Met Een tuin om in de spelen, omdat het een echte ‘dikke Van Daele’ is. Met Een beer bij volle maan, omdat Mance Post erzulke verrukkelijke tekeningen bij maakte.
Maar hét boek waar ik echt iets mee heb, is Ik was een meisje met grote ogen en een strik.
Omdat niemand het wou hebben.
En omdat het over de laatste levensjaren van mijn moeder gaat.
Mijn moeder had de ziekte van Parkinson.
Twintig jaar lang.
Je gaat hevig beven en daar zijn dus medicijnen voor. En van die medicijnen ga je hallucineren.
Mijn moeder kon pràchtig hallucineren. Heel creatief. Ik heb vele uren naar haar gestamel zitten luisteren. Vaak met tranen in de ogen, nog vaker mijn eigen pijn en woede verbijtend. En soms deed ze me gieren van het lachen.
Met haar zieke geest betastte ze in de meeste gevallen stamelend de wanden van de krochten van haar jeugd. De tijd was opgeheven. Ze verbond moeiteloos voorvallen van zestig jaar geleden met iets wat enkele minuten daarvoor gebeurd was tot een verhaal. En merkwaardig, meestal was het een verhaal dat ook nog stond.
Ik besloot om met die verhalen van mijn moeder iets te doen, ze aan elkaar te rijgen tot één groot verhaal, waaruit een portret van haar zou opdoemen als sterke jonge vrouw én als zieke moeder.
De weinige mensen die het gelezen hebben, komen er telkens diep onder de indruk van, zijn kapot, ontroerd, geschokt. Ze bellen me erover, schrijven lange brieven.
En toch, na een tijd de ramsj in, met mijn liefste winkeldochter.
Kan een boek miscast worden?
Is er een uitgever in de zaal?