Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 9
(1995)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 564]
| ||||||||||||||
[pagina 565]
| ||||||||||||||
Anna Hubert van Beusekom
| ||||||||||||||
Anna's kinderjaren van 0 tot 14 jaar (1882-1896)In 1881 gingen de pas getrouwde ouders van Anna in Breda wonen. Ze kwamen terecht in wijk C, Prinsenkade 241 bis. Een huis gelegen aan de haven, net iets buiten het oude centrum van Breda. Vanuit hun huis hadden ze uitzicht op de Grote Kerk en aan de linkerkant van de straat lag het Spanjaardsgat. Achter het huis stond de kathedrale kerk van de H. Barbara. | ||||||||||||||
[pagina 566]
| ||||||||||||||
Het eerste kind van Anna's ouders werd dood geboren. Op 19 februari 1882 kwam hun eerste dochter Anna Christina Helena ter wereld. Anna's vader deed op de een en twintigste februari aangifte van deze blijde gebeurtenis. In de volgende drie jaar kregen ze nog twee dochters. Op 23 januari 1884 werd Joanna Jacoba Sara (vernoemd naar oma van Beusekom) op de wereld gezet en op 20 mei 1885 Cornelie Henriette Antonia Petronella (vernoemd naar haar moeder en overgrootmoeder). Ook van deze twee geboortes werd aangifte gedaan bij de burgelijke stand van Breda. Op 13 april 1888 verhuisde het gezinnetje naar Rotterdam naar de Diergaardelaan 51. Daar werden in 1889 en 1890 nog twee zonen ter wereld gebracht. De oudste werd Antoni Petrus genoemd naar zijn opa van vaders kant en de tweede werd Paulus Adrianus genoemd naar de andere opa. Bij de geboorte van haar eerste zoon schrijft moeder in haar dagboek: Eindelijk een zoon, ik hoop dat hij net zoveel van mij zal houden als ik van mijn lieve vader heb gehouden.Ga naar voetnoot2 De kinderen kregen de volgende roepnamen: Anna werd onder andere Anneke genoemd, het tweede meisje Coos, de derde Corrie en de jongens Toon en Paul. In 1894 verhuisde het gezin een paar huizen verderop naar Diergaardelaan 27. Het was toentertijd een statige laan, vlak bij het dierenpark dat later verplaatst is, met huizen die rond 1880 zijn gebouwd. Daar blijven de Van Beusekoms tot 1897 wonen. | ||||||||||||||
Anna's familieledenVader was controleur der directe belastingen en inspecteur van de Dienst Grondbelasting van Rotterdam. Tevens was hij adviseur honoreur voor de Minister van Financiën. Hij had in 1908 zijn eigen kantoor in Rotterdam in wat toen al bekend stond als ‘Het witte Huis’ aan de Wijnhaven. Hij begon op de zesde etage (1908-1909) en even later verhuisde hij naar de derde waar hij tot 1923 zijn kantoor had. ‘Het Witte Huis’ bestaat nog steeds en wordt nog steeds als kantoor gebruikt. | ||||||||||||||
[pagina 567]
| ||||||||||||||
De meeste verhalen over de vader en moeder van Anna hebben we van Mevr. Wilhelmina J. Hubert van Beusekom die ze weer van haar moeder heeft gehoord. Toen Maria Suzanna van den Bos net getrouwd was met Anna's oudste broer Antoni, was ze de enige die vader Hubert van Beusekom een weerwoord gaf. Toen het paar de administratie van het landgoed in Hilvarenbeek overnam, liet vader voor hen een huisje bouwen op landgoed Gorp omdat het samenwonen in één huis niet meer ging. Dit huisje heette ‘Het paradijs’ en was door de schoondochter zelf ontworpen. De moeder van Wilhelmina had wel wat problemen om zich aan het ouderwetse gezin aan te passen. Ze heeft bij haar schoonzusjes aardig wat teweeg gebracht. Toen ze voor het eerst bij de familie bleef logeren waren de schoon- | ||||||||||||||
[pagina 568]
| ||||||||||||||
zusjes verrukt over haar kanten nachthemd. Zelf sliepen de dames Hubert van Beusekom nog in baptisten nachthemden. Al snel werden de dames ook wat moderner, ze gingen kortere rokken dragen en knipten hun haar af. Vader werd door zijn schoondochter uit de hoogte behandeld en dat vond hij eigenlijk wel leuk. Wilhelmina kan zich geen negatieve herinnering van opa voor de geest halen. Voor zijn kleinkinderen was hij wel lief, voor zijn eigen kinderen niet. Het was een ouderwetse man die zijn kinderen heel kort hield. Aan zijn portret is goed te zien dat het een strenge man betreft waar niet mee te spotten is en wiens wil wet is. Oma daarentegen was een schat van een mens en ze had altijd ijsbonbons voor de kleinkinderen. De laatste herinnering die Wilhelmina (Willes) van haar heeft is dat ze zelfs op haar sterfbed nog ijsbonbons bij zich had voor de kinderen. In 1930 overlijdt moeder Hubert van Beusekom. In 1939 sterft vader.
In Rotterdam ging Anna samen met haar zusje Coos naar de HBS. Daar maakten ze vijf jaar vol. Na die periode wilde Coos in Utrecht gaan studeren maar dat mocht niet van vader. Ze heeft het tòch gedaan en maakte daar kennis met Prof. Dr. Hendrik Berkelbach van der Sprenkel (hoogleraar Histologie op dezelfde universiteit). Ze trouwden in 1916 en kregen twee dochters: Muis, die in 1919 werd geboren en nu nog leeft, en Lila die drie jaar later geboren werd, trouwde met de heer Doeksen en twee dochters en een zoon ter wereld bracht. Coos overleed in 1980. Anna's jongste zus Corrie werd twee meter lang en had het daar, zeker in die tijd, best moeilijk mee. Corrie had ook grote voeten en grote handen en een lang gezicht. Ze had een extra grote fiets die de Eiffeltoren werd genoemd. Ze zei altijd dat haar danspartners als schortjes om haar middel hingen. Ze is nooit getrouwd en heeft altijd voor haar familie gezorgd. Toen haar ouders oud werden zorgde Corrie voor hun en ook andere familieleden bood ze haar diensten aan. Corrie overleed in 1949 te Den Haag.
Vader wilde graag dat Anna's broertjes Toon en Paul na het gymnasium Rechten gingen studeren. Zijn zoons wilden liever in Wageningen studeren maar vaders wil was wet en dus togen zijn zoons naar Leiden. De jongste zoon Paul heeft het tot advocaat geschopt en is nog beëdigd tot gerechtstolk, maar hield het in dat vak al snel voor gezien en begon in Frankrijk een druivenplantage. In 1926 trouwde | ||||||||||||||
[pagina 569]
| ||||||||||||||
Het gezin Hubert van Beusekom rond 1890-1891
| ||||||||||||||
[pagina 570]
| ||||||||||||||
hij met Cornelia Maria Goemans en kreeg twee kinderen. Zijn zoon Johan werd stuurmansleerling en overleed op jonge leeftijd in het jaar 1951. Zijn dochter trouwde met een leraar Engelse taal- en letterkunde die familie was van de bekende uitgever Noordhof. Zij kregen samen twee kinderen. Anna's oudste broer Toon heeft de rechtenstudie nooit afgemaakt. Hij werd directeur van de N.V. Provinciale Hypotheekbank in 's-Gravenhage en trouwde in 1920 met Maria Suzanna van den Bos, de vrouw die door de ouderwetse familie een frisse wind liet waaien. Op de Schiedamseweg 121b te Rotterdam kregen ze twee kinderen, Wilhelmina Joanna (1924) en Antoni Petrus (1927). Niet lang daarna vertrokken ze naar Zuid-Afrika om daar hun geluk te beproeven. Toen Toon door zijn vader gevraagd werd om de administratie van hun landgoed in Hilvarenbeek bij te houden kwam het gezin weer terug in Nederland. Op dat landgoed werd toen voor hun ‘het Paradijs’ gebouwd. De kinderen van Toon en Suzanna vertrokken op hun beurt weer naar Zuid-Afrika. Wilhelmina trouwde met Dirk Nauta en kreeg drie dochters en een zoon. De zoon onderhoudt nu het stukje landgoed wat nog is overgebleven. Antoni trouwde met Krina Molbroek in Pretoria, kreeg vier dochters die daar nu nog wonen en overleed daar ook. | ||||||||||||||
Hoe Anna tot schrijven kwam (1896-1902)In 1896 begint Anna's schoolloopbaan aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes. Het is een mooi gebouw aan de Witte de Withstraat nummer 60 in Rotterdam. Samen met Coos belandt Anna in de klas waar ook Annie Salomons, die later net als Anna boeken (vooral verzen) zal gaan schrijven, deel van uitmaakt. Anna is een keurige leerlinge, die voor gedrag altijd het hoogst haalbare cijfer krijgt. Dit in tegenstelling tot Coos, die zich in de klas (en daarbuiten) minder netjes gedraagt. In geschiedenis is Anna een kei. Ze houdt van het vak en wil later in Utrecht gaan studeren. Dat plan laat ze om onduidelijke redenen weer varen. Schrijven kan Anna erg mooi, maar wiskunde is een ramp. Ze begrijpt er weinig van, zoals ook de cijferlijsten uit die periode aantonen. De familie (Hubert) van Beusekom verhuist in 1898 naar het adres Wijnhaven 121. Het is een hoog pand, waar vooral Toon en Paul | ||||||||||||||
[pagina 571]
| ||||||||||||||
allerlei kattekwaad uithalen. Zo houden ze voorbijgangers voor de gek met een aan een touwtje bungelende stuiver, die ze naar boven hijsen wanneer iemand zich bukt om het muntstuk op te rapen. Corrie (of Cokkie, zoals ze in familiekring genoemd werd) blijft thuis om de huishouding te doen, maar Anna en Coos verlaten iedere dag de Wijnhaven om de HBS in de Witte de Withstraat te bezoeken. Op deze school krijgt Anna in de vierde klas (schooljaar 1899-1900) van de directrice een eerste zetje in de richting van het schrijfsterschap:Ga naar voetnoot3 Op de HBS hadden we voor 't eerst les van een nieuwe Juffrouw (de nieuwe directrice) die ons onverwachts een opstel liet maken over een onderwerp dat we zelf mochten kiezen, 't moest in een uur af zijn. Ik krabbelde maar zoo 'n verhaaltje van een troepje kibbelende kinderen en tot mijn niet geringe verbazing werd het de volgende week door de Juffrouw voorgelezen als ‘het beste opstel’. Ik kon wel goed opstellen maken ('k was verder niet bijzonder knap want van wiskunde begreep ik niets) maar op dit had ik helemaal mijn best niet gedaan, 'k vond het zelf erg dunnetjes gewoon. | ||||||||||||||
[pagina 572]
| ||||||||||||||
beoordelen door Juffrouw Bakhuizen van den Brink onze directrice, die me nogal genegen was, maar die het verschrikkelijk lang hield, meer dan 6 maanden! Ik durfde het niet terug te vragen ik dacht dat ze 't bespottelijk van me vond maar eindelijk werd er toch een brief geschreven en 't boekje of liever 't verhaal kwam terug met een gunstig oordeel, waarschijnlijk was het goeie mensch de heele zaak al zoo wat vergeten met al haar andere druktes. | ||||||||||||||
[pagina 573]
| ||||||||||||||
ongelijk inzag en ‘die vinger Gods’ er een grooteren rol in liet spelen zou hij het verhaal wel voor een kinderblaadje kunnen gebruiken. | ||||||||||||||
Anna als schrijfster (1902-1907)Het lukt Anna inderdaad haar verhaaltje gedrukt te krijgen. Via Juffrouw Bakhuizen van den Brink, meneer Van Sijn en nog wat andere uitgevers komt het verhaal uiteindelijk bij meneer Van Dishoeck, uitgever te Bussum, terecht. In oktober 1902 verschijnt bij deze uitgever de eerste druk van Een spannetje van vier. Een spannetje van vier beschrijft het alledaagse leventje van de vier kinderen Van Oudenaerden; Piet, Non, Toos en Fritsje. Het boek wordt redelijk positief ontvangen, hoewel Ida Heyermans Anna ‘oppervlakkigheid’ verwijt: Het is dan ook te hopen dat deze schrijfster, wier pen wel versneden is en prettig eenvoudig vertelt, zichzelf op den duur te goed zal vinden om zoo aan de oppervlakte van het leven te staan!Ga naar voetnoot5 | ||||||||||||||
[pagina 574]
| ||||||||||||||
[pagina 575]
| ||||||||||||||
Anna is echter blij met haar eerst verschenen boek. En wat toen het prettigst werd? Niet de 50 gulden die ze er mee verdiende, ook niet het loopen langs de winkelramen waar het boek voor lag en evenmin de vriendelijke stukjes die er over in de courant verschenen; neen, het heerlijkst van alles waren de briefjes, de bloemen, de chocolaadjes, die de kinderen die van het boek genoten hadden haar toezonden, want voor de kinderen was het immers geschreven?Ga naar voetnoot6 In 1903 verschijnt bij dezelfde meneer Van Dishoeck in Bussum De oudste. Het is een boek waar Anna volgens haar brief van 12 september 1903 aan meneer Van Dishoeck veel van zichzelf in gelegd heeft: Niemand is meer overtuigd dan ik dat er voor geen cent literaire waarde aan mijn Oudste zit en daar heb ik ronduit gezegd nooit naar gestreefd al houd ik veel van mijn boek omdat ik ook veel van mijn eigen leventje houd en er veel dingen in voorkomen waar je Anneke van Beusekom uit proeven zult zooals mijn vriendinnen zeggen. De oudste gaat over het burgemeestersgezin Daelheim. De oudste dochter beschrijft de gebeurtenissen in haar eigen leventje en die van haar zes broertjes en zusjes. De kritieken zijn, voor zover wij ze hebben kunnen achterhalen gematigd positief. Men acht De oudste beter dan Een spannetje van vier en vindt het een echte bakvisch-roman. Ben is het derde boek dat bij uitgever Van Dishoeck verschijnt. De eerste druk komt uit in oktober 1904. Ben is het verhaal van de tienjarige stadsjongen Ben van Hoven. Hij is een halve wees en loopt een beetje mank. De kerstvakantie brengt hij door bij zijn oom en tante die in een dorp wonen. Ben beleeft er een heerlijke tijd en heeft het bij zijn oom en tante duidelijk meer naar zijn zin dan in de stad. Evenals in veel van haar andere boeken komt ook in Ben Anna's voorliefde voor het dorp en de vrije natuur naar voren. De hoofdpersoontjes in Anna's boeken vertrekken veelal uit de stad om in de buitenlucht wat aan te sterken. In Opa en Ineke bijvoorbeeld, mag | ||||||||||||||
[pagina 576]
| ||||||||||||||
Ineke een poosje bij Opa logeren om er helemaal beter te worden. In Een spannetje van vier vertrekt het hele gezin naar zee, omdat Fritsje na zijn ziekte nog niet volledig hersteld is. Alle kinderen hebben het in de duinen vreselijk naar hun zin en zijn dan ook door het dolle heen wanneer vader besluit het tijdelijk onderkomen te kopen. De critici vinden Ben een aardig boek, maar hebben wel wat aanmerkingen. De recensie van M. Wibaut in het tijdschrift Belang en recht is in dit opzicht tekenend: Een lief boekje, een aardig verteld verhaal, maar wat lang, wat te veel uitgesponnen. Ben is niet beter dan het vorige boek Oudste was. Men verwachtte wat meer van deze schrijfster; [...] Zij zou met haar liefde voor kinderen zeker iets beters, iets minder conventioneels kunnen geven. Intusschen, het boek zal door jonge kinderen graag gelezen worden [...].Ga naar voetnoot7 Ben is tevens het laatste boek van Anna dat wordt uitgegeven door meneer Van Dishoeck, met wie Anna inmiddels een fijne, vriendschappelijke relatie heeft opgebouwd. Over en weer zijn er bezoekjes en logeerpartijen en in de jaren 1902 tot 1907 onderhouden Anna en haar uitgever een levendige briefwisseling. Opvallend is de grote vertrouwelijkheid die spreekt uit Anna's brieven. Ze vertelt veel over zichzelf: Goedig en zacht dat zijn van die echte schapendeugden. O, ik ben liever een vinnige kat dan zoo iets zoets en meegaands. 't Komt geloof ik door mijn zoogenaamde sufferigheid, die me bij tijden ineens overvalt, hetgeen dat U laatst ‘pentief’ noemde, maar waaraan ik thuis de bijnaam van ‘Jozef de droomer’ te danken heb. Ik doe zoo mijn best om het af te leeren, maar ik geloof dat het erger in plaats van beter wordt helaas.Ga naar voetnoot8 Ook tekent Anna haar strenge en dominante vader door hem in haar | ||||||||||||||
[pagina 577]
| ||||||||||||||
brief van 28 augustus 1903 te citeren: Moderne literatuur kweekt allemaal slappe-knieënmenschen, zenuwzieke zoutzakken en is de bron van alle kwaad. Zelf is Anna van mening dat een mens met een beetje karakter zich boven de literatuur kan stellen zodat het hem geen kwaad kan doen. Deze overtuiging wordt echter door vader teniet gedaan met het gezegde: Je kunt niet door de slik gaan zonder zelf besmet te worden. Haar ouders vertellen Anna bovendien dat ze, als ze zelf wil gaan schrijven, niet het werk van anderen moet lezen, omdat ze dan haar oorspronkelijkheid zou verliezen.
Een aantal van de brieven aan meneer Van Dishoeck schrijft Anna vanuit huize ‘Gorp’ in Hilvarenbeek. Dit is het vakantiehuis van de familie Van Beusekom. Het huis wordt in de volksmond wel 't Kasteeltje genoemd, omdat het twee torentjes heeft. Het prachtige huis is waarschijnlijk in 1840 gebouwd door stadhouder prins Willem van Oranje om als jachthuis te dienen. Voor het huis staat dan ook een beeld van Diana, de godin van de jacht. Op het landgoed van de familie staat verder nog een boerderij met daarvoor een koepeltje, waar in de 16e eeuw de wijsgeer Martinus BecanusGa naar voetnoot9 geboren is. Vader Hubert van Beusekom gebruikte dit koepeltje als werkkamer, omdat het huis met 5 kinderen te druk voor hem was. Anna had het in Hilvarenbeek, net als de rest van de familie trouwens, altijd heerlijk naar de zin. Ze genoot van de tijd die ze doorbracht in de bossen van Gorp. Ieder afscheid van het mooie huis en de groene omgeving deed haar pijn. Telkens weer zag ze er tegenop om terug te moeten naar het grauwe en drukke Rotterdam. In een brief, geschreven op 29 mei 1903, bestempelt ze de sombere bui die ze op dat moment heeft als een gewoon verschijnsel als ik weer in de stad ben. | ||||||||||||||
[pagina 578]
| ||||||||||||||
Anna's leven in de jaren 1907-1926Hoewel meneer Hubert van Beusekom een strenge vader was en zijn kinderen een victoriaanse opvoeding gaf, mochten zowel Anna als haar zusje Corrie onder begeleiding van een chaperonne een poosje naar het buitenland. Vader Hubert van Beusekom was van mening dat dit geen kwaad kon voor de opvoeding van de meisjes. Integendeel; daar konden ze leren zich ook in een gemêleerd gezelschap thuis te voelen. Corrie ging naar Berlijn waar ze zanglessen kreeg. Later echter, toen Corrie allang weer in Nederland was, werd het haar streng verboden als zangeres op te treden. Zoiets paste volgens de opvattingen van Wilhelmus Jan Hubert van Beusekom niet bij een meisje van stand. Anna mocht gaan studeren aan de Sorbonne in Parijs. Waarschijnlijk was het de bedoeling van Anna's vader dat zijn dochter op deze manier het schrijven zou vergeten. Hij had nooit echt achter de schrijverij van zijn dochter gestaan en hoopte zo een verdere carrière voor Anna als schrijfster van kinderboeken te verhinderen. Met alle nieuwe indrukken die ze op zou doen in Parijs zou er wel geen tijd meer overblijven voor het schrijven van verhaaltjes. Anna bleef echter ook in Frankrijk het plezier in schrijven behouden. In Parijs maakte Anna kennis met een aardige Franse violist op wie ze verliefd werd. Met hem wilde ze graag de rest van haar leven doorbrengen. Toen Anna terugkeerde naar haar ouders in Rotterdam, bracht ze deze jongeman mee. Dat viel niet in goede aarde bij haar vader. De arme Fransman stond binnen een paar dagen weer op straat, omdat Pa Hubert van Beusekom deze flierefluiter geen goede echtgenoot voor zijn dochter vond. Een geschikte echtgenoot heeft Anna later nooit kunnen vinden. Ze bleef alleen en zou de rest van haar leven bij haar ouders wonen. De toestand met de Franse violist veroorzaakte een belangrijke verandering in Anna's karakter. Ze kreeg iets berustends over zich en had niet meer dat sprankelende van vroeger. Ze gaat een aantal ernstige spreuken en gedichten schrijven.
O lieve wat des levens is
De gouden vreugden en de grauwe zorgen
Niet treuren om een droef gemis
Maar steeds vooruit zien naar de morgen.
| ||||||||||||||
[pagina 579]
| ||||||||||||||
Wanneer Anna 44 is, wordt ze ernstig ziek. Ze heeft een heel zware griep (tenminste dat is wat men Wilhelmina verteld heeft), die resulteert in een hersenvliesontsteking. Anna raakt in de war en is bij lange na niet meer de Anna zoals de familie haar kent. Uiteindelijk sterft ze, slechts 44 jaar jong, op 27 oktober 1926. Ze wordt begraven op begraafplaats Oud Eik en Duin in Den Haag, waar ze komt te liggen in het familiegraf dat vader Hubert van Beusekom al in 1897 heeft gekocht.
Het graf wordt gesierd met het familiewapen en de woorden:
Komt herwaarts tot mij
allen, die vermoeid
en belast zijt
en ik zal U rust geven.
Mattheus 11 V 28
| ||||||||||||||
[pagina 580]
| ||||||||||||||
BibliografieGa naar voetnoot10
|
|