Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10
(1996)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Tegen de dictatuur
| |
[pagina 386]
| |
willen daarover graag gericht geïnformeerd worden. Als ze vervolgens afgaan op de recensies die Van den Hoven en zijn companen afscheiden, waarin jeugdboeken volgens strikt- en streng-literaire eisen worden geanalyseerd, leidt dat vrijwel altijd tot ongelukken. Van den Hoven - en een groep geestverwanten - stelt de hoogste eisen aan jeugdboeken en komt alleen tot een positief oordeel als het betreffende boek daaraan voldoet. Boeken van bijvoorbeeld Anton Quintana, Imme Dros, Akky van der Veer, Aidan Chambers en Peter van Gestel kunnen onveranderd op juichende besprekingen rekenen. In de meeste gevallen is dat terecht. Maar nu de docent die leesboeken zoekt voor zijn leerlingen. Die gaat af op die positieve recensies en biedt zijn leerlingen die boeken aan. Dan volgt de koude douche. Veel leerlingen blijken die jeugdboeken niet interessant te vinden, omdat ze moeilijk of niet toegankelijk zijn vanwege het taalgebruik, de complexe structuur of literaire wijze van vertellen. Het zijn namelijk boeken voor de literaire fijnproevers en daar zitten de klassen bepaald niet vol mee. Alleen in het vwo kom je er nog wel eens een tegen, in vbo en mavo heb ik ze in twintig jaar nog nooit gezien en in het havo kwamen ze vroeger wel eens voor, maar dat is lang geleden. Het gevolg van die strenge literaire kritiek van Peter van den Hoven en de zijnen is dat leerlingen steeds geconfronteerd worden met boeken die zij niet kunnen of willen lezen. Docenten beginnen zich dan terecht af te vragen wat het nut is van die kritieken. Zij hebben er in ieder geval niets aan, ze werken volkomen averechts op wat ze willen bereiken. En de leerlingen? Die ontwikkelen het beeld dat jeugdboeken ingewikkeld, complex en moeilijk toegankelijk zijn. Denk je dat ze na zulke ervaringen weer een nieuw boek zullen proberen? Vergeet het maar: ze gaan voor de t.v. zitten en lezen niets meer. Dat lijkt me een volstrekt verkeerde ontwikkeling. De literair gerichte recensies werken dus contraproductief op de leesbereidheid en het leesplezier van leerlingen. Is dat wat Van den Hoven wil?
Het kan ook anders. Je kunt besprekingen schrijven die bestaan uit een combinatie van elementen: informatieve, literair-kritische en leesbevorderende. Van den Hoven mag dan wel beweren dat dit niet kan of tot slechte resultaten leidt (ik formuleer voorzichtig; Van den Hoven gebruikt denigrerender woorden), maar in de praktijk blijkt dat dit onzin is. Jeugdliteratuurbesprekingen van dat karakter schrijf ik namelijk al enkele jaren voor de tijdschriften Levende Talen, | |
[pagina 387]
| |
(eerder voor) Jeugdboekengids, (sinds kort voor) Jeugdliteratuur in de basisvorming en gezien de reacties is het onderwijsveld ermee ingenomen.Ga naar voetnoot1 Uit mijn aanpak blijkt wel degelijk dat het mogelijk is literair-kritische observaties te combineren met leesbevorderende en informatieve elementen waar docenten (en ouders) iets aan hebben. Dat betekent niet dat ik elk middelmatig jeugdboek de hemel in prijs, allerminst. Een kritische benadering blijft van groot belang, maar je moet die wel inbedden in een groter geheel, in een context. De opbouw van zo'n recensie bestaat in grote lijnen uit het plaatsen van de auteur en het boek binnen zijn/haar oeuvre, het aangeven van de thematiek, het globaal samenvatten van de inhoud, het kritisch beoordelen van de literaire kwaliteiten en tot slot uit het expliciet aangeven van de soort lezer die met dit boek uit de voeten kan, voorzien van argumenten. Waar Van den Hoven en de zijnen altijd minachtend doen over het werk van bijvoorbeeld Evert Hartman, Lieneke Dijkzeul, Tineke Hendriks, Thea Beckman, Ton van Reen of Theo Hoogstraaten, probeer ik altijd aan te geven of en bij welke jongeren die boeken in de smaak kunnen vallen en waarom dat zo is. Om daar zicht op te krijgen lees ik altijd uit de boeken voor in verschillende klassen en in verschillende schooltypen. Mij gaat het er namelijk onder andere om het juiste boek bij de juiste lezer te krijgen en die lezer plezier in boeken te geven. Met dat advies bedrijf je heldere jeugdliteraire kritiek en geef je gerichte en bruikbare leesadviezen. Je kunt heel goed duidelijk maken dat de literaire kwaliteiten van een bepaald jeugdboek misschien niet groots zijn, maar het komt vaak voor dat het betreffende boek door het onderwerp, de manier van vertellen, de aanpak of de taal heel geschikt is voor bepaalde groepen leerlingen. Aan de andere kant kun je een literair meesterwerk bespreken en als zodanig prijzen, maar erop laten volgen dat het alleen maar geschikt is voor de allerbeste lezers en zelfs voor hen nog heel moeilijk toegankelijk is (zoals bij het werk van Peter Pohl, Aidan Chambers en de jongste van Anton Quintana). Aan zulke besprekingen heeft een docent wat. En de leerlingen trouwens ook. Want een groot nadeel van de hooggestemde kritiek die zich uitsluitend positief uitlaat over literaire topboeken is dat die zich altijd negatief uitlaat over boeken die bij uitstek geschikt zijn voor leerlingen in het vbo en mavo. Ik | |
[pagina 388]
| |
probeer ook steeds jeugdboeken te bespreken die juist voor die leerlingen bestemd zijn, omdat dat de zwakste en minste lezers zijn die veel steun, begeleiding en een precies op hen toegesneden boekkeuze nodig hebben. Geen enkel boek dat de goedkeuring van Van den Hoven en de zijnen krijgt, past bij het niveau en de manier van lezen van die leerlingen. Ik wil nu juist dat zij ook met plezier lezen en leuke boeken voorgeschoteld krijgen van hun docenten. Die boeken kun je dus wel degelijk op een genuanceerde, heldere en kritische manier bespreken. Hiermee wil ik niet zeggen dat mijn aanpak de beste of enig juiste is of als enige bestaansrecht zou hebben. Alsjeblieft niet. Het is een manier. Daarnaast moet er ook ruimte zijn voor alle mogelijke andere benaderingen, inclusief die van kinderen die over jeugdboeken schrijven. Het bedenkelijke van het betoog van Peter van den Hoven is nu juist dat hij anderen die ruimte niet gunt. Hij beschouwt alleen zijn aanpak als legitiem en verwerpt in scherpe bewoordingen alle andere benaderingen. Ondanks de grote trom die Van den Hoven roert, blijven er gelukkig genoeg mensen die het volledig met hem oneens zijn en voor andere benaderingswijzen kiezen. Wie op school jeugdboeken tracht te promoten, mag daar gelukkig mee zijn. |
|