| |
| |
| |
Een verhaal in een verhaal in een verhaal in een verhaal, waarin alles om liefde draait.
over De wezen van Woesteland van Margriet Heymans.
Joke Linders
Elk nieuw boek staat in het licht van voorgaande boeken en dus is een nieuw boek van Margriet Heymans geen neutrale aangelegenheid. Haar talent en eigenzinnigheid als beeld- en woordkunstenares waren al vaak aanleiding voor filosofische discussies over kwaliteit en intensiteit. Aan erkenning in de vorm van prijzen heeft het haar, evenmin als zus Annemie, niet ontbroken, al kan inmiddels ook vastgesteld worden dat de boeken waarop alleen de naam van Margriet prijkt, meer commotie veroorzaakt hebben.
Voor Hollidee de circuspony kreeg ze in 1973 het Gouden Penseel, voor Jipsloop in 1985 een Zilveren Penseel, voor de illustraties in Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros opnieuw het Gouden Penseel, voor Lieveling, boterbloem in 1989 een Zilveren Griffel en de Libris Woutertje Pieterse Prijs, voor De prinses van de moestuin dat als het ultieme samenwerkingsproduct van twee zusjes de wereld inging, zowel een Zilveren Griffel als de Nienke van Hichtumprijs.
Op de kinderboekenbeurs dit voorjaar in Bologna waren de wanden van de stand van uitgeverij Querido behangen met de tekeningen van een nieuw te verschijnen boek van Margriets hand: De wezen van Woesteland. De knobbelige karaktertrekken van haar figuurtjes en de sprookjesachtige uitstraling ervan trokken veel belangstelling. Sommige afbeeldingen leken een interpretatie van een sprookje te bieden,
| |
| |
| |
| |
bijvoorbeeld dat van Vrouw Holle, andere boden huiselijke taferelen met geiten en konijnen, en alle afbeeldingen - in warme, ongebruikelijke pasteltinten - hadden iets geheimzinnigs. Alsof ze waren aangeraakt door de hand van een tovenaar. Limonade werd achterstevoren ingeschonken, kinderen zwierven over idyllische wegen en behalve plaatjes met eten en drinken was er veel gedoe met boeken en zwevende bladzijden. Illustraties kortom die nieuwsgierig maakten naar het boek waar ze bij hoorden: De wezen van Woesteland.
Die hooggespannen verwachtingen bieden misschien een verklaring voor het lichte gevoel van teleurstelling toen het boek uiteindelijk voor me lag. Een fraai en kloek formaat van 25 × 16 cm, met een opvallend brede linnen rugband die in navolging van wat in Vlaanderen en Duitsland mode lijkt te zijn nu ook in Nederland doordringt. Van imitatie als zodanig ben ik geen voorstander, van brede linnen banden nog minder, maar uitgesproken hinderlijk is dat hij de illustratie op het voorplat in de verdrukking brengt zodat de bladspiegel afwijkt van die van de volgende bladzijden. Gelukkig harmoniëren de kleuren van de letters weer erg goed met die van de afbeelding: een wat ouderwets uitziende moeder die drie kinderen aan het voorlezen is. Op het kastje staat een kan rode limonade en vanaf een plaatsje laag in de wand, zo'n beetje de plek waar je de open haard zou verwachten, bekijken vijf bleke wezens zonder herkenbare gezichtsuitdrukking het huiselijke tafereel.
Bij het openslaan van het boek maakt die lichte ergernis plaats voor vreugde. Mooi dik, enigszins getint glanzend papier met veel illustraties. De tekst is afgedrukt in vier kleuren: zwart, steenrood, petrol blauw en diep paars. Mooie kleuren die onderling echter niet zoveel verschillen dat ze hun signaalfunctie makkelijk waar kunnen maken. Aan het garen waarvan de uiteinden hier en daar uitsteken, kun je zien dat het boek ouderwets gebonden is. 104 bladzijden voor f 29,90. Wat prettig dat dit soort boeken subsidiabel blijkt te zijn!.
| |
Zwart
Het eerste verhaal, in zwarte letters, over een stel schoolkinderen en hun excentrieke juffrouw knort van gezelligheid en gevoelens van solidariteit. Die juffrouw heet Jozefa Muizenveld en doet aan aan- | |
| |
schouwelijk onderwijs. Elke dag neemt ze speciale dingen mee naar school: de versleten gymschoenen van Karel de Stoute of de appel waarmee Eva Adam heeft verleid. Zoveel vrijzinnigheid en fantasie kunnen ouders niet dulden. En dus sturen ze haar weg. Door dat ontslag krijgt ze dezelfde machteloze status als haar leerlingen en ontstaat een hechte band tussen de lariekoek verkopende juf en de kinderen die van die lariekoek niet genoeg kunnen krijgen.
Dit verhaal wordt verteld door een ‘we’, die zich ontpopt als een ‘ik’, iemand die bevriend is met het meisje Bonnivan en de jongen Manus, een oom heeft die Jan heet, en gezien de gelijkenis met de drie kinderen in het verhaal dat de juffrouw zelf geschreven heeft, waarschijnlijk Klaar heet.
Tot zover is alles redelijk helder. Het zwarte verhaal vertelt hoe Bonnivan, Manus en Klaar hun ontslagen juffrouw gaan zoeken en haar vinden in een molen waar ‘ze de zielen der dooien in malen’. En ook hoe ze vervolgens het verhaal begint te vertellen dat ze zelf heeft geschreven. Telkens als dat verhaal stokt, zorgt Klaar ervoor dat de juffrouw weer door gaat. Dat gebeurt meestal in de vorm van een dialoog tussen Klaar (soms doet een van de andere kinderen mee) en de juffrouw. Overeenkomstig haar naam is Klaar degene die helderheid en structuur aanbrengt en aan het eind van het boek ook de ontknoping onthult.
Vanaf een afstand bezien gaat het in De wezen van Woesteland dus om het vinden van het verhaal dat zich in stukjes en brokjes onthult, vaak na inbreng van de kinderen zelf. Net als bij het oude volksverhaal kan het publiek tot op zekere hoogte de loop van het verhaal beïnvloeden.
| |
| |
| |
Steenrood
Het tweede verhaal, in steenrood, biedt de verbinding met de geschiedenis van de vijf verdwenen wezen die uit de pen van Jozefa Muizenveld afkomstig is. Daarmee dient zich een derde verdwijning aan. De eerste was die van de ontslagen juffrouw. De tweede die van de kinderen die thuis het smoesje ophangen dat ze een dagje met de oom van Klaar naar de bergen gaan, maar in werkelijkheid hun juffrouw gaan zoeken. De derde die van vijf verdwenen wezen. Die verdwijningen zijn belangrijk voor de spanningsopbouw, want verdwijningen dienen opgelost te worden en verdwenen personen teruggevonden.
In het verhaal van de verdwenen wezen figureren de drie kinderen uit het eerste verhaal, onder dezelfde naam, evenals juffrouw Muizenveld, maar dan onder de naam Muizenval. Juffrouw Muizenval woont in de seinhuismolen en krijgt onverwacht bezoek van drie kinderen die voorgelezen willen worden. Een spiegel dus van de geschiedenis in zwart, maar dan met veel poëtische passages erin, een soort bakerrijmen die functioneren als de rei of koorzang uit Lieveling boterbloem.
Al zouden ze onze voeten met touwen binden,
onze ogen met damp van salpeterzuur verblinden,
ons duizendmaal verwensen in naam van
de kluizenaar van het laatste uur,
dan nog zouden we naar u toe komen
om te luisteren naar het verhaal
over de verdwenen wezen van Woesteland.
De geciteerde passage straalt grote geheimzinnigheid uit, maar ook warmte en betrokkenheid. Andere steenrode passages zijn aardser en bevatten handenvol krenten, stokjes zouthout, de lucht van smeerolie, flarden van liedjes, smeulende vuurtjes en vochtige kleren.
Net als in de eerste vertellaag is er regelmatig commentaar op de vertelsituatie zelf. Bonnivan krijgt bij voorbeeld dorst van al die verhalen. Anders dan in de zwarte vertelling is er ook commentaar op de inhoud van de vertelling. Zo klaagt Manus over het te geringe percentage jongetjes in het verhaal van juffrouw Muizenval. ‘U denkt zeker dat jongens het leuk vinden als verhalen altijd alleen maar over meizen gaan.’ Waarop juffrouw Muizenval snedig reageert, het blote jong- | |
| |
mens optilt en zegt: ‘Geen jongens? En deze dan?’
Jakob Vistendraad tenslotte lijkt de rol te hebben van de oom van Klaar die in de eerste verhaallaag verantwoordelijk was voor het op gang brengen van de vertelling en in deze verhaallaag degene is die het verhaal opvist als het ergens blijft steken.
| |
Blauw
Het derde verhaal, in petrol blauw, is als verhaal misschien het duidelijkst. Het is een bizar sprookje over vijf wezen uit Woesteland die op een dag ontvoerd worden uit het Weeshuis voor Meisjes. Omdat de kinderloze boerenvrouw, Sibbel de Kat, verdacht wordt van dit misdrijf, stuurt rechter Bielzon van de Poelen streekwachter Sokkepet op haar af.
Ook hier zijn de namen vol betekenis. Sibbel is iedereen te sluw af en heeft een bloedhekel aan macht en gezag. Dat blijkt niet alleen uit de poetsen die ze de rechter en de streekwachter bakt, maar ook uit haar taal die even geheimzinnig als duidelijk is: ‘Morgen brengen’ en ‘Hier pak aan’. Omdat de streekwachter keer op keer bot vangt, moet de rechter wel een beroep doen op bovennatuurlijke krachten. Met de vuurrooie pulver van zijn pijp wordt het water rood als bloed en begint de put afschuwelijk te stinken. Bij een volgende keer pakken inktzwarte wolken zich samen boven Sibbels huis en worden vlas en gerst verhageld. Rampen waar de zeven plagen van Egypte bleek bij afsteken. En een taal die regelrecht uit de bijbel komt.
| |
| |
al het water werd rood als bloed:
En zie (zo ging dat verhaal):
uit hun binnenste stegen zwermen inktzwarte steekvliegen op.
Als Sibbel naar geen rede wil luisteren, komt de rechter in eigen persoon. Heel Hollands, op zijn fiets. Zodra hij de vermiste wezen gevonden denkt te hebben, barst hij uit in een jubel die het midden houdt tussen oeroude kinderliedjes, vieze versjes en nonsensrijmen:
Als de hond verdronken is
dan pakt de poes de muizen.
overjas waar een knoop af is
en grootmoe vangt de luizen.
toddela tiedelie duisternis'
van je balken en plavuizen!
In dit soort passages waar het verhaal letterlijk buiten zijn oevers treedt, verliest de lezer onherroepelijk de greep op het plot, maar gelukkig kan hij zich wentelen in de overvloed van taalplezier en wellustige klanken. Heerlijk om voor te lezen, angstaanjagend en onbegrijpelijk om naar te luisteren, maar dankzij die onbegrijpelijkheid en het voorlezen ook weer volkomen veilig. Het slot van het liedje is dat de rechter door Sokkepet een briefje laat wegbrengen:
Geachte Dirk van Woesteland,
Onderzoek heeft uitgemaakt
dat er geen wezen zijn vermist.
Met die conclusie zou het sprookje van juffrouw Muizenval ten einde zijn, ware het niet dat de Klaar in de zwarte vertelling en die in de steenrode geen genoegen neemt met zo'n onbenullig verhaaleinde. Als gevolg van deze protesterende interventie neemt juffrouw Muizenval
| |
| |
de drie kinderen mee naar de boswachtershut in een donkergroen sparrenbos. Daar blijkt dat Jakob Vistendraad het tweede hoofdstuk van Woesteland heeft verbrand - Manus ziet boven de gloeiende as nog net een paar punten en komma's naar boven zweven - zodat Juffrouw Muizenval gedwongen is een oude verhaaltruc toe te passen, die van de terugblik. Ze neemt de kinderen mee naar de dag dat Sibbel de Kat slaande ruzie kreeg met haar zuster Floor. Dat verhaal staat opnieuw in petrol blauw en heeft opnieuw bijbelse elementen: twee vrouwen die vechten om één kind.
Gaf Floor het een fles karnemelk
goot Sibbel die leeg in het bakje van de kat
en gaf er een fles zoete melk met room voor in de plaats.
Deed Floor het een rood schortje met geborduurde muizen aan,
wisselde Sibbel dat om voor een blauw schortje met bloemen.
‘Want,’ zei ze, ‘rood staat haar niet
en die muizen maken haar bang.’
Al vaak had Floor gezegd:
‘Je trapt op het hart van een moeder. Het is mijn kind.’
Maar Sibbel sloeg die woorden in de wind.
‘Je kunt me wat,’ zei ze dan.
Een mooier en tragischer want zinlediger voorbeeld van ruzie is bijna niet te bedenken. En het kan niet anders of zoiets moet verkeerd aflopen. Op een dag blijkt Floor met kind en al verdwenen. Sibbel blijft met eeuwige spijt achter. Tot jaren later een koopman aan de deur klopt. Hij stampte de rijp van zijn laarzen, stelt zich voor als Jakob Vistendraad en belooft Sibbel het meisje Lindeboom terug te brengen. Nog voor het graan rijp is. Op een late avond, de bloesem van de meidoorn begon al te verschrompelen maar het graan was nog niet rijp, wordt er tegen het raam getikt en schuifelen vijf als hazen verklede meisjes naar binnen. Aan de grauwe jurken die onder hun hazenpakjes piepten, kon je zien dat ze uit een tehuis kwamen. De eerste dagen zijn de vijf wezen hartverscheurend schuw. Ze gedragen zich zoals kinderen op kostscholen zich eeuwenlang gedragen moeten hebben: bang en hongerig.
Dan neemt het verhaal een wending door wat een onduidelijke verteller - Margriet Heymans zelf? - in petrol blauw aankondigt: ‘Omdat het verhaal nu op versvoeten liep klonk het verder als volgt.’:
| |
| |
Toen de vogels bij het opgaan
van de zon de dag begroetten
met getjilp uit duizend kelen,
strekte Sibbel lijf en leden,
liet een wind en bracht de strozak
waar ze 's nachts op had geslapen
weer terug naar waar hij hoorde:
bij de geiten en de kippen
in het schuurtje naast de stal.
In een reeks van zesvoetige jamben vol assonanties en alliteraties voltrekt zich het wonder. De wezen leren zich veilig voelen bij Sibbel en vertellen zelfs hun naam. In de ogen van Susling herkent Sibbel die van haar zuster Floor. Het zijn de ogen van Lindeboom!
En opnieuw worden de rollen omgedraaid. Niet Sibbel moet de wezen verzorgen, maar de wezen hun verzorgster. En omdat Sibbel van haar geweten niet mag laten merken dat ze Lindeboom herkend heeft, want ‘In Gods ogen zijn alle verschoppelingen gelijk en geen van hen is uitverkoren’, neemt ze hen mee terug naar haar eigen huis, waar ze het gat naar de geheime tuin van haar vader openbreekt. Daar zullen de wezen waaronder haar Lindeboom veilig zijn voor de grijpgrage handen van rechter Bielzon.
Ook dat thema kennen we, zowel uit de bijbel als uit de literatuur. Spelen niet alle belangrijke verhalen zich af binnen de muren van een tuin waar het kwaad niet binnen kan dringen? En was het niet de moestuin van haar moeder waar Hanna uit De prinses van de moestuin zich in terugtrekt als ze het leven met haar vader en haar broertje niet meer aan kan?
In feite nadert de plot op dit punt haar einde. Maar Heymans is nog niet klaar en blikt, wederom in petrol blauw, nog eens terug op hoe de koopman de kinderen met een slinkse truc uit het wezenhotel heeft weten te krijgen. In dit fragment zitten een paar geestige passages over nonnen op rieten sandalen en de vermomming als zuster Williams Wortelsjem van de luizen- en vlooiencontrole. Maar echt nodig was het niet. Aan de onthulling wie bij wie hoort en wat er nu eigenlijk precies gebeurd is, voegen deze geestigheden weinig toe.
| |
| |
| |
Paars
Omdat de drie verhalen die als het beroemde Droste-plaatje in elkaar overvloeien, toch weer samen moeten komen, volgt in paars - de vermenging van petrolblauw en steenrood - een verhaal uit het dagboek van Susling annex Lindeboom. Dat dagboek is een onderdeel van Jozefa's verzamelmap over de verborgen tuin en bevat onder meer het verslag van hun verblijf daar. Een paradijselijke tijd waarin de vijf kinderen zichzelf kunnen worden.
Het paarse verhaal bevat een inspirerende visie op opvoeding en ontluikende volwassenheid. Kinderen die met liefde omringd worden, warmte en voedsel krijgen en de ruimte om hun vleugels uit te slaan, worden mooie zelfstandige veertienjarigen.
We kunnen al goed voor onszelf zorgen.
Loewieze kan modderzalf maken en zweren verbinden
met lappen die we van versleten hemden afscheuren.
Riek is de beste in plantensnoeien en harenknippen.
Muis in plagen, timmeren en koken.
Popling is ontzettend slordig.
Slenteren, zingen, plantjes platrijden in haar tuintje
en nog meer van zulke stomme dingen.
Ze lacht me uit omdat ik onderwijzeres wil worden.
Waarom dat dagboek vervolgens ophoudt en juffrouw Muizenveld de gelegenheid krijgt haar verhaal in petrol blauw te voltooien, is verteltechnisch niet helemaal duidelijk.
En zo kwam het dus dat Susling-Lindeboom
de laatste wees was die wegging.
Toen ze onderwijzeres was pas...
Voor de ontknoping dat Jozefa en Lindeboom dezelfde zijn, was die kunstgreep naar mijn idee niet nodig geweest. Dat geldt misschien ook voor de verdubbeling van het zwarte en steenrode verhaal. Ook zonder die omweg had de kwestie van Jozefa's identiteit op een aardige manier aan de orde gesteld kunnen worden. En dat leidt tot de vraag waar al die lagen eigenlijk goed voor zijn. Margriet Heymans is niet iemand die literaire kwaliteit gelijkstelt aan gelaagdheid
| |
| |
en vertelexperimenten. Noch binnen haar werk noch daarbuiten heeft ze daar, bij mijn weten, ooit voor gepleit. Wel is het een kunstenaar die altijd op zoek is naar het niet voor de hand liggende. En in dat opzicht is De wezen van Woesteland alleszins geslaagd. Er is weinig braafs of voorspelbaars aan..
Ik vermoed dat al die om- en dwaalwegen functioneren als een metafoor voor de ondoorgrondelijkheid van het leven zelf. Alle ervaringen, indrukken, verhalen, godsdiensten, opvattingen en roddels bij elkaar maken de mens tot wie hij kan worden: iemand die zijn eigen plan trekt, zijn eigen kwaliteiten ontdekt en zijn eigen verhalen vertelt. De veelheid van mogelijkheden, gezichtspunten en benaderingswijzen en het democratisch naast elkaar plaatsen ervan is ook de kracht ervan. Die creëert een verwarring die dicht tegen chaos aan ligt, maar door de taal steeds opnieuw in banen wordt geleid. Met een laagje minder had De wezen van Woesteland net zo overtuigend of misschien wel overtuigender kunnen zijn, maar de complexiteit valt Heymans te vergeven omdat elk woord en elke tekening authentiek lijkt te zijn. Het proces van opgroeien, zoeken en verloren raken; de liefde tussen ouders en kinderen; de noodzaak van een veilige plek; het belang van fantasie ... het zijn thema's die ook in eerdere boeken spelen. Met enige goede wil completeren ze het beeld dat oprijst uit de interviews die beide zusters in de loop der jaren hebben gegeven over hun ongebruikelijke levens. Misschien ook kunnen al die dwalingen gezien worden als de metafoor voor de ondoorgrondelijkheid van Margriets eigen leven. Ik heb het de auteur niet gevraagd en zal dat ook niet doen, omdat zo'n autobiografische dimensie weinig betekenis heeft voor de lezer. Die geniet het meest als hij zich open weet te stellen voor de verwarring die deze uitbundige vertelkunst oplevert. Wie dat lukt, komt in een wonderlijke wereld waarin geestige situaties, uitbundige taal, aangrijpende verhalen, absurde fantasieën, balorige ideeën, kneuterige gedachten en spannende prenten in een duizelingwekkend ritme over elkaar heen buitelen. |
|