| |
| |
| |
‘Is de meneer zelf ook wel eens verliefd?’
Jacques Vriens
Op uitnodiging van de stichting Culturele Manifestaties N.A.N.A. (Nederlandse Antillen, Nederland en Aruba) bracht een aantal schrijvers in het najaar van 1994 een bezoek aan Curaçao. Zij bezochten er scholen en de bibliotheek van Willemstad. Het waren: Hans en Monique Hagen, Sjoerd Kuyper, Anke de Vries, Paul van Loon, Yvonne Keuls, Jan Terlouw en Jacques Vriens. Van zijn hand is onderstaand artikel.
Het is acht uur in de ochtend. De eerste groep van vandaag is een zesde klas van een basisschool. Ze hanteren hier nog de ‘oude’ klasseindeling. Ik ben op een ‘arme’ school. Er is geen airconditioning en de kinderen dragen schooluniformen: rode broek of rok en een wit t-shirt.
De kinderen zijn vrij groot voor een zesde klas. De meeste zijn ouder dan twaalf jaar, want een keertje blijven zitten is hier helemaal niet gek. De moedertaal is Papiaments, maar vanaf de eerste klas wordt er les gegeven in het Nederlands en dat blijkt voor veel kinderen een struikelblok. Het schoolgebouw is simpel. Lokalen die direct grenzen aan een groot plein, een golfplatendak en meubilair dat in Nederland allang zou zijn vervangen. In verband met de warmte staat alles open, maar het helpt weinig: het is al bloedheet. In het lokaal ernaast oefent een eerste klas collectief Nederlandse zinnetjes. Wim zit op de wip. Miep zit ook op de wip. Wim en Miep wippen. De W klinkt net zo charmant als de W van Noraly Beyer van het Journaal.
Uit een ander lokaal klinken de tafels en buiten raast het verkeer voorbij. Af en toe als er een vrachtauto langs dendert moet ik even wachten met vertellen. Mijn bewondering voor de Curaçaose leerkrachten neemt per minuut toe.
| |
Ik ben ook op jou
Vlak voor mijn neus zit een mooi donker meisje. Op haar hoofd een feestelijk kapsel: ontelbare staartjes met kraaltjes, strikjes en beertjes.
| |
| |
Schooluniformen zorgen ervoor dat er geen verschil is tussen arm en rijk, maar met je kapsel kun je je toch nog aardig onderscheiden van de rest.
Is de meneer zelf ook wel eens verliefd? vraagt het meisje.
Onmiddellijk reageert de hele klas: Ieieieieiei...
Ik ben nu een week op Curaçao en heb inmiddels geleerd dat dit een normale reactie is als er iets naar erotiek neigt. Als het klassikale Ieieie... ook nog gepaard gaat met een algemeen gewapper van de rechterhand, zoals nu, dan betekent dat: de meneer maakt het wel erg bont. Vervolgens draaien alle hoofden naar de juf die achterin zit. Ze lacht hartelijk. De klas haalt opgelucht adem. De meneer heeft kennelijk toestemming van de juf om het bont te maken.
Ik vertel de kinderen hoe ik als jongetje van acht jaar de liefde ontdekte. Ik werd verliefd op Roodkapje. Ik zag haar op een zondagmiddag in een toneelstuk en ik was helemaal kapot van haar. Toen ik een week later terugkeerde naar het theater waar ik het meisje van mijn dromen had gezien, was de deur op slot. Op de stoep zat wel een ander meisje. Ze leek helemaal niet op mijn Roodkapje, maar ze had wel prachtige ogen. Ze zat daar met haar kleine broertje en voerde het joch een sinaasappel. Het meisje zei geen woord, maar gaf mij ook een stukje sinaasappel. Daarna stond ze op, pakte haar broertje bij de hand en liep weg. Ik staarde haar weemoedig na en besefte ineens dat ik nu op twee meisjes verliefd was. Volgens mij kon dat niet, maar ik voelde het wel zo. Jaren later beschreef ik dat gevoel in het boekje Ik ben ook op jou.
Wanneer ik klaar ben met mijn verhaal, volgt er geen Ieieie... De klas is er stil van. Zulke persoonlijke ontboezemingen zijn ze niet gewend op school. Het onderwijs hier roept herinneringen op aan mijn eigen lagere school. Een strenge broederschool in het Brabant van de jaren vijftig. Bij mijn binnenkomst hebben de kinderen het schoollied voor mij gezongen: Orde, samenwerking en een goede sfeer. De meeste Curaçaose scholen werken nog zeer klassikaal en zo hier en daar wordt ook nog wel eens een flinke mep uitgedeeld.
Het meisje op de eerste rij steekt opnieuw haar vinger op en vraagt: Is de meneer nú nog verliefd? Ieieieie... De juf kijkt streng: dit gaat kennelijk te ver.
Ik twijfel. Het is nou ook niet de bedoeling dat ik mijn hele privéleven hier uitstal, maar ik wil niet dat het meisje straks op haar duvel krijgt van de juf.
Dat mag je best vragen, zeg ik tegen haar en geef de juf een gerust- | |
| |
stellend knikje. Ik ben nog altijd verliefd op mijn vrouw en soms ontmoet ik wel eens iemand die ik ook heel lief vind, maar mijn vrouw blijft de allerliefste.
De juf lacht weer. Zo'n degelijk antwoord maakt alles weer goed. Ik knipoog naar het meisje en ze schenkt mij de mooiste glimlach van Curaçao. En verder, roep ik enthousiast, ben ik verliefd op jullie prachtige eiland. De klas begint spontaan te klappen. Daar is geen woord van gelogen. Een week geleden ben ik aangekomen op Curaçao en het is voor mij één groot feest.
| |
Feest
Het begon al zo goed. Omdat Hans en ik alleen reisden, vroegen we bij het inchecken op Schiphol of we naast elkaar konden zitten in het vliegtuig.
Dat zal niet meer lukken in de toeristenklasse, zei de juffrouw. Misschien in de business.
We schrokken. Onze reis werd weliswaar betaald door de stichting N.A.N.A. en we zouden op Curaçao in een eersteklas hotel verblijven, maar businessclass werd ongetwijfeld ook voor de stichting wat te veel van het goede. Het kan, zei de juffrouw, zonder bijbetalen.
In de businessclass werden we onthaald met champagne, we zaten riant en voelden ons twee kleine jongetjes die zomaar ineens de grote wereld in mochten. En zo hoort het ook bij kinderboekenschrijvers.
Hans was fantastisch. Hij wist van mijn vliegangst en begon tijdens het opstijgen gezellig tegen mij aan te kletsen. Hij hield dat vol bij elke ‘luchtzak’, tussenlanding en als het vliegtuig vreemde geluiden maakte. Na elf uur vliegen stapten we uit in de Curaçaose nacht.
Een aardige binnenkomer want in navolging van Nederland was ook hier het thema van de kinderboekenweek ‘In het holst van de nacht’. Bij de uitgang stond een delegatie van de Biblioteka Publiko Korsou (openbare bibliotheek Curaçao) die ons met gejuich ontving.
De komende twee weken zouden deze mensen ons rondrijden over het eiland om ons van de ene school naar de andere te brengen en om ons de mooiste plekjes van Curaçao te laten zien. 's Morgens tussen acht en twaalf uur bezochten we meestal vier scholen, zodat de meesten van ons in korte tijd veertig scholen hebben gezien. Iedere dag kregen we een andere begeleider of begeleidster. Iedere dag andere verhalen over het eiland, de mensen en de cultuur. En wat
| |
| |
een enthousiasme voor het kinderboek! Dat was ook wel nodig. De meeste scholen besteedden er weinig aandacht aan. Ons bezoek moest daar verandering in brengen.
| |
Festival di Buki pa Mucha
Vanaf het vliegveld reden we in een oude bus naar het hotel. Tijdens de rit dwaalden mijn gedachten voor het eerst af naar de Brabantse broederschool uit mijn jeugd. De broeders huurden ook altijd van die oude rammelbussen als we op schoolreis gingen.
In het hotel werden we ontvangen door Ruud en Marga Bosch van N.A.N.A. Schatten van mensen die ons veertien dagen lang met al hun zorgen omringden en geduldig naar ons gemopper luisterden als de ontvangst op een school eens een keer tegenviel. Wat dat laatste betreft is er weinig verschil tussen Nederland en Curaçao. Als ik in Nederland op stap ga voor de Stichting Schrijvers, School en Samenleving is de ontvangst op scholen meestal prima, maar soms gebeurt het dat je na een lange reis een school binnenstapt en de directeur vraagt: Wat komt u doen? O, u bent van die boekjes. Dan moet u in het laatste lokaal links zijn.
Maar Ruud en Marga troostten ons met verhalen over vorig jaar. Toen was het veel erger, maar jullie zien dat er al heel wat verbeterd is. De meeste scholen bereiden zich nu goed voor. Dankzij de mensen van de bibliotheek.
De bibliotheek van Willemstad pakte de volgende morgen meteen flink uit. Op het plein voor het prachtige gebouw werd officieel het ‘Festival di Buki Pa Mucha’ (Kinderboekenfestival) geopend. Groot podium, grote tent en veel Curaçaose notabelen. De gedeputeerde van onderwijs verwelkomde de opschrijvers uit Nederland en Irene van de bibliotheek deed een kinderboekenquiz. Titels moesten bij omslagen worden gezocht, onze portretten bij de goede boeken en tenslotte kregen kinderen de opdracht ons te zoeken tussen het publiek.
Ik was verbaasd over zoveel kennis en over het feit dat er zoveel kinderen aan de andere kant van de wereld onze boeken kenden. Daarna: feest! Veel drankjes, veel muziek en vooral veel hapjes. Wij signeerden. De boekhandel Yumi had voor al onze boeken gezorgd. We schrokken van de verkoopprijs. Door de transportkosten bleken onze boeken op de Antillen zo'n 40% duurder te zijn. Een boek is echt een luxe-artikel. Tijdens deze opening maakten we ook voor het
| |
| |
eerst kennis met enkele Antilliaanse kinderboekenschrijvers: Diana Lebacs, Roland Colastica, Roel Jungsleger, Nydia Ecury, Diana Pinto en Ruth Zefrin. Later zouden we ze nog een keer ontmoeten op een tuinfeest georganiseerd door de bibliotheek. Achteraf gezien hadden we graag nog wat vaker met hen van gedachten gewisseld. Hun situatie op de Antillen is tamelijk hopeloos. Er is geen kinderboekenuitgeverij. Meestal brengen de auteurs hun werk uit in eigen beheer. Ze moeten ook zelf op pad om hun boeken aan de man te brengen.
Tijdens het tuinfeest lanceerde Hans het plan om in samenwerking met de stichting N.A.N.A. en een uitgever in Nederland een bundel te maken met verhalen van Antilliaanse en Nederlandse auteurs rond één thema. Voorwaarde is dan wel dat de kinderen op de Antillen het boek kunnen kopen tegen een vriendenprijs.
| |
Alles voor je toekomst
De eerste werkdag begon voor mij met een bezoek aan de Pabo. Eén van de weinige HBO-opleidingen op het eiland. Mijn begeleidster die dag is Clarine. Zij vertelde dat er op de Antillen na de middelbare school weinig mogelijkheden zijn om door te studeren. Er zijn nog een paar MBO-opleidingen en aan de universiteit van Curaçao kun je alleen rechten doen. Veel jonge mensen willen naar Nederland om daar verder te studeren. Dat is ook de belangrijkste reden waarom men hier op de scholen zo krampachtig vasthoudt aan het Nederlands.
Tijdens mijn verblijf op het eiland laaide de discussie daarover telkens weer op. Mensen als Frank Martinus Arion willen geleidelijk aan de rol van het Nederlands terugdringen en het Papiaments de plaats geven die het als moedertaal verdient. Arion is ook de geestelijke vader van het Collegio Erasmo, de eerste echt papiamentstalige basisschool. Aardig detail: de kinderboekenschrijfster Diana Lebacs is er de directeur.
De resultaten van de school zijn nog niet zo denderend. Koren op de molen van de mensen die het Nederlands als voertaal op de scholen willen behouden. En dat zijn er nogal wat. De meeste mensen die ik ontmoette, vonden het belangrijk voor de toekomst van hun kinderen. Dat legt een zware claim op die kinderen. Wanneer ze eenmaal naar Nederland gaan, blijft de rest van de familie achter met zeer hoge verwachtingen. Als jonge mensen dan mislukken in Neder- | |
| |
land, durven ze vaak niet terug te keren naar huis en belanden soms in het criminele circuit. Overigens gaat het in veel gevallen wel goed. Vooral als de familie in Curaçao intensief contact houdt met de studenten en ze ook regelmatig opzoekt.
Het Nederlands blijft, ondanks alle bedoelingen, een probleem. Het passieve taalgebruik wordt op de scholen wel geoefend, maar vooral in het voortgezet onderwijs wordt nog steeds zeer frontaal lesgegeven. Er wordt nog te weinig aandacht besteed aan de spreekvaardigheid in het Nederlands. Het bezorgde mij een tamelijk ambivalent gevoel. Wanneer kinderen vragen stelden, ging dat op de meeste scholen vrij moeizaam. Ook in een HAVO- of VWO-klas. Als ik iets voorlas, moest ik vrij simpele teksten kiezen en die zo expressief mogelijk aanbieden.
Dus werkte ik met weidse gebaren, klom op stoelen, kroop over de grond en gaf mijn mimiek het volle pond. Als ik na mijn optreden de kinderen met elkaar weer Papiaments hoorde praten, dan vroeg ik mij af waar ik mee bezig was. Papiaments klinkt als muziek. Daarbij vergeleken is Nederlands een aftandse schuurmachine. Ik kreeg telkens de neiging om tegen de leerkrachten te roepen: Houd toch op met dat Nederlands! Spreek je moers taal! Maar ik was hier uitgenodigd om de Néderlandse kinderliteratuur te bevorderen en hield me maar een beetje in. Vooral omdat in élke groep waar ik kwam, kinderen enthousiast reageerden op mijn Néderlandse verhalen. Je zou er schizofreen van worden.
| |
Pabo
De Pabo op Curaçao heeft net zo'n slechte naam als de Nederlandse Pabo's. Als je ‘echt’ wilt studeren ga je niet naar de Pabo. Net als bij ons wordt de opleiding vooral bevolkt door meisjes. Aan de leerkrachten ligt het niet. Die doen wat ze kunnen om er iets goeds van te maken. Maar het gebouw is oud en de leermiddelen zijn beperkt.
Ik ontvang de studenten in het handenarbeidlokaal. Gaten in het plafond, oude tafels en stoelen, maar het enthousiasme is er niet minder om. Ook hier het vaste patroon: aanvankelijk zijn de leerlingen zéér afwachtend. Er kan geen lachje af, maar geleidelijk aan ontdooien ze. Er komen steeds meer vragen en als ik even pauzeer, stormen ze naar voren om in mijn boeken te kijken.
Van hun docent leer ik waarom ze hier consequent de meneer
| |
| |
zeggen. Hou oud is de meneer? Hoeveel boeken heeft de meneer geschreven? Hoelang heeft de meneer zelf voor de klas gestaan? Het Papiaments kent niet de aanspreekvormen u of jij. Ben je beleefd dan zeg je de meneer of de mevrouw en wil je iemand tutoyeren dan noem je de voornaam. Dan wordt het dus zoiets als: Hoelang heeft Jacques zelf voor de klas gestaan?
| |
Hoe was het bij jullie vandaag?
Het leukste moment van de dag is de terugkeer naar de bibliotheek. Rond half een verzamelen de opschrijvers uit Nederland, zoals we tijdens de opening van de kinderboekenweek door de gedeputeerde werden genoemd, zich in de bibliotheek. Bij binnenkomst valt je oog onmiddellijk op een groot bord waarop in twee talen wordt uitgelegd dat de airconditioning al maanden stuk is. Het gebouw is nieuw, maar het geld is op. Niemand zit er echt mee. Als het op een dag hoost van de regen en de straten blank staan, moppert iedereen dat de regering eindelijk iets aan de riolering zou moeten doen. Maar een paar uur later schijnt de zon weer volop en alles is vergeven en vergeten. Eén van de bibliotheekmedewerkers vertelt dat de bibliobus ook al maanden stuk is. Vandaar dat ze regelmatig een paar dozen boeken achter in haar auto stouwt en zo de buitengebieden bezoekt.
De eerste vraag die de opschrijvers elkaar iedere dag weer stellen bij hun terugkeer in de bibliotheek is: Hoe was het bij jullie vandaag? Meestal is iedereen overladen met cadeaus: T-shirts van scholen, boeken met teksten van kinderen, tekeningen, schilderwerken, slaapmutsen en lekkere hapjes. Het is bijna gênant. Bij mij roept het een missionarisgevoel op. Mijn oude heeroom kon er zo prachtig over vertellen. Hoe hij in de missie onthaald werd door de arme zwartjes en het beste niet goed genoeg was voor hem. Maar als ik weer op een school ben en word toegezongen door de hele school (Welkom Jacques Vriens op het Berg Carmel College. We genieten van uw boeken en vinden het fijn dat u ons wilt bezoeken), dan zie ik een plein vol vrolijke kinderen uitgedost als spoken in de nacht. Niks missionarisgevoel. Het zijn trotse mensen op Curaçao, die blij zijn dat je er bent. Niets meer en niets minder.
Het ontroert me vaak. Regelmatig worden er op school toneelstukjes opgevoerd over mijn boeken. Ineens zijn Tommie en Lotje zwarte kinderen geworden en is de meester uit Een bende in de bovenbouw
| |
| |
een stoere Antilliaanse jongen met een schitterende krullenkop.
Op één school word ik letterlijk onthaald als Sinterklaas. De kinderen kennen mijn boekje Dag Sinterklaasje. Ik krijg een mantel omgehangen en een mijter opgezet. Aangezien ik in mijn eigen dorp jaarlijks voor dorpssint speel, schiet ik onmiddellijk in mijn rol. De kinderen zijn door het dolle heen. In mijn boekje staan ook de bekende Sinterklaasliedjes. Alleen Hoor de wind waait door de bomen kennen ze niet. Of meneer dat maar even wil zingen? De juf staat onmiddellijk klaar met een cassetterecorder en uitgedost als Sint zing ik het lied. Wanneer ik na afloop met Aurea, de begeleidster van die dag, praat over Sinterklaasrituelen op Curaçao, vertelt ze mij dat het op het eiland een groot feest is. En Sinterklaas is gewoon wit en de Pieten zwart, zegt ze. Er waren wat Nederlanders op het eiland die dat nogal discriminerend vonden, maar dat is onzin.
| |
Pech
Slechts een paar keer heb ik pech bij een schoolbezoek. De ontvangst is dan koel en er is nauwelijks iets voorbereid. Het toppunt was ongetwijfeld de kleuterschool die vergeten was dat ik zou komen. Hans, die een paar dagen eerder deze school bezocht, had mij al gewaarschuwd. Hans is in het gelukkige bezit van een spannende koffer. Als hij zijn gedichten voordraagt, tovert hij uit die koffer allerlei gekke voorwerpen. De kleuters waren enthousiast over Hans maar juf bleef stoïcijns. Als ik twee dagen later met begeleidster Grace uit de auto stap en we zien het verschrikte gezicht van de juf, bromt Grace: Dat wordt dus niks, hier. Juf schiet haar lokaal in en wanneer ik binnenkom, zit ze al achter in de klas. Kleuters spreken voornamelijk Papiaments en ik vraag haar om te vertalen.
Dat gaat op de meeste scholen goed. Ik probeer weer zo expressief mogelijk te vertellen met veel bombarie. Op een goed moment krijg ik de kleuters zo ver, dat ze achter mij aansluipen op zoek naar mijn poes. Juf verblikt of verbloost niet en vertaalt droogkloterig mijn verhaal. Ik ben dat zo langzamerhand wel anders gewend. Op de meeste kleuterscholen doet de juf mijn act nog eens dunnetjes over, maar hier is het behelpen. Na een half uur knikt Grace mij toe: het is mooi geweest. Ik wilde het hierbij laten, zeg ik tegen de juf.
Nu blijkt ineens dat ze wel emoties kan tonen. Ze roept verontwaardigd: En de koffer dan! Heeft u niet zo'n koffer als Hans Hagen? Het
| |
| |
| |
| |
is de eerste keer dat ik boos word op dit zonnige eiland. Nee! zeg ik, pak mijn boeken in en vertrek. Goed zo, zegt Grace tevreden.
In de bibliotheek vertel ik onder grote hilariteit aan de anderen over mijn avontuur. Tijdens onze laatste avond op Curaçao dwingen we Hans zijn act met de koffer te doen. Niet te geloven wat daar in zit! We vermaken ons kostelijk en besluiten allemaal zo'n koffer aan te schaffen.
| |
Een bekentenis
Op diezelfde avond, als we met z'n allen op het terras van het hotel zitten, is de stemming wat melancholiek. We hebben veertien dagen samen opgetrokken, elkaar goed leren kennen en vooral veel gelachen.
Anke haalt herinneringen op aan de school met het strenge hoofd. Een soort juffrouw Bulstronk die vanuit haar kamertje met vaste hand haar school bestuurde. Anke kreeg bij haar binnenkomst duidelijke instructies. U gaat nu eerst een klas in. Daarna komt u hier en krijgt u een gebakje. Vervolgens neemt u de volgende groep.
Sjoerd en ik herkennen dit onmiddellijk. Wij zijn ook op die school geweest en werden op dezelfde manier ontvangen: instructies, klas in, gebakje, nog een klas en wegwezen. Toen ik mijn gebakje opat, kwam er een moeder van de ouderraad binnen met een brief. Of die kan worden meegegeven aan de kinderen? Bulstronk pakte de brief en begon erin te strepen. Dat moet ‘zouden’ zijn, hier moet een ‘t’ en hier graag een nieuwe alinea. Zonder pardon gaf zij de brief terug en het ouderraadslid verliet beschaamd het kamertje.
Wat mij was opgevallen, was dat ze niet van haar plaats kwam. Wanneer er koffie moest worden ingeschonken, liet ze een leerkracht opdraven. Voor de gebakjes draaide ze zich met stoel en al om naar de kast achter haar, opende een la en haalde er een doos met gebak uit. Volgens Sjoerd was zij in het bezit van een houten been. We besloten dat Paul haar mocht hebben voor in een griezelverhaal. Maar, het moet gezegd, de school van juffrouw Bulstronk had zich wel fantastisch voorbereid op onze komst. Haar school behoorde wel tot de rijkste scholen van het eiland, dankzij de royale vrijwillige bijdragen van de ouders. Er zaten ook opvallend veel blanke kinderen op deze school. De arme scholen zijn vooral voor de Antillianen en ik moet eerlijk bekennen, dat ik mij daar het meest op mijn gemak
| |
| |
voelde.
Die avond op het hotelterras bekende ik ook, dat ik me tot nu toe altijd wat ongemakkelijk voelde in het gezelschap van donkere mensen'. Als kind liep ik iedere dag de lange Hinthamerstraat in Den Bosch door. Helemaal aan het einde was mijn kleuterschool. Halverwege die straat woonde een zwarte man. De enige in heel Den Bosch. Wij, kleuters, hadden vastgesteld dat die man vast heel gevaarlijk was. We liepen in een grote boog om zijn huis heen. Eén keer hadden we de moed bij hem naar binnen te gluren. Hij deed het gordijn opzij, lachte en riep: Boe! Vanaf die dag wisten we het zeker: als je niet uitkeek, at hij je op. Later weet je dat je niet mag discrimineren, stem je links en zeg je: Alle mensen zijn gelijk. Maar diep in mezelf zat nog altijd die angst voor de zwarte man. Op Curaçao voelde ik pas echt dat alle mensen gelijk zijn. Ik ga zeker nog eens terug! |
|