Tussen 1778 en 1955 gaapt een groot gat. Han G. Hoekstra pakt de draad weer op met ‘Bij de Hubbeltjes thuis’. In het razend drukke gezin van de Hubbeltjes is het een enkele keer muisstil als iedereen van groot tot klein met een boek in een hoekje zit. De daarop volgende gedichten, die niet allemaal speciaal voor kinderen geschreven zijn, belichten het lezen en schrijven vanuit verschillende invalshoeken. Hans Andreus, Guillaume van der Graft, Gerrit Kouwenaar, Johanna Kruit en K. Schippers verwoorden hun poëzie-opvatting.
Enkele dichters relativeren het lezen of schrijven enigszins. ‘Liever liever’ van Jan Hanlo is daar een mooi voorbeeld van. Terwijl de dichter achteraf noteert dat de ander (de geliefde?) het lezen van een boek verkoos boven zijn gezelschap, bedenkt hij ‘En liever dan de fantasie/ Had ik jou levend hier’.
In de gedichten van Ienne Biemans en Ted van Lieshout is het boek een allegorisch beeld van het leven.
Leendert Witvliet, Willem Wilmink, Thera Coppens, Gerard Brands en Koos Meinderts geven heel expliciet aan welke emoties een lezer allemaal door kan maken. Aan ‘Als ik lees’ van Koos Meinderts is de titel van de bundel ontleend.
dan ben ik Jan en Alleman
en links en rechts een kusje.
Je kunt je bij een bloemlezing altijd afvragen waarom de ene schrijver of dichter wel is opgenomen en de ander niet. Soms verduidelijkt de verzamelaar zijn selectiecriteria, maar in Jan en Alleman en ook zijn zusje ontbreekt een dergelijke verantwoording. Het blijft daarom een raadsel waarom Herman Kakebeeke geen enkel gedicht van Annie M.G. Schmidt heeft gekozen. Na vluchtig zoeken vind ik al onmiddelijk één gedicht: ‘De sprookjesschrijver’. Het kan daarom nooit een argument zijn dat ze niets over dit thema heeft geschreven.
Jan en Alleman en ook zijn zusje is in ieder geval een mooi bezit voor de 999 mensen die een exemplaar (hebben) weten te bemachtigen.