Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 9
(1995)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 558]
| |
[pagina 559]
| |
Andreus-biografie: te veel ijver?
| |
[pagina 560]
| |
onder het feit dat hij een ongewenst kind was, wellicht niet verwekt door de man die als zijn vader geboekt stond, en die bovendien na de scheiding van zijn ouders werd opgevoed door een stiefvader die als handelsreiziger en autoverkoper de kost verdiende. Van der Zants overgrootvader was opgenomen in de Provinciale Krankzinnigeninrichting Duin en Bosch en daar na een jaar gestorven. Zijn moeder was manisch-depressief. Zelf heeft hij zijn leven lang geworsteld met depressies. Hij heeft duidelijk gemaakt dat hij gered is door een psychiater, de juiste man op het juiste moment. Deze psycho-analist, Maarten Lietaert Peerbolte, geloofde in prenatale trauma's. Voor zijn patiënt werd het duidelijk dat hij het slachtoffer was geworden van een abortus waarbij de andere helft van de tweeling verloren ging. De herinneringen aan zijn jeugd werden volledig bepaald door dit trauma. Uit het tv-programma van Wim Kayzer over geheugenbedrog weten we hoe onzeker we moeten zijn over herinneringen - deze biografie is er een demonstratie van - maar de subjectieve werkelijkheid was voor Andreus authentiek en pijnlijk genoeg. Curieus is dat de tweelingsymboliek in zijn gedichten te vinden is vóór hij op de hoogte werd gebracht van Peerboltes opvattingen.
Op 17-jarige leeftijd, in 1943, heeft hij zich vrijwillig gemeld voor dienst aan het oostfront in het Vrijwilligerslegioen Nederland. Van der Vegt maakt overtuigend duidelijk dat het met die vrijwilligheid wel meevalt. Toch is voor Van der Zant zelf deze geschiedenis zijn leven lang traumatisch geweest, evenals zijn agressie tegenover zijn Franse geliefde. Toen Van der Zant 21 was, besloot hij van de pen te gaan leven onder de naam Hans Andreus. Hij had behalve gedichten twee kinderverhalen geschreven en een uitgever had daar belangstelling voor getoond. In 1947 gaf hij als beroep op: schrijver, kinderboeken. Hij werd aangespoord tot het schrijven van kinderverhalen door een buurvrouw die als illustratrice werkte. Zij las zijn eerste verhaal: Tjirp de krekel. In dat verhaal zit een autobiografisch element. De zwervende muzikant Tjirp lijkt op Andreus, die wel als straatmuzikant de kost wou verdienen. De opmerkingen van meester Egel zijn hem evenmin vreemd. In hem was een schoolmeester verloren gegaan, zeiden verschillende vrienden en geliefden. In De kikako van 1958 heet de hoofdfiguur Jan-Willem. Hij is net als Johan veel op het strand te vinden. Op een dag komt een beest uit | |
[pagina 561]
| |
de golven, de kikako volgens eigen zeggen. De jongen en het zeebeest sluiten vriendschap. Na enige tijd kunnen de ouders ermee leven, maar de ambtelijke autoriteiten hebben te weinig fantasie. Vooral de verstrekking van een paspoort levert problemen op, net als bij Hans Andreus, die zijn nieuwe naam officieel wilde gebruiken. Henry de filmhond wil net als zijn geestelijke vader liever niet te veel op de voorgrond treden. Ook in de gedichten voor kinderen zitten autobiografische elementen. Andreus' moeilijke woonsituatie - hij had geen geld voor een stil huis met ruimte er om heen - is terug te vinden in De fontein in de buitenwijk van 1973: Ik wou dat iedereen kon wonen in een huis / waarin je werkelijk kon wonen. In de vierde en laatste bundel, Kinderversjes, uit 1975, schreef hij: Die meneer de versjesschrijver, / o wat heeft hij weer een ijver: / woorden schrijft hij bij dozijnen, / laat ze soms zo'n beetje rijmen en dat doet hij dan ook! Ondertussen schijnt de zon, maar hij tijpt maar onverstoord / z'n versjes (of wat er voor wil doorgaan), / hij vindt zeker: dat moet vóórgaan, / maar als je 't mij vraagt: té veel ijver / heeft meneer de versjesschrijver. Let op de in dit geval grappige gespletenheid.
De redactie van het literaire tijdschrift Maatstaf vroeg hem in 1969: Waarom schrijft u nauwelijks poëzie meer? Wat trekt u in het schrijven voor kinderen? Hebt u heimwee naar poëzie? Andreus antwoordde: Wat een onzin. Ik publiceer nog bijna ieder jaar een bundel gedichten. (...) Overigens is er niet zóveel verschil tussen het schrijven voor kinderen en van poëzie. In dit antwoord valt op voor kinderen en van poëzie, waar je zou verwachten voor kinderen en volwassenen. Voelde hij dus toch een behoorlijk verschil? Vreemd, want in de vorm (smalle sonnetten) lijken zijn laatste kindergedichten op de laatste gedichten voor volwassenen. Aan de andere kant schrijft hij aan zijn psychiater, met wie hij bevriend raakte, dat hij weleens van de jaarlijkse kinderboeken afwilde. Aan Babs van Wely schrijft hij dat proza schrijven voor volwassenen toch nog wel even anders is dan voor kinderen, hoor - simpelweg ingewikkelder, en veel moeilijker de precies juiste toon te continueren. Van der Vegt veronderstelt naar aanleiding van de Maatstaf-publicatie dat Andreus' succes als kinderboekenschrijver zijn positie als dichter had aangetast. In een noot haalt hij Mischa de Vreede aan die zei dat het negatieve oordeel over Andreus' latere poëzie samenhing met zijn succes als kinderboekenschrijver. De kritiek wil graag duidelijke hokjes! | |
[pagina 562]
| |
Zijn pen bracht veel meer voort dan gedichten en kinderboeken: hoorspelen, een toneelstuk, romans en novellen, liedjes, vertalingen, kritieken en reclameteksten. In zijn eigen jeugd las hij graag vrolijke en avontuurlijke boeken en in de gedichten voor volwassenen is vaak een lichte, speelse toon te vinden. Andreus was ondanks zijn trauma's, zijn depressies, zijn woede-aanvallen ook een vrolijke man, een taalbegaafde met fantasie, een mens met veerkracht, élan, vechtlust, spot, een vitale minnaar, een verhalen vertellende vader die genoot van zijn opgewekte dochter. De gedichten voor kinderen en de verhalen - ze passen evengoed bij de schrijver als de erotische of mystieke gedichten. En de kwaliteit? Ook in de verzamelde gedichten, zelfs in De sonnetten van de kleine waanzin, zijn minder geslaagde teksten te vinden: te particulier, te anecdotisch, te duister, te slap. Aan de andere kant, denkend aan zijn experimentele status: ook in zijn jeugdliteratuur zijn vernieuwende elementen te vinden. De fontein in de buitenwijk had als ondertitel gedichten voor kinderen en niet kinderversjes. Hij schreef aan Babs van Wely, zijn illustratrice, dat hij deze bundel bedoelde voor wat oudere kinderen, van 8 tot 80: ik heb dus geprobeerd in die gedichten om ze hier en daar een beetje èchter poëtischer te laten zijn dan bij wijze van spreken Wippertje Wap Danst Van De Trap en ook: dat ik de kinderen meer als ‘mens’, als volwaardig beschouw, ook al zijn ze dan kind. Hij wist dat hij vernieuwend bezig was: het is namelijk nog nooit gebeurd dat men zoals ik in een bepaald gedicht, een kind bang laat zijn voor de dood, en zulke gedachten hebben kinderen toch wis en zeker wel.
Moeten de liefhebbers van Andreus-de kinderboekenschrijver deze biografie lezen? Ik heb bijna alles wat Van der Vegt zegt over dit onderwerp in deze bijdrage gereleveerd. Wie leest een biografie? Waarom lezen we biografieën? Ik ben geneigd om met een variant op Enzensberger te zeggen: Lees geen biografieën, mijn zoon. Lees gedichten, ze zijn objectiever. En dat is geen verwijt aan Van der Vegt. Die is voorzichtig en zorgvuldig en sympathiserend genoeg. Een biografie is zo subjectief, omdat hij de schrijver in al zijn menselijkheid laat zien. Literatuur kan en moet op zichzelf staan. Ik heb er lang over gedaan, na de biografie over Achterberg, om zijn gedichten los te maken van die enge, bange man. Johan Wilhelm van der Zant is me evenmin meegevallen. Dat ligt, nogmaals, niet aan Van der Vegt. Integendeel, de biograaf heeft | |
[pagina 563]
| |
Andreus met veel begrip en zeker met liefde voor zijn gedichten getekend. En natuurlijk werkt de biografie verhelderend en wij lezers zijn zo nieuwsgierig... maar toch. Kon een auteur volstrekt anoniem blijven, het ware beter voor zijn werk. En het werk dat zonder biografie niet begrepen kan worden, moet misschien in portefeuille blijven. |
|