De zomer waarin treurig en vrolijk trouwe vrienden werden
redactionele inleiding
In het hoge noorden schijnen de zomers altijd feestelijk te zijn. Er is een overvloed aan dansen, eten en vrolijkheid. Kabouters en trollen hebben er vrij spel en Pippi's uitspattingen worden er door geen mens beteugeld.
Sjoerd Kuyper, Rita Törnqvist, Karin van Camp, Andreas Bode en Lieke van Duin bezingen in dit nummer de verschillende betoveringen van het Scandinavische landschap. Die van Anne Holm, Astrid Lindgren, Tove Jansson, maar ook de kunst van het illustreren in Zweden. Die twee laatste hebben in principe niets met elkaar te maken, maar voetbal en Wenen waren tot voor kort ook ongelijksoortige grootheden. En nog zijn we over het hoge noorden niet uitgesproken, want het volgende nummer van Literatuur zonder leeftijd biedt nog meer illustratieve bijzonderheden.
Het zomergevoel van Nederland is dit jaar wat minder uitbundig. Annie M.G. Schmidt mag ons dan verboden hebben te treuren over haar dood, ze was zelf de eerste om zich niets van ver- of geboden aan te trekken. En jammer blijft het dat we haar tegendraadse opmerkingen voortaan zullen moeten missen. Gelukkig laat ze veel moois achter dat we nu uitgebreid kunnen gaan bestuderen.
In het gesprek dat Joke Linders met Harrie Geelen voerde, komen we een en ander te weten over zijn manier van werken en over de kwaliteiten van Het beertje Pippeloentje. Ook Kurt Löb ging op zoek naar het kind in de volwassene. Selma Niewold mijmert over een bijzondere uitgave van het Letterkundige Museum. Laurie Thompson, de Engelse vertaalster van Peter Pohl, geeft een grondige analyse van Jan, mijn vriend. Bart Moeyaert aarzelt over de klank of de toonaard van zijn muze en Ineke Vos vertelt over de relatie tussen Tine van Berken en Johan Daisne.
Uit zo'n bont boeket kan ieder het bloemetje plukken dat bij zijn of haar zomergevoel past, een vrolijk gele boterbloem, een hartstochtelijk rode klaproos, een vertederend vergeetmijnietje of de fiere witte margriet.