrijver Evert Hartman. ‘Hij wilde liever gewaardeerd worden door zijn lezers dan door de literaire kritiek. In die zin heeft hij gekregen wat hij ambieerde: veel lezers, tweemaal een prijs van de Nederlandse Kinderjury, talloze malen genomineerd en een hoge positie op menige lijst met lievelingsauteurs.’ |
| |
| |
029. |
In memoriam Annie M.G. Schmidt. |
|
1995 (34) binnenkant omslag |
|
|
Kort in memoriam naar aanleiding van het overlijden van Annie M.G. Schmidt op 21 mei 1995. ‘En gelukkig raken we haar voorlopig ook nog niet kwijt. Haar werk is in alle vormen en maten verkrijgbaar; haar versjes en liedjes zijn niet uit ons geheugen weg te branden.’ |
|
030. |
Kind van twee culturen. Joke Linders in gesprek met Marit Törnqvist. |
|
1996 (38) 193-204 |
|
|
Interview met de Nederlands-Zweedse illustratrice Marit Törnqvist die mede het pas geopende cultuur/verhalenhuis voor kinderen ‘Junibacken’ in Stockholm heeft ontworpen. De driedimensionale uitbeelding van het werk van Astrid Lindgren maakt daarvan een belangrijk onderdeel uit. |
|
031. |
Realiteit met een tikje. |
|
1996 (40) 461-472 |
|
|
Gesprek met Paul van Loon, ‘de meester van het griezelgenre’ die vertelt hoe hij van tekenen tot schrijven (voor kinderen) kwam en steeds iets nieuws moet bedenken in een genre dat al meer dan honderd jaar bestaat. ‘Het boek is een gematerialiseerde gedachte die je met een heleboel andere mensen kunt delen. (...) Als mijn boeken niet meer gelezen worden, hou ik onmiddellijk op met schrijven.’ |
|
032. |
Soms komt er een fanfare, dan weer een herdersfluitje. Joke Linders in gesprek met Sjoerd Kuyper. |
|
1996 (37) 91-117 |
|
|
Uitvoerig interview met jeugdboekenschrijver en dichter Sjoerd Kuyper, gevolgd door een bibliografie van zijn werken. ‘Ik ben niet uit op wereldverbetering, al kan het geen kwaad iets in die richting te proberen. Ik heb geen instructies voor hoe het moet, maar net als Lea Dasberg gun ik kinderen hun geheime uitkijkplek. En dat is het boek van waaruit je de hele wereld kan beschouwen zonder dat iemand jou ziet.’ |
| |
| |
|
Mahy, Margaret |
033. |
A tale to start a talk. |
|
1996 (40) 505-519 |
|
|
Engelstalige lezing uitgesproken op het IBBY-congres 1996 in Groningen waarin Margaret Mahy aangeeft dat lezen evenveel creativiteit vergt als schrijven. ‘As a reader who has possessed other people's tales and found myself in them, I must allow other readers to possess mine, and make of them what they can. Stories split off other stories, or perhaps consume them... but there is no end to telling the tale.’ |
|
|
Niewold, Selma |
034. |
Sprookjes, realiteit, identiteit of een klassieker: vier schrijvers van jeugdboeken in gesprek over hun drijfveren. |
|
1996 (40) 483-504 |
|
|
Een gesprek met vier jeugdboekenauteurs (Imme Dros, Peter van Gestel, Trude de Jong en Carry Slee) over hun lees- en schrijfervaringen. |
|
|
Noort, Selma |
035. |
Goede verstaanders. |
|
1996 (40) 453-455 |
|
|
Beschouwing over het schrijversvak naar aanleiding van vragen van de redactie over het hoe, wat, waarom en wanneer van het schrijven, naar aanleiding van Geen gewone ketting, een boek dat gaat over haar angst nu al dood te gaan en de angst voor de gevolgen daarvan voor haar zoontjes. |
|
|
Peters, Henk |
036. |
Leeflang, Lieshout, Lodeizen. Henk Peters in gesprek met Ted van Lieshout. |
|
1996 (40) 443-451 |
|
|
Interview met Ted van Lieshout die de jeugdliteratuur in zijn armen heeft gesloten. Zij bespreken de auto-biografische elementen in het werk. Van Lieshout's keuze voor de kinderliteratuur is geen bewuste geweest, maar hij is er in gerold. Als hij gedichten schrijft denkt hij nooit aan zijn publiek, wel als hij verhalen schrijft. |
| |
| |
|
Rompa, Bas |
037. |
Eeuwig en altijd verantwoording afleggen. |
|
1995 (33) 93-100 |
|
|
Bas Rompa gaat in op de veelgestelde vraag waarom hij kinderen als doelgroep heeft. Hij vatte de vraag nogal eens op als een aanval en ging dan venijnig in de tegenaanval. Daarnaast beschrijft Rompa zijn ontwikkeling van kind/tekenaar tot volwassene/schrijver. |
|
|
Rood, Lydia |
038. |
Een gewoon bruin paard. |
|
1996 (40) 431-441 |
|
|
Beschouwing over het schrijversvak naar aanleiding van vragen van de redactie over het hoe, wat, waarom en wanneer van het schrijven. |
|
|
Roodnat, Joyce |
039. |
De ark van de verbeelding. |
|
1997 (42) 335-343 |
|
|
Toespraak uitgesproken bij de opening van de tentoonstelling over Mance Post in het Letterkundig Museum. Roodnat vindt illustraties in boeken onmisbaar. ‘Ze zijn onmisbaar voor het mysterie dat zich tussen, en achter, en in regels verbergt’. De illustrator moet volgens Roodnat jonge lezers een ark van herinneringen laten vullen. |
|
|
Simons, Renée |
040. |
De blaaspijpers van de Montelbaan, monument voor de Nieuwmarktbuurt. |
|
1994 (30) 71-82 |
|
|
Beschrijving van het boek van Jo Elsendoorn De blaaspijpers van de Montelbaan (1964), waarin de Nieuwmarktbuurt (met ‘De Waag’) van de zestiger jaren tot leven wordt gebracht, gevolgd door een interview met de auteur. |
|
041. |
Éva Janikovszky en László Réber: de wereld op z'n kant. |
|
1993 (26) 61-74 |
|
|
Verslag van het bezoek van de Hongaarse schrijfster Éva Janik- |
| |
| |
|
ovszky aan Nederland, waarbij aandacht voor de schrijfster zelf en voor de huidige veranderingen in haar land en de gevolgen daarvan voor de Hongaarse kinderboekenproduktie. |
|
|
Teeuwen-Opheij, Nel |
042. |
Is Wim Hofman wel een kinderboekenschrijver? |
|
1992 (21) 74-77 |
|
|
Naar aanleiding van de Theo Thijssenprijs 1991 die aan Wim Hofman werd uitgereikt gaat Nel Teeuwen-Opheij in op de vraag of zijn werk tot de jeugd- dan wel de volwassenenliteratuur gerekend moet worden. Teeuwen concludeert dat Hofman een auteur is die grensoverschrijdend en leeftijdloos is. |
|
|
Thiel-Schoonebeek, Joke |
043. |
‘He was a fine person’. In memoriam Jan F. de Zanger. |
|
1991 (17) 4-5 |
|
|
Engelstalig ‘in memoriam’ bij de dood van Jan de Zanger, auteur, dichter, vertaler en leraar. Bovendien was hij voorzitter van de Nederlandse sectie van de IBBY. |
|
|
Tilburg, Olaf van |
044. |
Fetze Pijlman, Jan Riem en Ries Moonen: het vergeten trio. |
|
1997 (41) 105-119 |
|
|
Het Schrijverscollectief zette een mentaliteitsverandering ten opzichte van het kind in gang en droeg bij aan het volwassen worden van de jeugdliteratuur. In deze bijdrage aandacht voor drie leden van het collectief die minder in de belangstelling hebben gestaan. |
|
|
Van Daele, Henri |
045. |
Vader, waarom heet een stoel een stoel? |
|
1996 (40) 425-429 |
|
|
Beschouwing over het schrijversvak naar aanleiding van vragen van de redactie over het hoe, wat, waarom en wanneer van het schrijven. |
| |
| |
|
Verbeek, Max |
046. |
Boy en Solo, een beeld van Roald Dahl. |
|
1991 (18) 44-52 |
|
|
Verbeek laat zien dat na lezing van de autobiografische verhalen Solo en Boy er geen onduidelijkheid meer kan bestaan over de vraag waar Dahl alle wrede ideeën voor zijn boeken vandaan haalde en waarom hij zoveel behoefte had aan fantasie en humor. |
|
|
Vries, Anne de |
047. |
Een bibliografie met een Droste-effect. |
|
1995 (33) 126-134 |
|
|
Anne de Vries, bij toeval (zoals hij zelf zegt) de bibliograaf van zijn vader, vertelt hoe de ‘Bibliografie van Anne de Vries (1904-1964)’ is ontstaan. Hij geeft enkele persoonlijke impressies van een bibliograaf van zijn vader, aangevuld met meer algemene waarnemingen die je doet bij het samenstellen van een auteursbibliografie. |
|
|
Vrooland-Löb, Truusje |
048. |
Eenheid of verscheidenheid? De tekenaars van Toon Tellegen. |
|
1994 (30) 59-68 |
|
|
Truusje Vrooland-Löb vraagt zich af of naast het verheugende verschijnsel dat het werk van Toon Tellegen zoveel illustratoren inspireert, die verscheidenheid van illustraties de consistente beeldvorming van jonge lezers niet te veel belemmert. |
|
049. |
Het fascinerende fenomeen Bruna. |
|
1991 (19) 17-24 |
|
|
Truusje Vrooland-Löb probeert het geheim van het succes van Dick Bruna's werk te ontrafelen. Naar haar idee heeft het te maken met een instinctief en zuiver aanvoelen van de belevingswereld van jonge kinderen. Ze noemt zijn werk ‘simpel en ijzersterk en met een visuele bondigheid’. Ze gaat in op alle soorten boeken die Bruna heeft gemaakt voor diverse doelen. |
| |
| |
050. |
Lezen is de toegangspoort naar een andere wereld. Truusje Vrooland-Löb in gesprek met Naima El Bezaz. |
|
1996 (40) 475-482 |
|
|
Gesprek met de Marokkaanse schrijfster Naima El Bezaz over haar debuutroman De weg naar het noorden, waarvoor zij de Jenny Smelik/IBBY-prijs 1996 ontving. Opvallend is dat haar boek gepresenteerd werd als een roman voor volwassenen, maar een jeugdliteraire bekroning kreeg. Het gesprek gaat over haar eerste vier levensjaren in Marokko, haar verhuizing naar Alphen aan de Rijn, integratie en toekomstplannen. |
|
|
Warburton, Thomas |
051. |
Het smetteloze handschrift van Tove Jansson. |
|
1995 (34) 163-164 |
|
|
Ervaringen van een redacteur met de Zweedse schrijfster en illustratrice Tove Jansson, naar aanleiding van de 80e verjaardag van Jansson. ‘Nooit, maar dan ook nooit heeft ze het haar uitgever op welke manier dan ook moeilijk gemaakt, en dat valt zeer te prijzen in een auteur.’ |
|
|
Wilmink, Willem |
052. |
Peter van Gestel 60 jaar. |
|
1997 (43) 487-490 |
|
|
Rede uitgesproken ter gelegenheid van Peter van Gestel's 60e verjaardag en het verschijnen van zijn nieuwste boek Mariken. Bevat ook een gedicht dat Wilmink speciaal voor Peter van Gestel schreef. |
|
|