Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| ||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||
De vlucht van een gekwetste vogel
| ||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||
naar nog enkele andere verhalen, zowel naar klassiekers als naar minder bekende boeken uit de volwassen- en kinderliteratuur. Hij alludeert op Robinson Crusoe van Daniel Defoe en op De lotgevallen van Huckleberry Finn van Mark Twain. Zijn boek heeft zelfs een motto meegekregen, iets uitzonderlijks voor kinderliteratuur. Dit motto is ontleend aan Dat de wind er geen vat op krijgt van Richard Brautigan, een recent uit het Engels vertaalde roman voor volwassenen. Al deze verwijzingen geven Het vlot een extra dimensie, die gemakkelijk te tonen valt. | ||||||||||
Twee delenHet vlot bestaat uit tweeënveertig getitelde maar ongenummerde hoofdstukjes, die inhoudelijk en formeel in twee bijna gelijke delen uiteen lijken te vallen. In de eerste helft van het boek maken we vooral kennis met ene Luitwieler, een jongen die vele jaren ouder is dan Wim en hem voortdurend pest. In de tweede helft is Luitwieler nagenoeg van het toneel verdwenen en treft Wim voorbereidingen voor het bouwen van een vlot.
Het boek opent met een scène waarin Wim door zijn moeder naar buiten wordt gestuurd, de straat op, naar het domein van Luitwieler, waar Wim hem onvermijdelijk tegenkomt. In deze scène slaat Luitwieler met een ijzeren staaf om zich heen, port Wim in zijn rug, sluit hem op en krast de letter A in diens huid. Zijn hele jeugd zal Wim door deze Luitwieler worden getiranniseerd, terwijl zijn ouderlijk huis geen bescherming biedt tegen de voortdurende pesterijen die hij moet ondergaan. Wim is zelfs bang voor het moment dat zijn moeder de door Luitwieler aangebrachte blauwe plekken op zijn rug zal zien: Ik zou er van langs krijgen en dat was nog pijnlijker dan de zevenentwintig, achtentwintig kwetsuren die ik nu door Luitwieler opliep. De onveilige leefsituatie in de eerste helft van het boek creëert de context voor het vervolg: Wim wil vluchten. In de boeken die hij leest, vindt hij troost bij personages die zich in soortgelijke nare omstandigheden bevinden. Deze boeken dragen ook een oplossing aan: vluchten op een vlot. De eerste keer dat Wim denkt aan het maken van een vlot, is dan ook op een moment dat hij erg bang is voor Luitwieler, die hem voortdurend belaagt. Vooral het idee om met een vlot rustig weg te varen stond me wel aan (p94). | ||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||
Als zijn moeder hem eens met de kachelpook slaat, in hoofdstuk 23, denkt Wim voor de tweede maal aan het bouwen van een vlot: het idee om met een vlot weg te varen liet me niet meer los (p105). Vanaf dat moment staat het hele verhaal in het teken van de voorbereidingen voor een reis op een vlot, zodat dit hoofdstuk qua vorm en inhoud het begin van het tweede deel van het boek markeert. De slagen van zijn moeder met een pook spiegelen de eerste hoofdstukken van het boek, waarin Luitwieler Wim met een pook opport, en het einde van deel 1 lijkt inderdaad bij hoofdstuk 22 te liggen, waarin Pia aan Wim coloradokevers geeft, hetgeen allitereert met het laatste hoofdstuk van het boek waarin ze hem een knikker geeft. Tussen beide delen zijn -behalve de gelijkenis aan begin en eindnog meer structurele overeenkomsten aan te wijzen. Raakt Wim in het eerste deel een rode bal kwijt en verwondt Luitwieler tot twee keer toe zijn hand, in het tweede deel gaat er van Wim een rode ballon kapot en is het Pia die haar handwortel blesseert. Een nog subtielere overeenkomst tussen beide delen bestaat in een combinatie die gelegd wordt tussen ‘ijzer’ en de letter ‘A’: in de eerste helft krast Luitwieler de letter A in de huid van Wim, in de tweede helft staat: ‘De bliksem slaat bij voorkeur in ijzer’. Dat had ik in Wie Wat Waar gelezen. Daarin stond dat bliksem elektriciteit was van wel 30.000 A en dat het erg gevaarlijk was. Ik wist niet wat A was, daarom zei ik niets over A. Ook in de eerste scène weet Wim niet wat de A op zijn buik betekent, totdat hij erachter komt dat Luitwieler van zijn voornaam Arie heet. Uit angst voor straf van zijn moeder zal hij die keer eveneens niets over de A gezegd hebben.
Alhoewel Wim Hofman nergens in het boek deze delen expliciet van elkaar scheidt, lijken de eerste tweeëntwintig hoofdstukjes op grond van structurele overeenkomsten een afgerond geheel te vormen. In hoofdstuk drie gooit Luitwieler twee keer met een steen, krijgt een jaap in zijn hand en geeft daar Wim de schuld van; deze sequentie herhaalt zich aan het eind van het eerste deel. Zowel aan het begin als aan het eind van het eerste deel wordt er bij een spin, respectievelijk krab, een pootje gemangeld. Ook het tweede deel vormt een eenheid, waarin hoofdstuk na hoofdstuk het bouwen van een vlot wordt voorbereid. Wim's vriendschap met Pia loopt als een verbindend motief door het hele boek. | ||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||
Illustratie uit Het vlot van Wim Hofman
| ||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||
Het zag er niet best uitDe beginzin van Het vlot, Het zag er niet best uit, lijkt programmatisch voor het verdere boek. Aan de ene kant tekent deze openingszin de mistroostige toon van het verhaal: het leven van Wim is deprimerend en zonder uitzicht. Aan de andere kant weerspiegelt de beginzin de opvatting van Wim Hofman dat deze wereld er vaak niet best uit ziet voor ‘machtelozen’. Dit wordt in het boek doorlopend onderstreept door de vele pesterijen en wreedheden ten opzichte van kinderen en dieren. De kinderen gaan onderling niet zachtzinnig met elkaar om, zo worden bijvoorbeeld alle jongere zusjes met slaag behandeld: Je moet haar gewoon een mep geven als ze vervelend is (p48, zie ook p142). Ook ouders die hun kinderen slaan, lijken aan de orde van de dag. Daarnaast is dierenleed een wrede herhaling in het boek: krabben worden levend verast en konijnen levend gevild. Met kikkers wordt gesold en ook wormen, vissen, spinnen en kevers zijn geen lang leven beschoren. Vissen hebben het moeilijk, zegt Wim op pagina 127. Pia antwoordt: Mensen ook wel. Tot slot lijkt deze programmatische beginzin een voorspelling, de eerste van vele dreigende voorspellingen die verderop in het verhaal zullen volgen, hetgeen de sfeer nog beklemmender maakt. Verschillende thema's uit het boek vloeien dus voort uit de allereerste zin van het boek, waardoor deze als mise-en-abyme gaat functioneren. | ||||||||||
Vluchten op een vlotDe onveilige situatie binnens- en buitenshuis is voor Wim aanleiding tot het bouwen van een vlot: het belangrijkste element in het boek, zoals de titel aangeeft. De lectuur van boeken als Robinson Crusoe van Daniel Defoe en De lotgevallen van Huckleberry Finn van Mark Twain brengen Wim op dit idee. Deze verhalen zetten hem aan tot allerlei voorbereidingen voor de bouw van een vlot. Daarbij hoort ook leren zwemmen, omdat alle romanhelden konden zwemmen en het van levensbelang voor ze was. Denk bijvoorbeeld aan Edmond Dantes als hij zich uit die lijkzak in het water bevrijd heeft, Robinson Crusoe die in eerste instantie alleen aan eten kan komen door naar het schipwrak terug te zwemmen, en Huckleberry Finn die zwemmend vlucht als zijn achtervolgers hem zoeken. | ||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||
Als Wim een vlot bouwt, betekent dat, zoals we zagen, meer dan een gewoon jongensspel: Wim wil vluchten op het vlot. Alle verwijzingen in Het vlot naar andere boeken benadrukken zijn eenzaamheid, zijn opgeslotenheid en zijn ellendige leven. Robinson Crusoe is aangespoeld op wat hij noemt het eiland der wanhoop, hij zit er opgesloten in die zin dat hij niet van het eiland af kan. Huckleberry Finn zit eveneens opgesloten, hij wordt in huis vastgehouden door een dronken vader die hem slaat. Alle aangehaalde verhalen dragen eenzelfde oplossing aan: vluchten op een vlot, een uitweg via het water. Robinson Crusoe probeert in het begin tot twee keer toe uit die eenzame en ellendige situatie te geraken door het bouwen van boten, hetgeen mislukt. Zo besteedt hij maanden aan het maken van een kano, maar die wordt veel te groot en te zwaar, zodat Robinson hem niet naar het water kan krijgen. En Huckleberry Finn ontsnapt uit zijn ouderlijk huis, waarbij hij net als de graaf van Monte-Cristo suggereert dood te zijn. Hij vlucht met een vlot over de Mississippi.
De hier geschapen intertextuele context lijkt zijn oorsprong te hebben in de Odyssee: Odysseus mag na tien jaar gevangenschap bij Kalypso weg op een vlot.
Waren de verwijzingen naar andere boeken tot nu toe expliciet in de tekst van Het vlot opgenomen, deze reminiscentie aan de Odyssee is een mogelijke impliciete verwijzing. Er zijn goede gronden om aan te nemen dat de mislukte poging met het vlot rechtstreeks verwijst naar deze passage in het oude verhaal van Homerus, waarin het vlot van Odysseus kapot gaat: Nauwelijks had hij (Odysseus) dit gezegd of een vervaarlijke golf stortte zich van boven af op het vlot en deed het rondtollen. Hij zelf kwam ver ervandaan in zee terecht, het roer werd hem uit handengeslagen en de mast brak doormidden. Lang bleef hij onder water (Damste 1988: 44).
Twee elementen hieruit lijken terug te keren bij Hofman: het idee van eeuwig onder water zijn en de gedachte aan bovennatuurlijke krachten: Terwijl de punt van het vlot door mijn gewicht omlaag werd gedrukt, tilde het water, alsof het een boze macht was, het andere gedeelte van het vlot finaal omhoog en dat bleek voor mij en mijn hele onderneming funest te zijn. Ik hoorde gekraak en voelde de balken onder mijn gympjes vandaan schieten. Gillend verdween ik halsoverkop onder water. Een eeuwigheid | ||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||
verbleef ik daar. Luchtbellen en visjes schoven aan mij voorbij. Het was een moment dat ik niet vergeet, al weet ik niet precies meer wat ik dacht (p170-171).
Dat juist deze passage in het boek erg belangrijk is, toont niet alleen de titel Het vlot, maar wordt onderstreept door het motto dat voorin Het vlot is opgenomen en dat naar deze gebeurtenis in het verhaal lijkt te verwijzen. Het motto is afkomstig uit een boek voor volwassenen: Dat de wind er geen vat op krijgt van Richard Brautigan, een Amerikaanse schrijver die in 1984 een eind aan zijn leven maakte, hetgeen in Het vlot vermeld wordt.
Het motto uit Brautigan's roman -die net als Hofman in Het vlot terugkijkt op zijn leven- luidt Gelukkig kan het jongens van twaalf niet schelen als hun tennisschoenen nat worden. Dat doet ze amper iets. In de scène waarin het vlot omslaat, is Wim twaalf jaar en draagt ‘gympjes’, die door zijn moeder ‘tennisschoenen’ genoemd worden. Het motto lijkt daarmee Wims verlangen om uit zijn situatie te ontsnappen te bevestigen. Wim wil zo graag weg, dat hij het op de koop toe neemt van vluchten op een vlot natte schoenen te krijgen. Dit zegt hij ook letterlijk. Als de onderneming mislukt is en het vlot uit elkaar gevallen, vraagt Pia Waar wilde je eigenlijk naar toe?. Wim zegt alleen Weg, het maakte hem dus niet uit waar hij terecht zou komen. | ||||||||||
Dodelijke voorspellingenHet boek van Brautigan heeft als thema de dood. Ook Het vlot van Wim Hofman kent doods-motieven. Voortdurend wordt gespeeld met doodsangst, bijvoorbeeld in woorden als dodekop (p96) of doodsverachting. Daarnaast is Wim bang dat hij koudvuur krijgt, of dat de handgranaten die zijn buurjongen spaart, afgaan. En wanneer Wim bij voorbeeld een boek leest, gaat dat over een meisje dat melk dronk en toch ziek werd en dood ging (p33). Als je een gat in je hart kreeg was je dood en dat was bijna het ergste wat er met je kon gebeuren (p28), denkt Wim terwijl hij een ‘Jezus-medaille’ op zijn hart draagt, een hart met een gat erin. | ||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||
Illustratie uit Het vlot van Wim Hofman
| ||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||
Ook de andere boeken waarnaar in Het vlot verwezen wordt, herbergen dit thema: Hij (Huckleberry Finn) deed alsof hij dood was en dat vond ik al langer een prachtidee. Het idee was niet nieuw. Ik kende immers het verhaal van De graaf van Monte-Cristo (p102-103).
Binnen de context van doodsangst staan omineuze opmerkingen die voorspellen dat het slecht met de beide hoofdpersonen van het verhaal, Wim en zijn vriendin Pia, zal aflopen. Er wordt bijvoorbeeld verschillende malen gezinspeeld op de mislukking van de hele onderneming met het vlot. Over een poging tot ontvoering van een vriendje -een van de belangrijkste onderdelen uit de eerste helft van het boek- wordt drie maal van tevoren gezegd dat die zal mislukken: Dingen lopen soms niet zoals ze bedoeld zijn (p64); Alles kan immers fout gaan. Zo liep ook het kidnappen van Jantje Koppejan mis (p67); Het plan (...) klopte niet. Met tenminste een ding hadden we geen rekening gehouden. Daar kwamen we pas later achter (p70). Wanneer we over het maken van een vlot in dezelfde bewoordingen lezen Voordat je het weet lopen dingen anders dan je bedoelt..., kan in de mislukte ontvoering een spiegelende vooruitwijzing gezien worden naar het mislukken van de onderneming met het vlot.
De ondergang van het vlot staat eveneens in een context van drie voorspellingen. Eerst voorspelt Pia tot drie keer toe slecht weer, en ze krijgt gelijk. Daarna voorspelt Pia de toekomst van Wim door zijn hand te lezen. Ze ziet dat hij op reis gaat, maar het hele boek krijgt een extra onheilspellende dimensie als ze zegt dat op reis gaan en dood gaan ongeveer hetzelfde betekent. Wim wordt daar toch wel een beetje angstig van, vooral wanneer blijkt dat ook Pia's derde voorspelling die dag -een boze vader- uitkomt.
Maar er zijn meer vooruitwijzende passages die een dreigende spiegel voorhouden aan het varen op een vlot. In een kerk is een grafmonument van witte en zwarte steen, met daarop een reliëf van een zeilschip dat duidelijk in de problemen is gekomen. De dikke masten waren als zuurstokken afgebroken. Geknapte touwen kronkelden als spaghettislierten over het dek. Een van de masten lag in het water en een man klampte zich er nog aan vast. De golven waren dik als brooddeeg en sloegen als griezelige handen over het dek en wilden het schip en alles naar beneden trekken. In de lucht hingen dikke wolken die zich geweldig druk maakten | ||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||
(p77-78); in een noot staat bovendien dat achter het marmeren gedenkteken een van de opvarenden van het schip lag, met wie het dus niet goed is afgelopen. Een ander voorbeeld is te vinden in de scène waarin Wim en Pia een kaarsje op een plankje in het water laten drijven, waarop Luitwieler een steen werpt, zodat het plankje kiept en het kaarsje naar de bodem zakt (p82). Wanneer tot slot een meisje op een drijvende deur stapt en -opnieuw- Luitwieler er een trap tegen geeft, valt ze in het vrieskoude water op een ijzige februaridag (p57). In alle vooruitwijzingen - behoudens het laatste - eindigt een wateravontuur met de dood.
Het verhaal is minder tragisch dan de hierboven aangehaalde passages uit Het vlot doen vermoeden. Wim sterft namelijk niet als het avontuur met het vlot mislukt is. Het sterven lijkt in overdrachtelijke zin geïnterpreteerd te moeten worden, als het verlies van jeugd. Op reis gaan en doodgaan waren immers ongeveer hetzelfde. Het hele boek is te lezen als initiatieroman: een kind dat overgaat tot volwassenheid. Het vlot staat dan voor de vlucht uit een benarde leefsituatie, maar ook voor het verlaten van de jeugdjaren. Deze overgang wordt wel vaker verbeeld door een reis, een odyssee. Tijdens de poging op het vlot weg te varen voltrekt zich een inwijdingsritueel. Bij dit soort rituelen moet de inwijdeling soms een taak volbrengen of iets overwinnen, voor Wim is dat het bouwen van het vlot. Hij verbreekt de oude banden door met zijn zakmes het ankertouw door te snijden. Volwassen geworden aanvaardt hij de lange reis naar het seminarie, tweehonderd kilometer ver van huis.
Het seminarie duidt, naast de Jezus-medaille en Mariabeeldjes, op een katholieke opvoeding. In de Bijbel is in verband met Het vlot nog een ander voorbeeld van intertextualiteit te vinden, en wel in de passage waar Jezus over het water naar een boot wandelt (dus geen natte voeten krijgt), die vanwege een storm dreigt te zinken (vergelijk het grafmonument in de kerk). De leerlingen op het schip worden dan bestraffend toegesproken vanwege hun doodsangst, maar ze overleven -net als Wim- het wateravontuur. De mislukte onderneming met het vlot is te zien als een doopritueel; Wim gaat kopje onder. Volgens gangbaar christelijke opvatting is de doop zoveel als het afleggen van de oude mens en het aantrekken van een nieuwe; en in die zin dus een initiatieritueel of rite de passage. | ||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||
Vriendschap overwintOver Pia, de andere hoofdpersoon in Het vlot, wordt ook onheil afgeroepen. Haar armen waren echt dun. (...) En misschien braken ze even makkelijk als de witte stokjes die je op het strand kon vinden (p84). Daarom heeft Wim een associatie met de brekende armen van Pia wanneer Luitwieler de pootjes van een krab afbreekt en het pootje van Wim's bril wil knakken met de woorden Wat zullen we met die Pia gaan doen? (p91). Het pootje (van de bril) leek op een krabbepootje of dat van een hooiwagen (waar ook al eerder een pootje van afgetrokken was) (...), dat was het: DE POOT VAN DE BRIL WAS EEN BEEN OF ARM VAN PIA! (p94). Dit alles krijgt nog meer kracht wanneer Pia wel wil dat Wim later iets over haar in zijn boek zal schrijven later, maar dan moet je niet schrijven dat ik dun ben en dat ik van die dunne armen heb. Wim gaat daar mee accoord, omdat hij van mening is dat er niet veel over die dunne armen te schrijven valt. In een verhaal moesten die dunne armen op zijn minst breken, anders was het de moeite niet waard om ook maar twee regels aan het dun zijn van armen te wijden (p84). Hij belooft dus wel dat hij in zijn boek met geen woord over haar armen zou reppen, behalve... (p85), maar ondertussen heeft hij zelfs veel meer dan twee regels lang de aandacht gevestigd op de dunne armen van Pia. Dat voorspelt niet veel goeds.
Aan het eind van het boek blijkt dat Pia haar handwortel heeft verwond. Ze sprong uit het raam omdat ze stiekem weg wilde. Nergens in het boek wordt er een geheim van gemaakt dat ook Pia een kind is met een erg nare jeugd. Haar vader is vaak dronken en slaat vrouw en kinderen. De buren horen het hartverscheurende huilen, maar ze schudden hun hoofd en zeiden: ‘Nou, nou!’. Meer niet. Ze deden nooit wat (p133). Net als Wim wil Pia ontsnappen aan een ellendige en onveilige leefsituatie.
Hoe eenzaam Wim en Pia zich ook voelen, tussen deze twee lotgenoten ontstaat een band. Evenals de personages in de boeken waarnaar verwezen wordt, voelt Wim zich eenzaam, maar Robinson Crusoe is niet alleen op zijn eiland, later ontmoet hij Vrijdag. Ook Huckleberry Finn is niet alleen op het eiland waar hij zich in eerste instantie verstopt, want de gevluchte slaaf Jim houdt zich er eveneens schuil, ze sluiten vriendschap en vluchten samen. De graaf van Monte-Cristo is niet de enige gevangene, hij vindt een vriend in de cel naast hem. | ||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||
Wim voelt zich alleen als hij op het strand zijn vlot in elkaar zet, maar Pia blijkt hem te bespieden. Als het vlot kapot is komt ze Wim troosten. Haar maakt het evenmin uit om natte schoenen te krijgen, want ze loopt de zee in en doet Wim's buiteling van het vlot na (wat zeer sterk op een doop lijkt: eveneens een initiatieritueel). Zij verkeert in dezelfde situatie als Wim en hun vriendschap lijkt de enige uitweg. Als Wim zich in het laatste hoofdstukje Koffer opmaakt om naar het seminarie te gaan, stopt hij de van Pia gekregen knikker als eerste in z'n koffer om mee te nemen. En met die troostvolle zin eindigt het boek.
Voor Het vlot van Wim Hofman geldt, net als bijvoorbeeld voor een roman als Nooit meer slapen van W.F. Hermans, dat het op meerdere niveaus genietbaar is. Op het concrete verhaalniveau laat het verhaal zich zonder moeite lezen als een spannend jongensavontuur over spelende kinderen, die kattekwaad uithalen, kampvuurtjes aanleggen en toevallig een vlot maken. Een andere verhaallaag wordt verkregen door Het vlot te zien als een initiatieroman, waarin zich langs symbolische weg een volwassenwordingsritueel voltrekt. Uit deze analyse blijkt dat Het vlot naast intratextuele motieven verschillende intertextuele verwijzingen kent, die nog een extra dimensie aan het verhaal geven. Het thema spitst zich hierdoor toe op een kind dat eenzaam is, een nare jeugd heeft en daarvoor wil vluchten. Het vlot staat in dit opzicht niet alleen. Auteurs als Imme Dros en Paul Biegel verwerken eveneens intertextuele verwijzingen in hun boeken. Titels als Anderland; een Brandaan-mythe of De reizen van de slimme man spreken voor zich.
Ook in de huidige volwassenenliteratuur maken veel auteurs gebruik van intertextualiteit, een fenomeen dat door de tegenwoordige critici hoog gewaardeerd wordt. We stuiten hier dus op een gelijksoortige ontwikkeling, die zich bijna gelijktijdig in literatuur voor kinderen en volwassenen voltrekt. Kennelijk haalt jeugdliteratuur de door Kees Fens in 1974 ingevoerde frase van het kinderboek als schaduwloper langzamerhand in. Tot eenzelfde conclusie komt Harry Bekkering, waar hij betoogt dat literaire en jeugdliteraire ontwikkelingen op dit moment bijna parallel lijken te verlopen, en daaraan de consequentie verbindt dat bepaalde jeugdliteraire teksten steeds sterker gaan behoren tot het | ||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||
domein van de literatuur (Literatuur zonder leeftijd, zomer 1994). Analyses van kinderboeken op volwassenliteraire criteria - waaronder intertextualiteit - zouden de waarde en eigenheid van jeugdliteratuur nog meer kunnen onderstrepen en de kinderboekenvogel helpen te gaan vliegen op eigen kracht. | ||||||||||
Literatuur
|
|