‘Het is nu precies tien uur.’
‘Kunnen ze niet zeggen wat het juist is?’
Ik verwerkte de cultuurschok met plakkaatverf en deed zo de ontdekkingen van de kunstgeschiedenis (perspectief bijvoorbeeld, en abstractie) in snel tempo nog eens dunnetjes over.
Misschien hielp het dat ik op mijn nieuwe school een buitenlandse was, zodat mijn gewoonten niet meer gewoon waren, en ik onder de verwarring door naar de kern moest zoeken. Het eerste uur van het nieuwe schooljaar in het nieuwe land moesten de kinderen op alfabetische volgorde opstaan en hun naam zeggen. Ik stond op bij de L, want daar hadden we altijd bijgehoord in het telefoonboek, maar ik moest van de lerares meteen weer gaan zitten. Toen de V aan de beurt was, kreeg ik te horen dat ik niet oplette. En we hadden allebei gelijk, zij en ik. Maar mijn gelijk verloor.
Misschien hielp die ene lerares mij buiten de clichés om nieuwe woorden te vinden, toen ze mijn verkeerd gemaakte huiswerk zag en me toekefte dat ik maar terug moest gaan naar mijn eigen land als ik het net als alle Nederlanders beter meende te weten. Misschien hielpen de Nederlandse kleuters die met de duim naar beneden ‘Patat!’ riepen als we met onze Belgische nummerplaat door Nederland reden.
Misschien hielp de studieprefect, door de ongenaakbare manier waarop hij als heerser van leerlingen over het afgesloten schoolplein liep, want op een mooie herfstdag dwarrelde er een blaadje in zijn haardos en bleef daar zitten zonder dat hij het merkte. En dat ene blaadje keerde op een subtiele manier het hele beeld om. Zoals dat herfstblaadje wilde ik wel kunnen schrijven.
Misschien hielp het om een oudste broer te hebben die soms zomaar tekenmateriaal voor me meebracht, terwijl ik niet jarig was, en die me vroeg decorstukken voor zijn grote, zelfgemaakte poppenkast te maken. En die zag dat het goed was. Hij kende een jongen op de kunstacademie. De jongen was groot en indrukwekkend en leerde mij in een paar onvergetelijke lessen over kleurgebruik en vlakverdeling en meer uiterst interessante dingen waar het op school nog nooit over was gegaan.
Misschien hielp het ook dat een van de leraren een dichter was, die, als hij ons kwam ophalen uit de op het plein geschilderde vakken, waarin we twee aan twee moesten staan wachten, voor ons uitliep alsof we niet achter hem aanliepen, alsof er niet om hem heen bevelen en opdrachten klonken, alsof hij daar toevallig liep, midden