| |
| |
| |
| |
| |
| |
Brieven aan Anne Holm (3)
Sjoerd Kuyper
11 Augustus 1994
Geachte Mevrouw Holm,
Wij bevinden ons momenteel in Normandië. Eén nacht hebben wij op de ellendigste camping gestaan die we ooit hebben aanschouwd. Pas toen we onze tent hadden opgezet kwamen we er achter dat de camping ‘Alleen voor Honden’ was. Er liepen er miljoenen rond (niet voor niets is het meervoud van ‘hond’ in het Nederlands ‘honderden’)! Ik weet dat U dol bent op Uw Yorick en ook ik kan zo nu en dan waardering opbrengen voor een hond, maar het is met honden al net zo als met mensen: je moet er niet te veel van in de buurt hebben. Nou, ze zaten tot in m'n oren! En het ergste was, al die honden, die mochten per hond zo'n tien mensen meenemen en dat hadden ze gedaan. Natuurlijk leken al die mensen op honden of deden hun uiterste best erop te lijken, wat ze goed afging. Ze probeerden allemaal in de gunst van zo'n hond te komen door de gehele dag en de halve nacht geweldig te huilen en te blaffen. Als je langs een caravan liep zag je altijd één hond en zo'n tien mensen bezig de longen uit hun lijf te janken. Je kon op je vingers natellen dat er niemand over was om te luisteren. Ja, Margje. En de kinderen. En ik... Het was ondraaglijk. En dan hadden ze ook nog van die radiootjes waarop de gehele dag jank- en blafcompetities werden uitgezonden. Toch stond ik de eerste ochtend van ons verblijf daar in St. Germain-sur-Ay nog welgemutst op. Ik kroop de tent uit, stond op, stapte in een geweldige drol, gleed uit, en viel met mijn achterhoofd in het restje stront dat niet aan mijn hiel kleefde en op de grond was achtergebleven. Ik bleef geruime tijd liggen, stil peinzend, symmetrisch als een classicistisch gebouw, en besloot dat dit tevens onze laatste ochtend op deze camping zou zijn. U vraagt zich wellicht af waarom wij, hondeloos als Marsbewoners, toestemming hadden gekregen onze tent daar op te zetten. Welnu, de eerste dagen in Normandië was ik ziek als een hond, en dat kon je nog zien.
| |
| |
Kunt U zich voorstellen hoe heerlijk het is om voor een frisse tent op een frisse camping te zitten, in de frisse lucht, en een frisse brief aan U te schrijven? Ik wil met één lange brief proberen al die maanden van stilzwijgen weg te wassen. Voor het wegspoelen van het roest in mijn schrijfgewrichten heb ik cider gebruikt.
Precies om twaalf uur werd ik ziek. We zaten in een café ergens tussen Amiens en Rouen om iets te eten en koffie te drinken en ik had geen zin in eten en de koffie smaakte beroerd. We waren op weg naar Bretagne, maar vlak voor Rouen werd ik zo ziek, dat het maar goed is dat ze een rondweg om die stad hebben aangelegd, anders hadden ze de helft van de bevolking moeten evacueren. Margje besloot om zo snel mogelijk een camping in Normandië op te zoeken. Van die rit herinner ik mij, afgezien van de angstaanjagende steken rond mijn hart, vrijwel niets. Toen lag ik in het gras. Een mooie dame kwam uit een deur en vroeg wat er aan de hand was.
‘Ik ben gewoon een beetje ziek,’ zei ik, en sproeide de inhoud van mijn maag over haar schoentjes.
‘Dit is niet gewoon,’ zei de dame en voegde er snel aan toe dat ze ook huisjes te huur had. Ze verhuurde ze per week.
Dat was het! Ik kroop in bed, en niet veel later zweefde er een Franse dokter tussen mij en het plafond. Hij deed alle fijne dingen die dokters vroeger deden als ik ziek was, met een stethoscoop bijvoorbeeld, ik voelde me veilig en gelukkig, en toen hij weer met beide benen op de grond stond gaf hij me meer pillen dan een volwassen dinosaurus in een jaar naar binnen kan werken. Achteraf bleek het inderdaad om een heel gewone ziekte te gaan, maar aangezien ik (voetbalknietjes daargelaten) nooit ziek ben, vond ik het allemaal even geweldig:
‘Go tell it on the mountains, over the hills, and everywhere!’
Ik ken massa's mensen die op de eerste dag van hun vakantie steevast ziek worden. Juffen en meesters vooral. Het is aangenaam te beseffen dat de geest het lichaam kan verzoeken een ziekte nog even uit te stellen en dat het lichaam soms accoord gaat! Het was voor mij de eerste keer en ik trok de vrolijke conclusie dat ik voor het eerst in mijn leven werkelijk hard gewerkt had.
Nu, dat was ook wel zo. Ik had een poppenspel geschreven voor mijn zusje (heb ik U ooit over haar verteld?; twee jaar geleden werd ze uitgeroepen tot beste poppenspeelster van het land en alleen al de mogelijkheid haar te zien spelen maakt een bezoek aan Nederland de moeite waard!) over de eeuwige strijd tussen Kikker en Eiber, en
| |
| |
werkte keihard aan een tv-serie over ‘vrouwen en hun visie op de liefde en moderne relaties’. Het plan was afkomstig van drie dames (twee actrices en een regisseuse) die vonden dat ik de enige was die hun ideeën adequaat kon verwoorden. Ik! We kwamen bijeen, ik luisterde aandachtig en besloot al na vijf minuten om de serie onder pseudoniem te schrijven (ik overwoog Lisette Samaranch) want als ik hun, in mijn ogen, fel realistische opinies over ‘de vrouw’ letterlijk en ook nog onder mijn eigen naam op papier zette, dan zou ik, zo wist ik zeker, verdrinken in de Eerste, de Tweede, en de Derde Feministische Golf, die zich gezamenlijk over mijn breekbare mannenhoofd zouden uitstorten. Ik heb de opdracht zelfs een keer teruggegeven, maar Margje haalde mij over het toch te doen.
‘Want,’ zo zei ze, ‘ik wil de serie zo graag zien!’
Dat gaf de doorslag. Ik vaar blind op haar adviezen en daar heb ik nog nooit spijt van gehad. Nu begrijpt U misschien waarom U zo lang niets van mij hebt vernomen. Vrijdag was de synopsis klaar, zaterdag pakten we onze spullen, zondagochtend gingen we op reis. Zondagmiddag werd ik ziek.
Die nacht sliep ik als een schip op de bodem van de zee, de dag die volgde bracht ik door in bed. Marianne en Joost zwierven over de camping en de eenvoudige mededeling dat zij een zieke vader hadden leverde hun vele vriendjes op. Ze kwamen allen op ziekenbezoek. Het deed me meer goed dan de pillen van de dokter. Ik las Het verboden rijk van J. Slauerhoff, een van de mooiste romans die ik ken. Het is een nachtmerrie van 150 pagina's over de Portugese dichter Camoës en zijn verbanning naar Macao. Het is jammer dat U het Nederlands niet beheerst - een goed boek navertellen is nog erger dan poëzie vertalen. Alsof je een vlinder onder een heiblok legt. Het verboden rijk is in ieder geval het allerbeste boek om te lezen als je koorts hebt. Als je het uit hebt weet je niet of je hebt gelezen, of dat je je op een of andere manier opeens heel levendig van alles herinnert. Het bijzondere aan Slauerhoff is, dat hij niet alleen drie prachtige romans en een aantal schitterende verhalen heeft geschreven (hij leefde slechts kort, van 1898 tot 1936), maar dat hij daarbij eigenlijk dichter was. En wel de beste die we in Nederland ooit gehad hebben. Enfin, na drie dagen ziekte voelde ik mij als herboren en mijn vakantie begon met een enorme duik in het piepkleine zwembadje hier om de hoek.
Er zit ‘weinig vlees’ aan deze brief. Het komt door de ontwenning. Een schrijver moet iedere dag van zijn leven schrijven. Als hij dat niet
| |
| |
doet verliest hij zijn macht en het is moeilijk die terug te winnen. Gemompel bevlekt dit papier. Tien dagen niet geschreven. Dodelijk is dat. Misschien had ik niet in het Engels moeten beginnen; had ik een warming up in het Nederlands moeten doen. Ooit was ik vier maanden in Iowa. Ik sprak iedere dag en nacht Amerikaans, en na drie maanden ging me dat voortreffelijk af. Niemand vroeg meer uit welk land ik kwam, ze wilden allemaal weten uit welk grappig stukje Amerika ik afkomstig was. Overmoedig besloot ik mijn poëzie in het Amerikaans te schrijven. Het werden de slechtste gedichten die ooit geschreven zijn. Alsof ik weer dertien was. Of erger nog: veertien! Als je een taal voor de helft beheerst kun je slechts 5% van je gevoelens en ideeën uitdrukken, en wel de meest elementaire. Gevoelens? Thirst! Ideeën? One beer! De dingen die er werkelijk toe doen houden zich schuil achter de woorden. Dáár moet je je huis bouwen. Alstublieft, wees zo goed en vermenigvuldig de warmte en de vriendschap in deze brief met twintig.
En nu moet ik de hele dag Frans praten! Gevoelens? Soif! Ideeën? Une bière! Ik kan nu al verlangen naar onze eerste dag thuis in Bakkum. Als we teruggekeerd zijn van een reis gaan we altijd meteen naar ‘ons’ strand, om in ‘De Albatros’ wat te eten. Wij vinden ‘ons’ strand de fijnste plek op aarde. Dat is ons probleem. Waar moeten wij heen met vakantie? Normandië? Het stompzinnige is, we gaan altijd naar een plek waar ze ook een strand hebben...! Waarom niet de bergen in en de kinderen leren genieten van een stevige klimpartij? Ik zelf háát klimpartijen (je kunt nog beter een boek lezen onder de douche dan tijdens een klimpartij), maar waarom zouden we ze in plaats van al dat water niet ook eens kennis laten maken met aarde, vuur en lucht? Nee hoor, onze wichelroede wijst naar zee. Toen ik in Amerika was viel het me al op dat de Ieren daar wonen waar het landschap typisch Iers is, de Zweden in Klein Zweden, de Nederlanders in de vlakten, de Chinezen in hun steden. Zijn er na Leif Erikson (kwam hij wel uit Denemarken?) nog veel Denen overgestoken? Als dat zo is wonen ze op de beste plekjes, waar het land heldergroen golft en de vossen nog niet bang zijn voor mensen.
Ik denk dat de mens steeds maar weer op reis gaat om eindelijk de plek te vinden waar hij zich werkelijk thuisvoelt. Mijn probleem is, dat dat wel eens Bakkum kon zijn. Ik zoek, waar ik ook kom, altijd naar een tweede huis. Ik kan het nergens vinden. Vermoedelijk ben ik een gelukkig man.
Ik was trouwens heel serieus toen ik U schreef dat ik graag een
| |
| |
poging wilde wagen Peter verfilmd te krijgen. En dat ik dan het scenario schrijf - wat een verrukkelijke opdracht! Het boek zelf is immers als een film. De beelden trekken helder langs. Ik hoorde net dat Spielberg van plan is de boeken van C.S. Lewis over Narnia te gaan verfilmen. Dan moet hij ook van Peter houden! Maar ja, als hij Uw boek verfilmt, rijdt Peter de hele poos rond op een dinosaurus en wordt hij verliefd op een buitenaards wezen. Dus misschien is het toch verstandig om mij het scenario te laten maken... Maar waar moet ik het geld vandaan halen? Niemand in Nederland staat te springen om een zo grootse engelstalige produktie te financieren. Althans, dat neem ik aan. En de film moet in het Engels, dat lijdt geen twijfel. Met grote acteurs: Sir John Gielgud (leeft hij nog?) als de vader van Kimoon, Simone Signoret (zelfs dood veel beter dan de rest, vooral met dat Franse accent van haar!) als Rosamunds grootmoeder, en... en... Ik zie het al helemaal voor me.
Allereerst is daar het portret van de Gele Jongen. We kijken er naar en horen verrukkelijke muziek. Een lichte toets Grieks, een vleugje vrolijkheid uit Normandië, een toefje Oud Engels. De credits trekken langs. We horen duidelijk het dichtslaan van een tuinhekje in de verte, het luide dichtsmijten van een buitendeur iets dichterbij, dan komt iemand de kamer binnen en slaat de kamerdeur met een alles overtreffende dreun achter zich dicht. Alleen zij die zéér goed opletten, zien dat de Gele Jongen heel even zijn wenkbrauw optrekt. Dan zien we...
Peter!
In een rothumeur. Alleen thuis. Niemand om mee te praten. Daarom lucht hij z'n hart maar tegen het portret van z'n ouders (we moeten ze immers even in beeld krijgen, willen we ze aan het einde herkennen!). Hij mompelt wat af (ik kan geweldig goed gemompel schrijven!), schenkt zich een glas cola in, laat zich in een fauteuil vallen en begint tegen het portret van de Gele Jongen te praten:
‘En jij...’
Hij springt op, omdat de muziek (nog steeds datzelfde verrukkelijke mengsel van Grieks, Normandisch en Engels) hem irriteert. Hij zet de radio af en de muziek is verdwenen. Hij ploft terug in de stoel en begint weer te praten:
‘En jij, in je meisjeskleren...’
Twee minuten later zijn we in het Oude Griekenland.
Toen we vorig jaar op Kreta waren, heb ik een paar mooie leren slippers gekocht. Ze zitten lekker en zijn nog heel, maar sinds een
| |
| |
geweldige regenbui die ons gisteren teisterde zijn ze door- en doornat en kruipt er bruin sap uit het leer, dat ik met geen mogelijkheid meer van m'n voeten krijg. Hoe ik ook boen! Nu weet ik hoe we al die lijkbleke Engelse acteurs Grieks Bruin moeten krijgen: we importeren een scheepslading leren hoeden uit Kreta, die zetten we op de lui hun witte kop en daarmee moeten ze drie dagen in de Londense regen staan (het is trouwens niet om die regen dat ze altijd paraplu's bij zich hebben; het is om de manier waarop ze de ‘th’ uitspreken).
Ik wil dus heel graag (als U het goed vindt) proberen Peter om te werken tot een filmscript. Zou Uw producer daarin geïnteresseerd zijn? Ik zou het fantastisch vinden om daarbij samen te werken met Ben Sombogaart, de regisseur die Het zakmes tot zo'n juweeltje maakte (ik kan U een kopie van de film sturen; ik heb zelfs een versie met Engels ondertiteling). Ik denk wel dat ik het script direct in het Engels kan schrijven. Als het klaar is mag het gecorrigeerd worden, liever niet terwijl ik bezig ben, en ik kan natuurlijk altijd gebruik maken van de Engelse vertaling van het boek. Is die goed? Thuis ben ik begonnen fragmenten uit mijn brieven aan U naar het Nederlands te vertalen en dat kost me meer moeite dan ik dacht. Brieven in het Engels gaan me blijkbaar beter af dan gedichten in het Amerikaans! Als ik weer thuis ben zal ik U nader berichten over dit woeste plan. Maar vindt U het nu al goed dat ik ‘mijn’ regisseur een exemplaar van Peter stuur en hem naar zijn mening vraag? Wie weet is er toch aan geld te komen. We kunnen het allicht proberen.
En ach, ik wilde U nog zoveel schrijven: over de talloze herinneringen aan D-Day, die Joost fantastisch vindt en ik niet; over het razende onweer dat ons uit de tent joeg, hup!, naar de kantine, alwaar de kinderen ware Pinball Wizards werden; over wespen; over Cider Dromen; over Marianne die na een ochtendlijke zwerftocht over de camping opgewonden naar ons toe kwam rennen en vertelde dat ze aan de rand van het zwembad had gezeten, en dat er niemand in was, en dat het water zo glad was, en dat er toen een blad op viel, en dat dat zó prachtig was, ‘zó mooi!’; en over mijn schrijfgewrichten (de roest is drie uur geleden weggespoeld, nu zoek ik weer een elastiekje om ze bijeen te houden - ik ben niet meer gewend te schrijven met de hand), maar de duisternis valt en ik verlang naar huis...
| |
| |
| |
19 Augustus 1994
Geachte Mevrouw Holm,
Gisteren keek ik naar Woodstock op televisie, het oude Woodstock van toen, ja toen in '69, en natuurlijk ben ik daar destijds niet geweest, maar toch was het of ik naar mijn eigen jeugd zat te kijken. Ik ben altijd gek geweest op popmuziek en voel me min of meer vereerd dat ik mocht opgroeien in de Gouden Eeuw van de Pop. Iedere dag rockten en rollden er nieuwe meesterwerken uit onze radiootjes. En meesterwerken waren ze, want dat zijn ze nog. Maar terwijl ik zat te kijken kwam er opeens een onbestemde droefheid over me. De documentaire was zo vol van leven, dat alle mensen die erin rondliepen onsterfelijk leken. Op een bepaalde manier zijn ze dat door die film natuurlijk ook geworden en op diezelfde manier zijn wij allen onsterfelijk. Die gedachte maakte mij droef tot op het bot. Ik besefte dat ik, als ik aan de baby's denk die mijn kinderen ooit waren, slechts foto's voor me zie. En als ik probeer me hun stemmetjes voor de geest te halen, hoor ik alleen de woorden en de liedjes die we opgenomen hebben.
Mensen verdwijnen uit herinneringen als ze met je meegroeien. Ze lossen als het ware op in de mensen die je ze ziet worden. Ik kan Marianne en Joost niet meer als baby's voor me zien, omdat ik ze ken zoals ze nu zijn. Mooie momenten met Margje kan ik me goed herinneren. Maar zij is daaruit verdwenen. Ik zie de omgeving en hoor wat we zeggen. Maar zij, zoals ze was, staat daar niet meer. Ze is (in die herinnering) ook niet vervangen door wie ze nu is, ze is wég! Een mens mag blijkbaar maar één gestalte tegelijk hebben. Dus de enige visuele herinnering die je aan mensen hebt, is die aan de laatste keer (zij het gisteren, zij het dertig jaar geleden) dat je ze zag. Zou dat kunnen? Of is de Gouden Eeuw van het Geheugen voorbij?
Ja. Ik denk: de technologie verwoest onze geheugens. Misschien zou het verboden moeten worden ooit nog echte dingen vast te leggen. Ik stel bij deze voor dat beelden en geluiden en woorden alleen nog maar mogen worden aangewend om fictie te maken. Fictie, en niets anders. Stelt U zich voor dat mijn kinderen later mijn brief aan U uit Normandië lezen, wat zullen ze zich na lezing van die vakantie herinneren?
‘Weet je nog, Marianne, dat we in '94 in Normandië waren?’
| |
| |
‘Nou en of! Mevrouw Holm was er ook, en we spraken de hele dag Engels...’
Ik verzoek U daarom vriendelijk deze brief te verbranden nadat U hem gelezen hebt.
De komende weken zal ik weinig tijd hebben om U te schrijven en nu moet ik al snel afsluiten. Het is vrijdag, over een uur moet de brief op de post. Er is geen lichting op zaterdag, zondag is Margje jarig, en maandag wil ik aan een nieuw boek beginnen. Dat zal niet Josje's lied worden; dat heb ik voorlopig terzijde geschoven. Ik ben nog steeds vrouw genoeg om het te schrijven, maar ook nog steeds niet oud genoeg. Ooit...!
Toen de kinderen nog zéér jong waren ben ik verhalen gaan opschrijven over mijn kleutertijd. Autobiografische boeken over het jongetje Robin. Maar ik herinnerde mij zó verschrikkelijk veel (en stal links en rechts van Joost en Marianne en Margje) dat Robin nog steeds, vier boeken later, vier jaar oud is. Sterker nog: er ligt materiaal voor nóg drie boeken en dan pas mag ik hem vijf laten worden! Eén van die drie delen wordt waarschijnlijk de beschrijving van één etmaal: kerstavond 1956, de enige Witte Kerst die ik in mijn leven heb meegemaakt. Mijn grootouders logeerden bij ons, en opa wilde graag naar de kerk. Ik mocht mee. Het werd de fijnste wandeling die ik ooit heb gemaakt. Mijn kleine wantje in opa's enorme handschoen. Van overal, uit alle kleine buurdorpen, klonken de kerkklokken door de witte nacht.
Maar Joost is nu al tien! Om hem een plezier te doen wil ik een aantal jaren overslaan en een boek schrijven over de kleine avontuurtjes die ik beleefde toen ik elf was. De Gouden Eeuw van de Pop begon en ik schreef mijn eerste verhalen. Over de grote avonturen die ik beleefde met mijn Indiaanse vriend Hokota; over ons bezoek aan Atlantis, waar je op dinosaurussen kon rijden en boeven slechte dingen deden tegen negers. Dat waren nog eens dagen! Wellicht gaat het boek Een brave slijmbal heten, maar Buffelhoorn is ook een ijzersterke titel.
Denkt U nog eens over een verfilming van Peter? En over wanneer we U weer eens kunnen bezoeken? Dan zullen we onze brieven op tafel leggen en alles wat we in de afgelopen jaren hebben aangesneden aandachtig bespreken. Hoe wordt het script van David? Daar schreef U niet over. Laat toch vooral Clive Parsons dat ene oude exemplaar van de Engelse vertaling van Peter lezen. Er zullen miljoenen nieuwe exemplaren gedrukt worden als de film... Nee, ik draaf
| |
| |
weer door. Ho! Ik ga nu voor Margje 42 rozen kopen, en een schildersezel, en een cd van Sarah Vaughan.
Sneeuwt het in Denemarken, met Kerstmis? Altijd?
Lieve groet van Margje, Joost, Marianne en mij,
Sjoerd Kuyper
(wordt vervolgd) |
|