Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Een vreemde knoop: De ondergang van MikMakGa naar voetnoot1.
| |
NeusEn het begon allemaal zo idyllisch. Ergens in Zeeland zat tekenaar/schrijver Wim Hofman al jarenlang te broeden op een leuk kindertijdschrift. Samen met uitgeefster Ida Schuurman en vormgeefster Renée Koldewijn verzon hij een blad dat een lichtelijk experimenteel was en vol stond met plaatjes. Het formaat was afwijkend en zou | |
[pagina 131]
| |
teel was en vol stond met plaatjes. Het formaat was afwijkend en zou iedere keer veranderen. De prototypes hadden namen als Inktvis en Neus. Schuurman zette er de schouders onder: ‘Wim zit altijd vol plannen maar heeft teveel aan het hoofd om ze uit te voeren. Ik bleef met dit plan rondlopen en ontmoette mevrouw Fennema. Zij stookte het vuur op en samen verzonnen we een nieuwe naam: MikMak. Omdat we toch aan het fantaseren waren verzonnen we er gelijk een heleboel lezers bij.’ Annechien Visser (uitgever en ex-VNU) werd er bijgehaald voor de zakelijke kant. Het idee van het wisselende formaat lieten ze varen, de experimentele kantjes werden bijgeslepen. Begin september 1993 kwam de eerste MikMak uit. De doelstelling van het maandblad was kinderen aan te zetten tot lezen, door een tijdschrift met een lage drempel te bieden en door ze op verschillende wijzen actief te laten deelnemen aan het blad. Daarnaast zou het blad als podium dienen voor nieuwe jeugdliteratuur. Professor Hugo Verdaasdonk werd voorzitter van de MikMak-stichting. De redactie bestond uit Ida Schuurman, Annechien Visser, Wim Hofman, Jacques Vriens (schrijver en ex-leraar), Daniel Billiet (dichter, leraar en Vlaming) en Ilonka Fennema-Zboray. | |
[pagina 132]
| |
De aanwezigheid van Fennema-Zboray was opmerkelijk. Zij was het die van 1954 tot 1966 het legendarische jeugdblad Kris Kras leidde. Kris Kras publiceerde werk van alle grote schrijvers uit die jaren, van Annie M.G. Schmidt en Paul Biegel tot Tonke Dragt. In MikMak zag Fennema niets minder dan de wederopstanding van Kris Kras. Toch was MikMak wezenlijk anders dan Kris Kras. Dat blad was voornamelijk gevuld met kleine lettertjes, terwijl MikMak vol stond met prachtige tekeningen. Mevrouw Fennema: ‘Toen wij begonnen met Kris Kras bestond er nog geen televisie, de kinderen van nu groeien veel meer op in een beeldcultuur.’ Ook Kris Kras had te kampen met geldproblemen en moest uiteindelijk zijn artistieke ziel verkopen aan uitgeverij Wolters. De verkoopcijfers kelderden en Kris Kras ging ten onder. Na Kris Kras verscheen er bijna twintig jaar geen literair jeugdblad in Nederland. Pas in de jaren tachtig kwam de opvolger, het tijdschrift Ezelsoor. Ook dit groots opgezette blad moest stoppen, met achterlating van enkele gepeperde rekeningen. Een meer bescheiden poging was het tegendraadse St. Kitts Van de Bovenwindse. Helaas hielden de makers er na een jaar uit eigen beweging mee op. | |
BlokfluitboekjeMaar met MikMak zou het allemaal wèl lukken. Aan de inhoud zal het niet gelegen hebben. Die stond op een zeer hoog peil. MikMak verscheen in een liggend formaat (oblong) op zwaar papier. Dit was om op te vallen en omdat het ‘een tijdschrift op weg naar een boek’ moest zijn. Niet iedereen was gecharmeerd van het oblongformaat: één recensent sprak van een ‘blokfluitboekje’. De vormgeving was beweeglijk, speels, onrustig. Tekeningen kwamen onder anderen van Wim Hofman, Jaap de Vries, Marit Törnqvist, Joke van Leeuwen en The Tjong Khing.
Tussen al deze schoonheid zou je bijna vergeten dat er ook jeugdliteratuur instond. Het aanbod was zo gevarieerd dat er weinig lijn in te ontdekken viel. Enige samenhang werd nog gesuggereerd door het maandelijkse thema en door de vele rubrieken, zoals de Meester Jaapverhalen van Jacques Vriens en de briefwisseling van Ted van Lieshout en Daniël Billiet over het koningschap van Névlá (het herenigde | |
[pagina 133]
| |
Nederland en Vlaanderen). Andere schrijvers die meewerkten waren onder anderen: Rita Verschuur, Joke van Leeuwen en Toon Tellegen. Wat MikMak met name zo goed maakte was het intensieve contact met de lezers. Ze konden prijsvragen oplossen, knutselen, tekenen en schrijven. Uniek was bijvoorbeeld de rubriek waarin een lezer en een bekende schrijver samen een verhaal maakten. Op den duur zou er een kinderredactie gevormd worden, net als in Kris kras en Ezelsoor. Zo liet MikMak op een aantrekkelijke wijze aan de kinderen zien hoe leuk het is om te tekenen en te schrijven. De kinderen stuurden massaal in en lieten weten hoe geweldig ze het blad vonden. Uit een onderzoek van Marloes Mossink en Toin DuijxGa naar voetnoot3. blijkt dat ook kinderen die geen abonnee waren het blad waardeerden. Ze stelden de variatie op prijs, maar begrepen niet altijd waar het ene verhaal ophield en het andere begon. De strips en de verhalen van Meester Jaap waren het populairste. De jongens hielden niet van de gedichten (‘Is dit een soort liedje ofzo?’) en sommige kinderen vonden de plaatjes van Wim Hofman te zwart. Enkele ondervraagde lerarenGa naar voetnoot4. waren minder te spreken. Ze wisten niet zo goed wat ze met MikMak aan moesten. Het was niet duidelijk hoe ze er les mee konden geven, de leeftijd van de doelgroep was te vaag en het blad was niet kleurig genoeg. Ook in de pers werd hier en daar kritiek geuit: Vrij Nederland klaagde over het gebrek aan samenhang en het Parool vond dat het ‘iets minder mak’ kon. Bregje Boonstra vond het ‘wel wat kortademig’ en het Nederlands Dagblad schreef: ‘Helaas ook een verhaal van Jacques Vriens waarin gevloekt wordt.’ Maar over het algemeen waren de vele recensies zeer lovend en de reacties van de lezers nog lovender. MikMak - zo leek het - kon niet meer stuk. De verwachtingen waren allerwegen zeer hoog. | |
[pagina 134]
| |
KattebelletjeBegin 1994 begon het tijdschrift te wankelen. MikMak vroeg om aanvullende subsidie bij WVC, het Nederlands Literair Produktie- en VertalingenfondsGa naar voetnoot5. en het Prins Bernardfonds. Ook werd de Stichting Lira benaderd. Frank Ligtvoet van het Produktiefonds vond dat MikMak wel erg snel om geld kwam vragen. Bovendien zat er een gat in de begroting van f 45.000,-. Ligtvoet twijfelde. Was dit blad wel levensvatbaar? Viel het aantal abonnees niet enorm tegen? Ligtvoet riep de andere subsidiegevers en het bestuur van MikMak rond de tafel en sprak zijn bezorgdheid uit over de soliditeit van het blad. Als één fonds af zou haken zou de begroting niet meer rond zijn. Daarom besloten de vier fondsen óf allemaal geen-, óf allemaal wel subsidie te geven. Schuurman en Visser leverden hun salaris in om het begrotingstekort op te heffen. Nu volgde twee martelende maanden van onzekerheid. Schuurman: ‘Het was een verschrikkelijke tijd. Ik kon niets anders doen dan afwachten op de beslissing. Dit terwijl er dringend rekeningen betaald moesten worden en we hard werkten aan een nieuw nummer, waarvan het niet eens zeker was of het wel kon verschijnen.’ WVC schoot te hulp. Het ministerie besloot zich verder niet veel van het overleg aan te trekken en maakte de subsidie over, zodat MikMak in ieder geval in maart en april kon verschijnen. Eind maart echter kreeg MikMak een drieregelig kattebelletje in de bus waarin de stichting Lira de subsidie-aanvraag afwees. Het Produktiefonds liet verder niets van zich horen. Met geen zicht op andere geldbronnen kon het bestuur van MikMak niets anders doen dan het blad opheffen. | |
Onjuiste herinneringBegin april werd de opheffing bekend gemaakt. De reacties stroomden direct binnen. De abonnees reageerden vol onbegrip en stuurden dozen vol steunbetuigingen: ‘Lieve MikMak, ik vind het heel jammer dat jullie niet genoeg geld hadde om met MikMak door te gaan jullie zijn toch op t.v. geweest op het jugtjoernaal!’ Een negenjarige lezer | |
[pagina 135]
| |
tekende een ‘leedenmachien’: stop er twee leden in en er kwamen elf leden uit. Een ander kind tekende het graf van MikMak met huilend kabouters en huilende meeuwen in de lucht. De MikMakkers waren zelf ook vol onbegrip. Ze voelden zich in de steek gelaten door Lira. Het was immers de bedoeling dat alle subsidiegevers tegelijk zouden beslissen. Lira's weigering was dus tegen de afspraak. Verdaasdonk: ‘Als je met zijn vieren besluit om ja of nee te zeggen, dan past het niet dat één uit eigen beweging nee zegt.’ De leedenmachien van een negenjarige lezer uit Assen.
| |
[pagina 136]
| |
Lira wordt er ziek van steeds als schuldige te worden aangewezen. De directeur van Lira, Beemsterboer, zei in Trouw: ‘Wij zijn geen aanhanger van het junkie-principe: geef ze een impuls. Zeker niet als we vermoeden dat het blad zich voorlopig niet kan bedruipen.’ Bovendien ontkent Lira dat de afspraak met de andere subsidiegevers bindend zou zijn geweest: ‘Degene die we naar het overleg stuurden, heeft duidelijk gezegd dat hij geen mandaat had om voor Lira te beslissen. Als mensen denken dat ze op basis van een informeel gesprek bepaalde rechten hebben dan is dat hun probleem.’ Volgens Ligtvoet hebben ze daar formeel gelijk in: ‘De besturen van de fondsen nemen de uiteindelijke beslissing. Het overleg kon dus nooit bindend zijn. Toch verwacht je dat als je een afspraak maakt, iedereen zich daar aan zal houden.’ Schuurman en Visser wijzen niet alleen naar Lira maar naar ook het Produktiefonds. Het Produktiefonds had namelijk toegezegd dat MikMak terug mocht komen voor aanvullende subsidie. ‘Dat klopt,’ zegt Ligtvoet, ‘maar ze zouden pas na een jaar terug komen, en niet na vier maanden.’ Volgens MikMak was de afspraak dat ze in januari, aan het begin van het nieuwe kalenderjaar terug mochten komen. Ligtvoet noemt dit ‘een onjuiste herinnering’ Daarnaast klaagt MikMak dat het Produktiefonds niets meer van zich heeft laten horen. De stichting heeft nooit een officiële afwijzing ontvangen. Twee maanden lang heeft het Produktiefonds de kat uit de boom gekeken, terwijl MikMak in grote nood verkeerde. Ligtvoet: ‘We wachtten op de andere subsidiegevers, geheel volgens de afspraak.’ Maar deze afspraak was al volkomen achterhaald toen WVC en het Prins Bernardfonds op eigen houtje besloten hun subsidie wél toe te kennen. Ligtvoet zegt dit pas achteraf gehoord te hebben. Dat lijkt op een onjuiste herinnering van zijn kant, want WVC zou het bericht over de toekenning gelijk doorsturen naar de andere partijen. Het moge zo zijn dat de subsidiegevers het af hebben laten weten. Maar dat deden ze niet zonder reden: feit was dat er meer geld in MikMak moest dan aanvankelijk was gepland. Bovendien was de begroting niet rond. Niet omdat MikMak met geld heeft lopen smijten, de stichting leefde juist erg sober, het geldtekort kwam simpelweg voort uit een gebrek aan abonnees. Volgens plan zouden er na een jaar 5000 abonnees zijn. Binnen drie jaar moesten dat er 12000 worden zodat het blad zichzelf kon bedruipen. Maar in april waren er nog maar 2500 aanmeldingen binnen. Schuurman onderschrijft dit abonnemententekort, maar vindt dat het | |
[pagina 137]
| |
toch wel meeviel. Visser zegt dat de beraamde 5000 er in april al hadden moeten zijn en dat MikMak dus ver achter bleef bij de oorspronkelijke verwachtingen. Verdaasdonk zegt dat er geen abonnementengebrek was: ‘We hadden 3000 abonnees en lagen keurig op schema’. De abonnementen-aanwas viel weliswaar tegen, maar was vergeleken bij andere literaire bladen nog altijd indrukwekkend. Heeft MikMak niet gewoon te hoog ingezet? Hadden ze niet beter een meer bescheiden plan kunnen maken? Het blad had zich dan weliswaar nooit zelf kunnen bedruipen, maar dat is met de meeste literaire bladen voor volwassenen het geval. Lang voor het blad van start ging, was het plan ook om klein te beginnen. Maar het Produktiefonds weigerde daarmee accoord te gaan. Voorwaarde voor een startsubsidie was dat het blad op eigen benen kon staan. Wim Hofman: ‘Ze wilden best wel geld geven, maar dan moest het blad een vrij grote oplage krijgen. Ik vond dat niet eerlijk. Het Produktiefonds stelt niet zo'n eis aan literaire bladen voor volwassenen.’ Ligtvoet vindt echter dat MikMak niet te vergelijken was met een literair blad: ‘MikMak had een veel grotere markt; er zijn tenslotte erg veel kinderen.’ De kinderen van de Andreasschool te Tilburg gaven de redactie van MikMak een zelfgemaakte ‘MikMak-afscheidsspecial’. Deze tekening werd gemaakt door een kind uit groep 8.
| |
[pagina 138]
| |
Een bescheidener opzet was natuurlijk in strijd geweest met de beoogde ‘leesbevordering’. MikMak moest een blad voor iedereen worden. Maar om teleurstellingen te voorkomen was het toch beter geweest als het Produktiefonds en MikMak gekozen hadden voor een kleinere vorm, waar per definitie geld bij moest. Een literair blad (wat MikMak wel degelijk was) bereikt toch nooit het grote publiek, ook al zijn er ‘erg veel kinderen’. Was het ook niet beter geweest als MikMak met een uitgever in zee was gegaan, al was het alleen maar voor de distributie? Onafhankelijkheid is tenslotte wel mooi, maar peperduur. Verdaasdonk zegt dat geen enkele uitgever mee had durven doen. ‘Het was dus alleen maar realistisch dat we daar niet naar gezocht hebben.’ In de laatste fase is er overigens wel contact gezocht met uitgevers om het blad te redden. Maar Verdaasdonk had gelijk, niemand durfde.
‘Hadden ze ons het jaar maar af laten maken,’ verzucht Verdaasdonk, ‘Voor hetzelfde geld waren we na de zomervakantie al redelijk goed op weg geweest wat betreft het aantal abonnees. Zelf had ik daar alle vertrouwen in.’ Er waren grootse plannen om vanaf april met een scholenactie het aantal abonnees flink op te voeren. De scholen zouden een stapel MikMaks krijgen, met daarnaast tips voor de leraren om MikMak in de les op te nemen en een oproep aan de scholieren om de langste strip van Nederland te maken. Deze actie zou duizenden abonnees hebben moeten opleveren. Of dat werkelijk was gelukt is nog maar de vraag, maar MikMak had in ieder geval de kans moeten krijgen om het waar te maken. | |
HoofdschuldigenDit alles blijft hoe dan ook muggezifterij: het blad is gewoon ten onder gegaan aan te weinig abonnees. Dit probleem had ondervangen kunnen worden als beide partijen van tevoren duidelijke en bindende afspraken hadden gemaakt over vervolgsubsidies. Daarbij had het aantal verwachte abonnees minder hoog ingeschat moeten worden, of had er in ieder geval ingecalculeerd moeten worden dat het aantal abonnees tegen kon vallen. Het is natuurlijk krankzinnig dat er misverstanden bestaan over wat beloofd is en wat niet. Hieraan zijn zowel MikMak als de subsidiegevers schuldig. Als nieuwe subsidiegever had Lira hier niet zoveel mee te maken. | |
[pagina 139]
| |
Ze zagen een onderneming met geldproblemen en hadden geen zin daar in te stappen. Dat was hun goed recht. Dat ze zich niet aan de afspraak hielden -informeel of niet - valt hen wel te verwijten. Maar daarmee zijn ze nog niet gelijk de hoofdschuldige in dit drama. Wie precies waar en waarom MikMak heeft laten vallen; die ‘vreemde knoop’ zal wel nooit ontward worden.
Achteraf zegt Ida Schuurman: ‘Wat aanvankelijk onze kracht was, bleek uiteindelijk onze zwakte. We waren een hele kleine club, dat maakte ons snel en wendbaar. Maar daardoor zijn we wel bij de eerste de beste tegenwind ten onder gegaan.’ |
|