Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 9
(1995)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |||||||||||
Wie schrijft wat waarom aan wie?
| |||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||
beleven. Daarom is in onderstaande analyse getracht een antwoord te vinden op de vraag over wie of wat Lieve Claire eigenlijk gaat: over liefde, erotiek, verliefdheid, familierelaties, vriendschap, het vinden van je eigen identiteit of de zin van het bestaan? Waar speelt het en wat doen die poezen en mutsen erin? Waarom gebruikt Van Gestel de briefvorm, wat is de functie van de kwatrijnen, waarom wordt er voortdurend gezeurd over schrijven, dichten en verhaaltjes vertellen? Waarom zit Thea de hele tijd te eten? Is dit een komische vertekening van de werkelijkheid of een psychologische analyse? In welke werkelijkheid vertoeven wij? In die van de Hollandse nuchterheid, de Duitse Sturm und Drang of het Angelsaksische absurdisme? Tot wie richt Van Gestel zich blijkens zijn thematiek en taalgebruik? En is een boek dat zoveel vragen op kan roepen een rijk of een te vol boek?
| |||||||||||
BoBo is een eigenaardige vijftienjarige jongen, de enige zoon van een moeder die altijd hoofdpijn heeft en een vader die weinig of niets van zijn zoon begrijpt en zeker niet trots op hem is. Een jongen die een hele zomer met zijn ouders doorbrengt in een verwaarloosde villa aan de rand van een bos en zich daar ledig houdt met kuieren, kijken en schrijven: een lange brief voor een meisje dat hij slechts één keer in zijn leven van nabij heeft gezien. Die korte ontmoeting was voor Bo voldoende excuus om haar te schrijven wat hem kwelt. En omdat de gevoelens, interesses of reacties van de geadresseerde nauwelijks een | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
rol spelen, zijn de brieven net als in de Ko Kruier-boekenGa naar voetnoot1 eerder een dagboek, een manier van spreken, een bekentenis. Alleen in zijn dromerijen over de witte voeten van Claire die ze zes maal per dag wast, bepaalt het meisje even de toon of de inhoud van zijn schrijverij. Bo is anders dan de meeste jongens van vijftien. Dat vindt niet alleen Claire die geen afspraakje met hem wil omdat hij raar praat. Ook zijn moeder vindt dat hij mal praat en raar doet. Bo houdt van lezen, van herinneringen ophalen aan vroeger waarvan hij graag mooie verhalen maakt, van ouwehoeren met zijn stiefzusje die hij tante Door noemt hoewel ze eigenlijk Thea heet. Ook tante Door, die acht jaar ouder is, vindt hem een kwiebus, een eigenwijze puber. Maar Door is praktisch genoeg om toe te geven dat er nu eenmaal ook rare pubers moeten zijn. En omdat ze vroeger samen veel optrokken, bijna als broer en zus, voelen ze zich vertrouwd bij elkaar. Bo houdt niet van pils en voelt zich een mislukte zoon. Televisie, sport of videospelletjes spelen in zijn leven geen rol. Hij maakt kwatrijnen over liefde en herinneringen aan liefde. Bo is een buitenbeen en voldoet helemaal aan het type dat in alle boeken van Van Gestel te vinden is: personen die zich met moeite staande proberen te houden in een wankel evenwicht tussen acceptatie en verlies, liefde en leegte, harmonie en vervreemding, betrokkenheid en isolement. (...) Daarbij zijn ze terechtgekomen in omstandigheden die zelfonderzoek noodzakelijk maken... vaak weten ze niet op welke wijze dat moet gebeuren, en dat vergroot hun gevoel van er niet bij horen. Niet bij de wereld, niet bij de anderen, niet bij zichzelf.Ga naar voetnoot2 Die onzekerheid geldt zeer zeker voor Bo die zich ook nog eens onzeker voelt over zichzelf en zijn sexuele geaardheid. Zo vraagt hij zich verschillende keren af of hij voor tante Door een broertje dan wel een zusje wil zijn. | |||||||||||
Tante Door of TheaDe relaties liggen nogal ingewikkeld. Tante Door is de dochter van een vrouw waar grootvader Gijs, de vader van Bo's moeder, een tijdje mee heeft gescharreld. Toen ze acht was, stierf haar moeder en keerde | |||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||
grootvader Gijs met hangende pootjes plus stiefdochter naar zijn eerste vrouw terug. Vanaf die tijd heeft Bo's grootmoeder voor haar gezorgd alsof ze haar eigen kind was. En zo komt het dat Door die door iedereen behalve Bo gewoon Thea wordt genoemd, menig uur met de acht jaar jongere Bo, de zoon van haar halfzusje, heeft doorgebracht. Op het moment dat het verhaal speelt, is tante Door tweeëntwintig en hevig verliefd op een dichter die sonnetten maakt. Dat bevalt Bo die midden in zijn eerste onvervulde verliefdheid zit, helemaal niet. En dus stort hij zich in herinneringen aan gezamenlijk doorgebrachte nachtelijke uren, de beschutting van haar warme lijf, de Sneeuwwitje verhalen die tante Door vroeger vertelde, en de herinnerinen aan het bed dat ze soms deelden. Ik kruip alvast in haar bed. Wat doe je daar? vraagt Thea. Liggen, zeg ik. En hou je je sokken aan? Ach ja, zeg ik, ik blijf maar even. Of niet? Blijf ik langer? Thea werpt haar muts af, laat haar jas op de vloer vallen. Ze tilt haar linkerbeen op, ik trek langzaam haar sok uit. Ze zet haar blote voet op de vloer, tilt haar rechterbeen op. Nog langzamer trek ik haar andere sok uit. Thea schiet onder de dekens. Als haar hoofd op het kussen ligt, rilt ze hevig, het bed trilt ervan. Ik heb kouwe voeten, zegt ze. In die herinneringen aan vroeger fantaseren zij ook over de te vroeg gestorven moeder van tante Door en haar ongekende vader. Bo en Door zijn dus ieder vanuit hun eigen verliefdheid en onvervulde verlangen op zoek naar de kern van hun bestaan, naar de jongen of de vrouw die zij willen of moeten zijn. Op het concrete niveau uit zich dat in een tochtje naar een klein en onbekend stadje waar de vader van tante Door zou wonen. Hier wordt de jaloezie van Bo aangewakkerd door het geflirt van Door met de dorpsjongens. Zijn eigenaardige gestuntel en vreemde opmerkingen, zijn afwijkende accent en softe uiterlijk roepen flink wat agressie op. De dorpsjongens timmeren broerlief goed in elkaar: Weg daar, weg hier - flikker die je bent, bange flikker. De gezochte vader, Willem Bakker, is een slager in wie tante Door helemaal geen vader wenst te zien. Na deze teleurstelling zoeken tante Door en Bo houvast bij elkaar in de koude nacht. Door heeft zo met haar toegetakelde broertje te doen dat hij voor één nacht haar broertje niet is. De spanning van deze lijfelijke ontmoeting ligt onder de woorden en tussen de regels, verborgen voor wie daar geen oog voor heeft. Bo vindt zijn stieftante indrukwekkend. Wat stond ze daar mooi - van top tot teen zwart en zwaar. Zodra Door zijn pijnlijke ribben begint te strelen, is het spel van de liefde onontkoombaar. Want Liefde is biologie. Dat weet ik nu al, | |||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||
terwijl je er beter later in je leven achter kunt komen. Misschien zelfs: beter nooit dan laat. Eenmaal terug in het vakantiehuis wordt tante Door definitief de Thea die ze eigenlijk is en gaat zij er met haar sonnettenschrijver vandoor. Bo koestert zich in de aandacht die hij nu van zijn ouders krijgt en in zijn pogingen alles wat hem is overkomen, te begrijpen en vast te leggen. Vrijen of zo goed als vrijen, wat tante Door en ik die nacht in de openlucht deden, is een raar geharrewar voor mensen die elkaar van jongs af kennen. Ik moet daarover nadenken, zij niet, zij weet dat helemaal vanzelf. Nu is ze foetsie. Ik voel me verlaten. Het zou wat. Alles gaat voorbij en voorbij - daar had ik misschien beter later achter kunnen komen schrijft Bo. Het gekke is - het missen is een aardig gevoel, misschien ben ik wel gelukkig. En daarmee verklaart hij zich tot een voorbijganger in het leven van tante Door die zelf ook een voorbijganger is. Wie het werk van Van Gestel kent, weet dat er vaak mutsjes in opduiken. Net als in Het meisje zonder muts en Saartje en het blauwe huis biedt die muts Door bescherming tegen de boze buitenwereld, een compensatie voor niet bestaande ouders. Gesteliaans is ook het gedoe met de poezen Kobus en Floor die beurtelings krols en avontuurlijk zijn, aangehaald en alleen gelaten willen worden. Hun gedrag weerspiegelt de gevoelens van Bo en tante Door. Ook de eetlust van de veel te dikke Door is niet zonder betekenis: boterhammen met rozebotteljam, suikerspinnen, chocola, dropjes, een hele leverworst, suikerbroodjes. Als het maar veel is, want zolang Door eet, kan ze haar verdriet om het ouderloze bestaan wegmoffelen. | |||||||||||
Herkenning in taalGaat Lieve Claire dus over het zoeken naar liefde en geborgenheid? Jazeker! Over een onduidelijke relatie tussen een broer en een zus die niet eens familie zijn? Ook! Maar evenzeer over twee jonge mensen die nog niet weten welke richting ze moeten kiezen. De meeste lezers (her)kennen deze vraagstukken uit eigen ervaring en staan hooguit vreemd tegenover de taal en de vorm die Van Gestel ervoor gekozen heeft. Pubers zijn nu eenmaal vertrouwder met de overzichtelijke gepresenteerde situaties en eenduidige helden uit Onderweg naar morgen of Goede tijden, Slechte tijden dan met de kronkeling van woorden en zinnen die langs elkaar heen lijken te glijden. | |||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||
Bo is in de eerste plaats de schrijver die zich suf schrijft, die zich uitleeft in kwatrijnen, in gesprekken van halve zinnetjes. Hij werkt aan de langste brief die ooit geschreven is en dat levert schitterende scènes op: Ik bracht tante Door naar het station. Zoals altijd sjokte ik achter haar aan. Het was een warme morgen, veel haast had ze niet. Het duurde niet lang of we liepen gezellig naast elkaar. Het wordt niks, tante Door, zei ik, toen er meer huizen in zicht kwamen. Het gaat je ook niks aan, zei ze. Niet mopperen, Claire dat je er niets van begrijpt, op deze manier praten tante Door en ik nu eenmaal met elkaar, een half woord is genoeg, al weet ik ook niet precies wat een half woord is. Ik wachtte op het verhaal van liefde en leed dat nu vanzelf moest komen. Er kwam niets. Wie zich door Van Gestels associaties wil en kan laten inspireren, zal in Lieve Claire de gevoelens van onzekerheid herkennen die iedereen heeft. Ik stel me voor dat dat makkelijker is voor lezers die enige ervaring hebben met Toon Tellegen of Paul van Ostayen, met Carmiggelt of Van Kooten, met de dromen van Kees de jongen of de vertwijfeling van Hal uit Je moet dansen op mijn graf. Voor die lezers biedt Lieve Claire de herkenningsmogelijkheden van niet weten en inzicht krijgen in eigen handelen of het aangaan van nieuwe relatiesGa naar voetnoot3. Was het Griekse woord voor herkenning = anagnostes niet verwant aan anagnostes dat ‘lezer’ betekent! Lezen als een vorm van herkennen, jezelf tegenkomen. In de adolescentenroman is dat vaak verbonden met kennis en inzicht op sexueel gebied: it takes the form of couplings, tragic, comic or romantic. The figure of recognition is the pair or twin, a fused antithesis of which the hermaphrodite or androgyne would be the mythical equivalent. In this figure of a problematic ‘identity’ the other becomes disturbingly or reassuringly the same. Zo ook in Lieve Claire. Bo begint iets te begrijpen van de keuzes die hij kan maken en tante Door gaat definitief nieuwe banden aan. De lezers kunnen zich ook herkennen in de schrijver die zich in de verhaalfiguren heeft geprojecteerd: iemand die vanaf de zijlijn toekijkt, even een stapje op het veld waagt om gauw weer terug te keren naar de rol van toeschouwer en met stijgende verbazing maar niet aflatende humor en relativeringsvermogen naar de spelers in het veld te blijven kijken. De mogelijkheden van al deze herkenningsvormen liggen in de taal die Van Gestel koos en die deze lezer in ieder geval heeft geboeid, | |||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||
maar gezien de moeite die je voor dergelijke ontdekkingen moet doen, zou het me niet verbazen als Lieve Claire toch niet zoveel lezers krijgt als de lovende recensies deden verwachten. Anne de Vries sr. →
|