Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10
(1996)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
Het ABC van de jeugdliteraire canon
| |
[pagina 253]
| |
Oudere schrijversDe redactie van Schrijver gezocht heeft destijds expliciet gekozen voor de actualiteit. Het moest, zo schrijft de redactie in haar verantwoording een actueel boek [zijn] en geen historisch naslagwerk: de klemtoon ligt op auteurs van de laatste twintig à dertig jaar. Om alles wat daarbuiten valt, toch enigszins te behandelen, werkt Schrijver gezocht met algemene lemma's (26 op een totaal van 175). Zo komen oudere schrijvers slechts aan bod in de algemene lemma's Klassieken en Sprookjes. Eveneens verdekt opgesteld staan dichters (bij Poëzie) en auteurs van lectuur (bij Triviaalliteratuur). Het ABC van de jeugdliteratuur, dat strikt met ingangen op auteurs werkt,Ga naar voetnoot2 biedt dergelijke schrijvers wel de ruimte. Onder de 250 schrijversportretten tel ik zo'n 50 vooroorlogse auteurs, variërend van Hollands glorie als Chris van Abkoude, J.B. Schuil, Top Naeff en Cissy van Marxveldt tot internationale klassiekers als Milne, Perrault en Defoe. Aldus biedt dit schrijverslexicon niet alleen een doorsnede van de hedendaagse jeugdliteratuur, maar ook van de canon uit het verleden. Dit ABC zal minder snel verouderen dan Schrijver gezocht. In dit laatste boek wreekt het zich dat de redactie wilde aansluiten bij de interesses van jeugdige lezers. Veel auteurs die tijdelijk hevig populair waren, maar die niet echt een plekje verdienen in de literatuurgeschiedenis, zijn erin opgenomen. Mensen als Jean Coué, Lynn Hall, Zibby Oneal, de vergeten topauteurs uit de 14+ reeks van Lemniscaat. Deze hebben terecht in Het ABC van de jeugdliteratuur geen plaats gekregen. Net zo min als de vele Vlaamse schrijvers van het tweede garnituur. Dat deze wel in Schrijver gezocht staan, is niet vreemd aangezien dit boek een bundeling is van dertig jaar schrijversportretten achterop de Vlaamse Jeugdboekengids. Maar bij veel namen moet je je toch afvragen of ze de tand des tijds overleven. De redactie van Het ABC van de jeugdliteratuur is juist terughou- | |
[pagina 254]
| |
dend geweest met het opnemen van jonge auteurs: Niet iedereen kon nu al een plaatsje vinden; sommigen moeten wachten tot een volgende editie, meldt ze in het voorwoord. Die voorzichtigheid is verstandig bij een literair-historisch naslagwerk. Bij de oudere auteurs is de redactie naar mijn smaak soms te voorzichtig geweest. Of beter gezegd: heeft ze zich te veel laten leiden door het criterium dat op de achterflap verwoord wordt: alle belangrijke kinderboekenschrijvers die vandaag de dag gelezen worden. Als je dat criterium van vandaag de dag gelezen worden ook zou hanteren voor naslagwerken van de Nederlandse literatuur voor volwassenen, zouden Vondel, Cats, Bilderdijk, ja zelfs Kloos en Van Deyssel rücksichtslos uit de annalen geschrapt moeten worden. Schrappen heeft de redactie van het jeugdliteraire ABC zeker gedaan. In hun ABC komt de oudere Nederlandse jeugdliteratuur er met alleen Hieronymus van Alphen tenminste wel heel bekaaid van af. Daar hadden op zijn minst J.J.A. Goeverneur, J.P. Heye, Betje Wolff en Nicolaas (De brave Hendrik) Anslijn aan toegevoegd moeten worden. Niet hun namen, maar wel hun werk leeft immers nog voort in de Nederlandse cultuur. (Voor de minder ingewijden: Toen onze Mop een Mopje was en Zie de maan schijnt door de bomen danken we respectievelijk aan Goeverneur en Heye). Dat de samenstellers, zoals ze ons in hun voorwoord melden, probeerden een compleet overzicht te bieden van alle auteurs die tot de canon van de kinder- en jeugdliteratuur worden gerekend of bekendheid genieten bij een breed publiek, is dan ook niet helemaal geloofwaardig. Compleet is natuurlijk altijd roekeloos (waar is bijvoorbeeld Francis Hodgson Burnett, schrijfster van de klassiekers De geheime tuin en De kleine lord?) en het woordje ‘of’ had beter vervangen kunnen worden door ‘en’. Want de samenstellers brengen omwille van een breed lezerspubliek een geselecteerde canon. En, dat moet gezegd, laten binnen dat kader weinig steken vallen. Maar eigenlijk leven we natuurlijk nog een beetje in de tijd van de Opies: voor een degelijk jeugdliterair lexicon waarin ook de oude garde aan haar trekken komtGa naar voetnoot3 en waarin volledige bibliografieën opgenomen kunnen worden, is de markt helaas (nog) te klein. | |
[pagina 255]
| |
PlaatsbepalingZoals gezegd richt Het ABC van de jeugdliteratuur zich op een breed publiek: Ouders, grootouders, ooms, tantes, onderwijzers, bibliothecarissen, leraren en alle anderen die met kinderen te maken hebben, zoals de redactie in haar voorwoord groots opsomt. De heldere en strakke opzet van de schrijversportretten past bij deze algemene doelgroep. Elke auteur krijgt twee pagina's toebedeeld, afgezien van achttien kanonnen (zoals Annie Schmidt, Willem Wilmink en Guus Kuijer), die krijgen er vier. Elk portret opent met een goed gekozen en aansprekend citaat uit een boek van de betreffende auteur. Daarna volgen een korte levensschets, informatie over de boeken en een geselecteerde bibliografie. Dit geheel, gecompleteerd met een foto van de auteur en illustraties uit het werk of boekomslagen, resulteert in een overzichtelijk en aantrekkelijk opgemaakt boek. Centraal staat de informatie over het oeuvre. Behalve een beschrijving van de belangrijkste boeken bevat dit een beoordeling en plaatsbepaling van de auteur. Het oordeel is meestal genuanceerd en, zij het niet objectief, in elk geval intersubjectief (onder andere gebaseerd op kritieken en recensies). De samenstellers maken bovendien regelmatig onderscheid tussen de waardering van kinderen en die van volwassenen. Zo kan men bij Jan Terlouw bijvoorbeeld lezen: Omdat hij ingewikkelde problemen tot overzichtelijke afmetingen kan reduceren is Terlouw bij de jeugd een populair auteur. Een tweede reden is dat hij een klassieke verteltrant hanteert, die spannend, direct, gezellig en oubollig tegelijk is. Volwassenen vinden zijn wereld wel eens te geordend en ergeren zich vaak aan zijn neiging tot uitleggen en commentaar geven. Niet alleen is een dergelijk onderscheid handig voor degenen die boeken willen uitzoeken voor kinderen; het is tevens onontbeerlijk in een handboek waarin ook auteurs van lectuur opgenomen staan. Dàt die opgenomen zijn, is een specifiek kenmerk van de jeugdliteraire canon. Anders dan bij lectuur voor volwassenen handhaaft populaire jeugdlectuur zich doorgaans gedurende diverse generaties. Daarmee blijven namen als Enid Blyton, Willy van der Heide en J. en P. Nowee voortleven en verdienen ze een plaatsje in de geschiedenis. De portretten zijn helder en informatief. Er zitten enkel wat kleine schoonheidsfoutjes in de portretten. Zo wordt niet bij elke overleden auteur consequent op dezelfde manier de sterfdatum vermeld. Bij ruim de helft kun je het op dag en maand nauwkeurig nalezen. Vele | |
[pagina 256]
| |
anderen krijgen slechts een jaartal, 4 auteurs een maand plus jaartal en Laura Ingalls Wilder moet het helemaal met een vage aanduiding stellen (na de dood van haar moeder). Hier wreekt zich volgens mij dat de redactie bij het samenstellen van de portretten sterk geleund heeft op het Lexicon van de jeugdliteratuur. Ook hierin zijn de sterfdata niet consequent, maar dit is een losbladige, periodieke uitgave; in een boek als Het ABC van de jeugdliteratuur had een goede eindredacteur dergelijke inconsequenties eenvoudig kunnen voorkomen. Overigens blijft volstrekt onduidelijk hoe de samenstellers precies gebruik hebben gemaakt van het Lexicon, waarvan zij zoals gezegd de redactie vormen. Ik kan me niet voorstellen dat ze al het werk opnieuw gedaan hebben. Daarvoor leunt de opzet ook te sterk aan tegen die van het Lexicon. Maar het was wel zo netjes geweest als zij hun schatplicht verantwoord hadden. | |
WillekeurigEen verantwoording mis ik ook bij de bijlages. De titellijst, geordend volgens de (leeftijds)categorieën die bibliotheken hanteren en de lijst met beroemde hoofdpersonen spreekt voor zich. Doch van de overige bijlages is onduidelijk wat de redactie er precies mee beoogt. En welk lezerspubliek ze voor ogen houdt. Want wat moeten die ouders, ooms, tantes enzovoorts in godsnaam met die uitgebreide lijst van jeugdliteraire prijzen, tot die van de Denen en de Duitsers toe? Staan ze misschien daar geordend, omdat ze ergens in de tekst genoemd staan (zoals de lijst met boektitels ook spoort met die uit de bibliografieën bij de portretten)? Maar waarom eigenlijk? De redactie zwijgt in alle talen. Die hang naar volledigheid ontbreekt in de bijlages ‘Verder lezen’ en ‘Jeugdtijdschriften’. Gelukkig natuurlijk, doch het is mij een raadsel waarom nu net deze titels genoemd worden. Neem de tijdschriften. Afgezien van het feit dat de Blauw Geruite Kiel abusievelijk bij de lijst met prijzen staat afgedrukt, schitteren hier twee belangrijke, vernieuwende tijdschriften door afwezigheid: MikMak en Ezelsoor, beide bladen die literaire leesbevordering hoog in het vaandel voerden. De graai uit de vooroorlogse tijdschriften is helemaal zeer willekeurig. Waarom wel het christelijke Jong Leven en niet Het Weekblaadje voor de Roomsche Jeugd, om maar een voorbeeld te noemen? | |
[pagina 257]
| |
Als je zo'n lijst met tijdschriften wilt geven, moet je het goed doen. En als het dan te uitgebreid wordt, moet je misschien constateren dat het onderwerp buiten je boekje valt. En dat je beter kunt verwijzen naar inventarisaties als die van Riana Luiks-Kramer of de vrij uitputtende studie van Marjoke Rietveld. En zelfs daarvan kun je besluiten: dat is te specialistisch voor onze brede doelgroep. Zoals ik persoonlijk ook de in de bijlage ‘Verder lezen’ vermelde titels van Toin Duijx (over vergeten auteurs uit het interbellum - auteurs die je dus ook in dit ABC niet tegenkomt) en Anne de Vries' proefschrift te specialistisch vind. Ik had het logischer gevonden hier de populaire en toegankelijke reeks Lezen over... of de knipselmappen over jeugdboekenauteurs en jeugdliteraire thema's van het Nederlands Bibliotheek- en Lektuur Centrum op te nemen. Kortom, bijlages lijken een leuke lezersservice, maar als je ze te haastig samenstelt, werken ze tegen je. En dat is jammer in een handboek dat verder wel deugt. Gebruikers van Het ABC van de jeugdliteratuur zou ik dan ook willen adviseren: vergeet de bijlages, lees de schrijversportretten. |
|