Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |||||||||||||||
Het bestaansrecht van meisjesliteratuur.
| |||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||
In deze bijdrage wordt, in het verlengde van vrouwenliteratuur, het begrip meisjesliteratuur gerehabiliteerd. Daartoe worden in het eerste deel, aan de hand van zowel jeugdliterair onderzoek naar literatuur voor meisjes, als ook sociologisch onderzoek naar de leef- en belevingswereld van meisjes, de grenzen van het genre verkend. Het tweede deel bevat een analyse van een vijftal werken van Veronica Hazelhoff als casus van hedendaagse meisjesliteratuur. Het gaat om Fenna, Ster!, In Sara's huis, Mooie dagen en ElmoGa naar voetnoot1.. Het zijn boeken voor 12 jaar en ouder, waarin hoofdrol en vertelperspectief zijn voorbehouden aan één of meer meisjes. De belangrijkste reden om voor het werk van Veronica Hazelhoff te kiezen, is de grote aandacht in de vijf boeken voor relaties tussen vrouwen. De overeenkomst met vrouwenliteratuur waarin de verhoudingen tussen vrouwen een centrale plaats innemen, is opvallend. De feitelijke aanleiding tot de analyse is een uitspraak van een mannelijke lezer van Ster! en de reactie daarop van Veronica Hazelhoff. In een interview in het Haarlems DagbladGa naar voetnoot2. van een aantal middelbare scholieren met de auteur, typeerde de enige jongen onder de interviewers Ster! als een ‘echt meisjesboek’. Op zijn vraag of ze dat ook zo had bedoeld, reageerde de schrijfster met: ‘Nee, maar dat is wel onvermijdelijk als je zelf ooit een meisje bent geweest en als je over een meisje schrijft. Ik kan nou eenmaal beter over meisjes schrijven. Trouwens niemand zeurt er over al die jongensboeken. Dat vindt iedereen heel gewoon.’ Hazelhoff geeft hiermee aan dat, naar eigen zeggen in weerwil van haar bedoelingen, voor haar het bestaan van meisjes- en jongensboeken een logisch gevolg is van het schrijven van mannelijke en vrouwelijke auteurs over seksegenoten. Vrouwen schrijven anders dan mannen, hebben een eigen stem die bij meisjes en vrouwen meer weerklank vindt dan bij jongens en mannen. | |||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||
Een model voor meisjes‘Ik wil de gelegenheid benutten om 'n besluit mee te delen. Twee jaar geleden heeft Bob me gevraagd, of ik voor zang door wilde studeren,’ ze keek even glimlachend naar Bob's gespannen gezicht, dan wendde ze zich weer tot de anderen. ‘Nu dan....ik wil het niet. Denk nu alsjeblieft niet dat het 'n opoffering van mij is. Ik weet nu, nu het leven me 'n harde, bittere les heeft gegeven, die me mijn hele leven heugen zal, dat het niet mijn ideaal is om zangeres te worden, maar Bob's trouwe kameraad te zijn, heel ons verdere leven.’ (Uit: Leni Saris, Leontine, 1941: 172). Van oudsher staat meisjesliteratuur in dienst van de socialisatie van haar lezer. Dahrendorf (1980, 1984) heeft hierover een uitgesproken, vanuit een marxistische literatuuropvatting geformuleerd standpunt. Volgens hem is meisjesliteratuur een instrument van de maatschappij om haar verwachtingen van meisjes te bekrachtigen. Dahrendorf doelt hierbij in eerste instantie op wat hij noemt ‘het meisjesboek in engere zin’. In deze traditionele of conventionele meisjesliteratuur (Daubert, 1985) is het verloop van de socialisatie een aanpassingsproces. Het ‘meisjesboekenmeisje’ moet leren wat de maatschappij van haar verwacht, niet wat zij zelf wil. Ze moet de door de maatschappij als ‘natuurlijk’ voorgestelde rollen leren van echtgenote, huisvrouw en moeder. Deze rollen liggen vast en de socialisatie van het meisje verloopt op zodanige wijze dat zij haar man als meerdere ziet, dat zij zich afhankelijk opstelt, geluk en bevrediging in haar man en kinderen zoekt, een beroep leert voor de tijd vóór het huwelijk en dat zij eigenschappen cultiveert als uiterlijke aantrekkelijkheid, emotionaliteit en passiviteit. Een bewuste en actieve sexualiteit wordt het meisje niet toegestaan. ‘Das Mädchen soll “warten”.’ (Dahrendorf, 1984:123). Van enig politiek bewustzijn is eveneens geen sprake. De beloning aan het eind van een succesvol verlopen aanpassingsproces is een harmonieus, huiselijk leven samen met een liefhebbende echtgenoot en de illusie dat zij, door af te zien van eigen wensen en behoeften, door het aannemen van een secundaire identiteit, geliefd is. Afwijkingen van de norm worden in dit type meisjesliteratuur veroordeeld en | |||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||
onaangepaste meisjes worden voorgesteld als tot mislukken gedoemd.Ga naar voetnoot3. Duijx & Linders (1991) geven in De goede kameraad tal van, inmiddels vaak vergeten, voorbeelden van dit soort meisjesboeken.
De socialisatiefunctie van deze conventionele meisjesliteratuur kan echter pas effectief worden wanneer de boeken aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het vervullen van die voorwaarden maakt dat deze meisjesliteratuur zowel naar uiterlijk als naar structuur gemakkelijk herkenbaar is. Aan de buitenkant onderscheidt zich de traditionele meisjesliteratuur door de ‘meisjesachtige’ titelGa naar voetnoot4., ondertitels als ‘meisjesroman’ of ‘roman voor oudere meisjes’. Op de omslag zijn één of meer meisjes prominent aanwezig. De structuur van dit type meisjesliteratuur heeft de volgende kenmerken: een zich aanpassend, uiterlijk aantrekkelijk meisje als hoofdfiguur, een vertelperspectief dat de identificatie van de lezer met de hoofdfiguur vergemakkelijkt, een duidelijke scheiding tussen goed en kwaad en een happy end waarin conflicten opgelost worden en het meisje haar bestemming vindt aan de zijde van de man waarvan ze houdt. Het zijn de boeken waarop Holtrop wijst in het tweede deel van bovenstaand citaat: boeken die zich, alle kritiek ten spijt, nog steeds mogen verheugen in een groot lezerspubliek.Ga naar voetnoot5. Zij noemt als voorbeeld de Witte Raven pocket. Holtrop meent echter terecht dat een dergelijk beeld van de meisjesliteratuur van voor de jaren zeventig onvolledig is en onrecht doet aan een aantal meisjesboeken die vanaf 1900 verschenen en waarvan de | |||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||
ook nu nog bekendste voorbeelden Schoolidyllen van Top Naeff en de Joop ter Heul-boeken van Cissy van Marxveldt zijn. Het beeld van meisjes dat in deze boeken wordt gegeven, komt overeen met het zojuist geschetste profiel. Maar voor wat betreft de vormgeving is echter geen sprake van het maakwerk dat zo karakteristiek is voor de naoorlogse traditionele meisjesboeken, die onder meer om die reden dan ook geen literaire status meer hebben. | |||||||||||||||
Opvattingen over het moderne meisjeOnder invloed van de vrouwenbeweging zijn de hiervoor beschreven maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van vrouwen de afgelopen dertig jaar echter ingrijpend gewijzigd. Sinds de jaren zestig heeft de feministische beweging zich niet zonder succes ingezet voor een verbetering van de positie van vrouwen op het gebied van arbeid, onderwijs, politiek, seksualiteit, huwelijk en gezin.Ga naar voetnoot6. Meisjes als groep hebben binnen het feminisme lange tijd minder aandacht gekregen dan vrouwen. Pas de laatste jaren is de belangstelling voor (met name oudere) meisjes toegenomen, zowel in wetenschappelijk onderzoek als ook in het jeugdbeleid en de praktijk van het jongerenwerk.Ga naar voetnoot7. Spoel (1989:15) spreekt in dit verband van ‘het vertoog over het moderne meisje’Ga naar voetnoot8.. In tal van publikaties wordt in kaart gebracht hoe meisjes zijn, hoe ze moeten worden en wat ze daarvoor moeten doen. Dat levert volgens Spoel (1989:21) de volgende twee beelden van meisjes op: ‘Het geëmancipeerde, het zelfstandige en weerbare, meisje ziet er ongeveer zo uit: ze heeft een goede (=bêta) schoolopleiding (de Kies- | |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
Exact-campagne heeft haar daartoe gestimuleerd), leert voor een beroep dat voorheen als een mannenberoep bekend stond en dat voldoende betaalt om economisch zelfstandig te zijn, participeert in haar vrije tijd aan diverse sportaktiviteiten, houdt via zelfverdedigings- en assertiviteitscursussen haar fysieke en mentale kracht op peil, heeft een vrouwvriendelijke vriendje dat later samen met haar voor de kinderen wil zorgen, alles half-om-half verdeeld. Haar tegenpool, het laaggeschoolde meisje, dat haar kost verdient als gezinshulp, in haar vrije tijd met vriendinnen kletst en danst in de disco, een stoer vriendje heeft en binnen afzienbare tijd haar baan zal verruilen voor het moederschap is “uit”. Participeren is in en zorgen is uit.’ Tegelijkertijd worden meisjes echter vandaag de dag, via de media (bijvoorbeeld in de conventionele meisjesliteratuur) of in dagelijkse contacten in hun naaste omgeving, nog steeds geconfronteerd met de traditionele opvattingen over de vrouw en de rol die zij zou moeten spelen. Hoe staan meisjes nu zelf tegenover deze uiteenlopende visies op vrouwen en vrouwelijkheid? De laatste jaren is door middel van onderzoek naar de leef- en belevingswereld van meisjes in de puberleeftijd gezocht naar antwoorden op deze vragen. Zo onderzocht De Waal (1989) onder meer hoe meisjes in een fase waarin ze zich terugtrekken in een wereld van meisjes onder elkaar, bijdragen aan elkaars opvoeding tot vrouwen. Vanuit emancipatieperspectief gezien is De Waals conclusie, niettegenstaande haar relativeringGa naar voetnoot9., op het eerste gezicht een weinig optimistische, in die zin dat meisjes nog steeds gericht zijn op traditionele noties van vrouwelijkheid. De Waal stelt vast dat tienermeisjes in de jaren tachtig weliswaar kennis maken met ideeën over emancipatie en feminisme, maar dat het in verhouding tot de mate waarin zij via de media en in hun naaste omgeving geconfronteerd worden met traditionele opvattingen, gaat om ‘een bescheiden tegenoffensief’. Hierdoor zijn voor deze meisjes de traditionele opvattingen ‘normaal’ en de moeite van het nastreven waard. | |||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||
Een nieuw model voor meisjes?De beschreven maatschappelijke veranderingen ten aanzien van vrouwen en meisjes hebben ook het beeld van meisjes in de jeugdliteratuur beïnvloed. Kritiek op meisjesliteratuur (zie ook het citaat van Holtrop in de inleiding) is er altijd geweest. Zette men zich niet af tegen het bestaan van aparte literatuur voor jongens en meisjes, dan bekritiseerde men wel de inhoud en/of de vorm van die aparte meisjes- en jongensliteratuur. Maar bij gebrek aan maatschappelijk draagvlak, veranderde er tot in de jaren zestig maar weinig binnen het genre. ‘Auch wenn die Kulissen und Requisiten modernisiert wurden’ (Daubert, 1985:46), bleven de conventies dezelfde. Dat draagvlak is er, zoals gezegd, wel sinds de jaren zeventig. Vandaar dat de kritiek van de vrouwenbeweging in de zeventiger jaren op het traditionele meisjesboek en het beeld van vrouwen en meisjes dat daarin geschetst werd, zijn sporen heeft nagelaten. Omdat ‘het meisjesboekenmeisje’ het man-vrouwbeeld dat de vrouwenbeweging wilde doen verdwijnen, bevestigde, pleitten met name de zogenaamde WerkgroepenGa naar voetnoot10., die voor een deel uit de feministische beweging waren voortgekomen, voor boeken met een progressief beeld van meisjes en vrouwen. Onder meer dit pleidooi heeft sindsdien geresulteerd in een aanbod aan boeken met ‘nieuwe’ (Daubert, 1985) meisjes in de hoofdrol. Dit verbrede aanbod heeft met name in de Duitse vakliteratuur geleid tot discussie over de grenzen van het genre. Daarbij valt op dat de meeste onderzoekers zoals gezegd proberen los te komen van het begrip meisjesliteratuur. Tegelijkertijd zien zij echter zoveel parallellen met de traditionele meisjesliteratuur, dat zij de boeken over ‘nieuwe’ meisjes in het verlengde daarvan bespreken. In beide soorten boeken staat de door meisjes als moeilijk ervaren levensfase waarin ze opgroeien tot vrouw, centraal. De verschillen tussen de boeken brengen ze tot uitdrukking in het onderscheiden van subgenres. Dahrendorf (1984) maakt een verdeling in drie subgenres: traditionele meisjesliteratuur, literatuur waarin met het oog op de emancipatie van de lezer het oude standpunt wordt bekritiseerd en nieuwe rollen worden gepresenteerd en literatuur waarin de individuele | |||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||
problemen van een meisje dat zich niet laat leiden door een vastgelegde, geslachtsspecifieke rolverdeling, centraal staan. Het eerste type duidt Dahrendorf aan als ‘meisjesboeken in engere zin’, de laatste twee als ‘meisjesboeken in ruimere zin’. Grenz (1984, 1988) spreekt over traditionele en nieuwe meisjesliteratuur. De laatstgenoemde groep splitst ze verder op in twee soorten: meisjesliteratuur waarin sprake is van een schijnemancipatie en meisjesliteratuur waarin een geslachtsspecifieke socialisatie wordt losgelaten en waarin meisjes en hun individuele levensverhalen centraal staan. De laatste categorie omvat boeken waarin naast een emancipatoire inhoud ook sprake is van een literaire emancipatie. Ook Daubert (1984, 1985) geeft een uitgewerkte analyse van (veranderingen in) de oorspronkelijk Duitse en in het Duits vertaalde meisjesliteratuur. Uitgangspunt voor haar onderverdeling is het socialisatiemodel dat de lezer wordt aangereikt. Op grond daarvan komt ze tot vier subgenres die ten dele overeenkomen met de typologie van Grenz. De traditionele meisjesliteratuur met een model dat zich kenmerkt door aanpassing en het leren van vaste rollen, is het eerste type. Als tweede type noemt Daubert de door het feminisme geïnspireerde meisjesliteratuur. Daubert is met Grenz van mening dat het hier veelal gaat om schijnemancipatie, in die zin dat de oude rolpatronen vervangen worden door nieuwe vastliggende rollen. Nog steeds is er sprake van een aanpassingsproces. Een derde type in de onderverdeling van Daubert is de zgn. ‘Jeansliteratur’, waarin rollen geweigerd worden met als alternatief een negatieve identiteit. In het vierde type tenslotte gaat het meisje, in een maatschappij waarin uiteenlopende visies op meisjes en vrouwen om voorrang strijden, op zoek naar een eigen identiteit. Ze wordt met andere woorden niet gedwongen te kiezen voor één bepaalde rol. Een steeds terugkerende vraag is of aan deze literatuur over meisjes nog het predikaat meisjesliteratuur verleend moet worden. Volgens Daubert is door de uitbreiding van thema's de term ‘meisjesliteratuur’ niet meer van toepassing op de literatuur over ‘nieuwe’ meisjes. Typisch kenmerk van de moderne meisjesliteratuur is volgens haar het vervagen van grenzen: ‘Es verwischen sich [...] nicht nur die Grenzen innerhalb jugendliterarischer Genres, sondern auch zwischen Jugend- und Erwachsenenliteratur (zum Adoleszenroman, zur Frauenliteratur [...]).’ (Daubert, 1985:46) | |||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||
Ook Grenz (1988:17) is van mening dat boeken waarin het levensverhaal van vrouwelijke individuen centraal staat (de door haar onderscheiden derde categorie), niet langer seksespecifiek zijn en dat meisjesliteratuur hier opgaat in, wat zij noemt, de algemene kinderen jeugdliteratuur. Desalniettemin stelt Grenz vast dat dergelijke boeken als lectuur voor meisjes uitermate belangrijk zijn: ‘Sie stellen Ausschnitte aus individuellen weiblichen Lebensgeschichten dar und unterstützen damit den weiblichen Selbstfindungsprozeß, statt ihn (wie das traditionelle Mädchenbuch) abzuschneiden oder (wie die allgemeine Literatur, in der bisher die Darstellung männlicher Lebensläufe vorgeherrscht hat) stillschweigend zu übergehen.’ Voor wat betreft de Nederlandse jeugdliteratuur is het onder meer Holtrop (1989:422) die de genre-aanduiding ter discussie stelt. Ze merkt op dat er naast traditionele meisjesliteratuur: ‘een ander soort meisjesboek bij gekomen [is], een soort dat meisjes niet zo overduidelijk in een eigen territorium zet. Dat zijn boeken die gewoonlijk een meisje in de hoofdrol hebben en die voornamelijk gaan over gedachten, overwegingen en daden van meisjes. Die boeken heten jeugdromans, al is het waarschijnlijk dat vooral meisjes ze lezen, zeker als een meisje de hoofdpersoon is.’ Holtrop eindigt haar beschrijving van het genre in De hele Bibelebontse Berg dat verschenen is in 1989, met De dagen van Olim van Miep Diekmann dat in 1971 verscheen en suggereert daarmee dat voor haar het genre meisjesliteratuur inderdaad is opgegaan in de jeugdroman. Dat niet iedereen het met Holtrop eens is, blijkt uit Zuurveens bijdrage aan de discussieGa naar voetnoot11.. Ook zij signaleert de neiging van auteurs en uitgevers om afstand te nemen van het begrip meisjesliteratuur en te kiezen voor de sekseneutrale aanduiding jeugdroman. Dat neemt niet weg dat er volgens haar nog wel degelijk romans voor meisjes verschijnen die zich in positieve zin onderscheiden van de triviale meisjesboeken. Zuurveen noemt een enkel voorbeeld, maar werkt dat verder niet uit. Vanuit haar feministische visie op vrouwenemancipatie pleit ze voor kleur bekennen. Doet men dat niet, dan | |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
kiezen meisjes voor de wel op hen gerichte triviaallectuur. En daarvan, aldus Zuurveen, ‘wordt Marie niet veel wijzer’. Door middel van een analyse van de boeken van Hazelhoff als voorbeeld van hedendaagse Nederlandse meisjesliteratuur wordt van het standpunt van Holtrop afstand genomen. De visie van Zuurveen wordt genuanceerd. De analyse heeft, anders dan Zuurveen, niet alleen oog voor de inhoudelijke, maar ook voor de literaire emancipatie van meisjesliteratuur. | |||||||||||||||
Relaties tussen vrouwen als thema‘Jochem zuchtte diep. “Kun je nou niet één keer je moeder erbuiten laten?” Boeken over meisjes zijn niet zonder meer meisjesliteratuur omdat ze een meisje in de hoofdrol hebben en/of omdat ze geschreven zijn vanuit het perspectief van een meisje. Natuurlijk moeten boeken deze basiskenmerken hebben, willen ze voor het label (hedendaagse) meisjesliteratuur in aanmerking komen. Belangrijker is echter dat ze meisjes een literaire ondersteuning bieden in hun proces van volwassen worden. Geen kant-en-klare recepten, zoals in de traditionele en schijnemancipatoire meisjesliteratuur, maar tot nadenken stemmende beschrijvingen van vrouwelijke personages op zoek naar een eigen identiteit. Geen pasklare oplossingen, geen clichématig happy end, wel mogelijkheden tot geestelijke groei en een einde dat perspectieven biedt. Cruciaal is ook dat het denken, voelen en handelen van de vrouwelijke personages herkenbaar is voor de vrouwelijke lezers in de | |||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||
puberteitsfase. Het centrale gegeven in de vijf boeken van Hazelhoff - de relaties tussen vrouwen - is wat dat betreft goed gekozen. Over de relaties tussen vrouwen en dan met name over de moederdochter-relatie bestaat veel, met name feministische literatuur.Ga naar voetnoot12. De verhouding tot hun moeder is iets wat veel vrouwen en ook meisjes (De Waal, 1989) bezighoudt. In drie van de vijf boeken van Hazelhoff - Fenna, In Sara's huis en in Mooie dagen - wordt de relatie tussen moeder(s) en dochter(s) uitgediept. In Fenna, een boek dat net als de andere boeken van Hazelhoff een opvallend volwassen omslag heeft en zich daarmee zichtbaar onderscheidt van de traditionele meisjesliteratuur, gaat de gelijknamige hoofdpersoon op zoek naar het verleden van haar moeder om deze van haar sombere buien af te helpen en omdat ze geïntrigeerd is door de vriendin van haar moeder naar wie ze vernoemd is. Bekijkt men de relatie tussen Fenna en haar moeder, dan is vanaf het begin duidelijk dat van een traditionele relatie geen sprake is. Emmie is verre van een zorgende huisvrouw en koesterende moeder. Het is eerder Fenna die over Emmie moedert dan andersom. Meestal bestaat er tussen hen een relatie als tussen twee vriendinnen. Pas aan het eind, als de zoektocht in het verleden is voltooid, dan verandert de relatie tussen Emmie en Fenna en zijn ze moeder en dochter, als Fenna aan haar moeder vraagt of ze bij Daan mag slapen. ‘Als vriendinnen’ en ‘als moeder-dochter’ zijn ook precies de categorieën waarmee de meisjes uit het onderzoek van De Waal (1989) hun relatie tot hun moeder beschrijven. Ook in Mooie dagen zijn het de dochters - Gloria en Tasja - die hun moeders - Isabel en Ruth - ertoe brengen oud zeer uit het verleden te verwoorden en daarmee uit de weg te ruimen. Maar terwijl Fenna, als was zij haar moeders therapeut (‘Emmie kreunt. “Godallemachtig! Ik heb een maatschappelijk werkster als dochter.”’; p. 12), het initiatief neemt tot de speurtocht naar het verleden, is het in Mooie dagen veel meer de samenloop van omstandigheden, waardoor het verleden wordt opgerakeld. Hoewel ook Gloria in zeker opzicht haar moeder koestert (door te verzwijgen dat Peter, Isabels ex-vriend, en zijn nieuwe vriendin een baby krijgen en Gloria gevraagd hebben een tijdje bij hen in Engeland te komen wonen), is zij toch veel meer van haar afhankelijk dan Fenna van haar moeder. Het citaat aan het begin | |||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||
van deze paragraaf is daarvan een sprekend voorbeeld. En ook de ‘bijna eerste keer’ van Gloria met de op haar verliefde Jochem loopt onder meer op een mislukking uit doordat Gloria zich niet kan losmaken van haar moeders opvattingen over jongens en mannen. De gebeurtenissen tijdens de bootreis en vooral ook de gesprekken met Jochem maken dat Gloria uiteindelijk voor het eerst kiest voor een eigen leven. In Sara's huis is de moeder-dochter-relatie indirecter, maar tegelijkertijd misschien nog wel indringender uitgewerkt. En ook nu speelt het verleden daarin een belangrijke rol. Mettes ouders zijn overleden en Mette en haar broertje wonen nu in bij de alleenwonende tweelingzus van Mette die schrijfster is. Het samenleven verloopt niet soepel: Sara wil rust en Mette kan wat er gebeurd is niet verwerken. Door middel van flash-backs krijgt de lezer inzicht in Mettes karakter en haar relatie tot haar moeder. Die was niet goed, evenmin als die tussen Sara en Mettes moeder. Deze laatste schrijft het verleden van zich af in korte verhalen. Wanneer Mette ze stiekem leest, wordt ze woedend vanwege het negatieve beeld dat Sara van haar geeft. Sara op haar beurt is kwaad, omdat ze Mette niet vertrouwen kan, iets wat haar al eerder is overkomen met Mettes moeder. De uitbarstingen van woede en verdriet over en weer bieden echter perspectieven voor een toekomst die niet langer wordt overschaduwd door het verleden. Niet de relatie moeder-dochter maar die tussen twee zusjes staat centraal in Ster!. De relatie tussen de zeventienjarige Stella wordt beschreven vanuit het perspectief van de vijftienjarige Leen. Die ziet hoe haar zus na haar entree in de filmwereld langzaam van haar en feitelijk van iedereen verwijderd raakt. De filmwereld blijkt aanmerkelijk minder mooi dan aanvankelijk gedacht en de hechte band tussen de zusjes lijkt niet bestand tegen de spanningen, zeker niet als Leen en Stella's vriend Remco een relatie krijgen. Stella trekt zich terug in een Fries dorp, waar ze logeert bij een oude vriendin. Zowel Stella als Leen krijgen zo de tijd om na te denken en dat leidt tot een herstel van het contact. Hoe in de toekomst de relatie van beiden met Remco zal zijn, blijft open. Hoewel voor veel lezers vermoedelijk minder prominent, speelt ook in Elmo de relatie tussen twee vrouwen een rol. Geboeid door Elmo, een mooie, maar ook gesloten jongen die bij haar in de buurt is komen wonen, en aanvankelijk niet wetend wat ze voor hem voelt, raakt Vera verzeild in de wereld van de country-muziek en wordt ze geconfronteerd met de ups en downs van zangeres Jolene, de neuroti- | |||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||
sche moeder van Elmo. Vera, zelf volop bezig met volwassen worden, probeert de relatie tussen Elmo en zijn moeder te begrijpen om zo ook meer inzicht te krijgen in Elmo en haar eigen gevoelens voor hem. De bespiegelingen van Vera laten zien hoezeer de ontluikende liefde tussen Vera en Elmo door de aanwezigheid van Jolene en sterker nog door haar afwezigheid na haar zelfmoord, onder druk wordt gezet. Maar mede door de dramatische gebeurtenissen wordt Vera geestelijk rijper en gunt ze zichzelf en vooral Elmo de tijd om het gebeurde te verwerken. Of het ooit nog wat wordt tussen haar en Elmo is voor haar én voor de lezer een open vraag. | |||||||||||||||
De andere sekseIn alle romans, het meest indringend in Elmo en het minst opvallend in In Sara's huis, is de verhouding tot de andere sekse een tweede belangrijk gegeven. En meer nog dan in haar beschrijving van de relaties tussen vrouwenGa naar voetnoot13., voelt Hazelhoff, als we afgaan op jeugdsociologisch onderzoek naar dit themaGa naar voetnoot14., goed aan wat meisjes bezighoudt. In Fenna, Ster!, Elmo en Mooie dagen is sprake van een geleidelijke ontwikkeling van de relaties. De onzekerheid van de vrouwelijke hoofdpersonages vertoont grote overeenkomst met de twijfels van de meisjes uit de verschillende studies. Vooral uit de beschrijvingen van de eerste, niet altijd even probleemloze seksuele ervaringen van de hoofdpersonages, het voorzichtig zoeken naar mogelijkheden om als meisje initiatieven te ontplooien blijkt dat Hazelhoff goed op de hoogte is van de opvattingen van meisjes hierover. Vergelijk bijvoorbeeld de retrospectieve beschrijving van haar seksuele ervaringen door een proefpersoon uit het onderzoek van Naber (1992:84) met het beeld dat Vera in Elmo daarvan geeft: ‘Het was de manier waarop, die stond me niet aan. Ik weet niet, ik vond het allemaal zo eh...ja onpersoonlijk. Nee, ik vond het gewoon niet | |||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||
leuk. Hoewel, als ik aan het vrijen was vond ik het wel lekker, maar de manier waarop of zo...nee.’ (Els, 23 jaar) Anders dan in het traditionele meisjesboek waarin seksualiteit niet aan de orde is en huwelijken min of meer als bij toverslag tot stand komen, en het schijnemancipatoire meisjesboek waarin vrouwelijke hoofdpersonages vaak wat al te nadrukkelijk het heft in eigen hand nemen, vallen de romans van Hazelhoff op door het realisme en de integriteit waarmee ze de gevoelens van zowel de meisjes als de jongens in hun verkenning van elkaar beschrijft. | |||||||||||||||
Balanceren tussen traditie en vernieuwingIn de discussie in de Duitse vakliteratuur over de grenzen van het genre wordt steeds opnieuw beklemtoond dat een inhoudelijke emancipatie vergezeld dient te gaan van een literaire emancipatie. Zo niet, dan zijn de boeken over ‘nieuwe’ meisjes kwalitatief nauwelijks beter dan de conventionele meisjesboeken (Grenz, 1988, en Daubert, 1985).Ga naar voetnoot15. Interessante vraag is dus of en hoe Hazelhoff haar over het algemeen genuanceerde en op meisjes in de puberteitsfase afgestemde inhoud literair weet vorm te geven. Het eerste dat op dit punt in de romans van Hazelhoff opvalt, is dat, met uitzondering van Fenna, de auteur, bewust of onbewust, | |||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||
risico's neemt door haar keuze van setting en personages. Een luxe bootreis, de filmwereld en de country-scène zijn settings die op het eerste gezicht onmiddellijk doen denken aan settings uit de conventionele meisjesliteratuur, waarin de artiestenwereld en luxe reizen populaire decors zijn en zangeressen en filmsterren veel voorkomende personages. En ook het weeskind dat opgroeit bij een tante waarmee het niet goed overweg kan (In Sara's huis) is geen onbekende in de traditionele meisjesboeken. De kans op clichés is derhalve groot. Opmerkelijk is dat Hazelhoff er in drie van de vier romans met een min of meer traditionele setting beter in is geslaagd clichés te vermijden dan in Fenna. In tegenstelling tot de verhaalopbouw die door de afwisseling tussen heden en verleden interessant is, zijn de personages, Fenna uitgezonderd, te weinig uitgewerkt. Er is nauwelijks sprake van een ontwikkeling. Met name Emmie, de moeder van Fenna, en haar vriendinnen fungeren op de eerste plaats als modellen en niet als mensen met een eigen karakter. Ze zijn als het ware personificaties van de verschillende opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid. Zo is daar Hanna, de slordige ongehuwde moeder en lerares Engels die is blijven steken in de jaren zestig, Susanne, die haar leven aan De Here wijdt, haar tegenpool Els die in luxe leeft en alleen geïnteresseerd lijkt in Els en de onevenwichtige Mirjam die plichtsgetrouw de rol van huisvrouw en moeder vervult. Terwijl in traditionele meisjesboeken een leven als filmster vaak wat al te nadrukkelijk als de droom van ieder meisje gepresenteerd wordt, wordt in Ster! de keerzijde van de medaille overdreven beklemtoond, waardoor de moraal van het verhaal de genuanceerd uitgewerkte relatie tussen de twee zusjes overheerst. En ook hier blijven de personages, op Leen en in mindere mate Stella en Remco na, teveel aan de oppervlakte. Met name filmproducent Steven hangt van de clichés aan elkaar. In In Sara's huis, Mooie dagen en Elmo, die later zijn verschenen, heeft Hazelhoff voor wat betreft het omgaan met setting en personages onmiskenbaar een ontwikkeling doorgemaakt. In tegenstelling tot Fenna en Ster! zijn de personages evenwichtig uitgediept. Het aantal karikaturale bijfiguren is minimaal. De setting zorgt voor een bijzondere atmosfeer. Van de drie romans is de verhaalopbouw in In Sara's huis het minst geslaagd. Het verhaal van Mette dat aanvankelijk door middel van flash backs op een functionele en mooie manier vorm krijgt, | |||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||
wordt doorkruist door een moordaanslag die maakt dat het verhaal naar het einde toe minder geloofwaardig wordt. Mooie dagen en Elmo zijn romans die in alle opzichten gelukt zijn. De problemen van de vrouwelijke hoofdpersonages zijn voor vrouwelijke lezers invoelbaar en de verhaalopbouw is spannend. Het taalgebruik is direct en sober, in de zin van niet op effect berekend. ‘Trendy’ woorden ontbreken nagenoeg. Maar ondanks of misschien wel dankzij het weglaten van dergelijke modernismen is het taalgebruik, vooral ook in de dialogen, voor jongeren heel herkenbaar. Nemen we net als Daubert (1984, 1985) het socialisatiemodel dat de lezer wordt aangeboden, als uitgangspunt, dan horen alle vijf de romans van Hazelhoff thuis in het vierde subgenre. Dit type meisjesliteratuur laat meisjes hun eigen keuze maken in een maatschappij met uiteenlopende visies op vrouwen en vrouwelijkheid. Wanneer we zoals Grenz (1988) doet, ook de mate van literaire emancipatie in beschouwing nemen, dan verschillen de romans wel van elkaar: Fenna en Ster! zijn in literair opzicht het minst, Mooie dagen en Elmo het best geslaagd. | |||||||||||||||
Het bestaansrecht van meisjesliteratuurJeugdsociologische studies maken duidelijk dat meisjes in de puberteitsfase nog altijd, in weerwil van maatschappelijke opvattingen over een sekseneutrale socialisatie, een eigen wereld creëren waarin ze oplossingen zoeken voor de problemen die ze op weg naar volwassenheid tegenkomen. Ze moeten leren omgaan met de uiteenlopende opvattingen over vrouwelijkheid waarmee ze in het dagelijks leven worden geconfronteerd. Een eigen, bij meisjes als zodanig bekende literatuur, waarin die verschillende visies op meisjes en vrouwen geïntegreerd zijn in levensverhalen van meisjes die op zoek zijn naar een vrouwelijke identiteit, past in dit proces. Wat we in de jeugdliteratuur echter zien, is juist een afstand nemen van het begrip meisjesliteratuur. Het overzicht van de Duitse vakliteratuur en de analyse van de romans van Hazelhoff als voorbeelden van hedendaagse Nederlandse meisjesliteratuur, laten zien dat het genre zich sinds de jaren zeventig in inhoudelijk en literair opzicht ontwikkeld heeft van literatuur met een traditioneel vrouwbeeld en vastliggende structuur, via literatuur waarin meisjes in nieuwe, maar nog steeds vastliggende rollen worden voorbereid op de toekomst tot | |||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||
literatuur waarin meisjes op zoek zijn naar een eigen identiteit met alle onzekerheden die dat met zich meebrengt. Deze romans bieden geen pasklare antwoorden, maar mogelijkheden tot reflectie als voorbereiding op de toekomst. Onderzoekers willen hun waardering voor deze ontwikkelingen tot uitdrukking brengen en doen dit door deze literatuur los te koppelen van de over het algemeen negatief gewaardeerde traditionele meisjesliteratuur. Hoewel naar de receptie van moderne meisjesliteratuur nog nauwelijks onderzoek is gedaanGa naar voetnoot16., valt op grond van de vergelijking van sociologisch onderzoek naar de leef- en belevingswereld van meisjes met de leef- en belevingswereld van de meisjes uit de romans van Hazelhoff te verwachten dat deze zeker voor meisjes betekenisvol zijn en een literaire ondersteuning vormen in hun proces van volwassen worden. Wat ligt er dan meer voor de hand dan ze ook als zodanig herkenbaar te maken? Op grond van het belang van deze romans voor meisjes, heeft meisjesliteratuur recht van bestaan. Waarmee niet gezegd is dat jongens als lezers uitgesloten zijn. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||
|
|