Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||
Dromen is fantastisch, maar de werkelijkheid is ook niet mis.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
Els Pelgrom werd op 2 april 1934 in Arnhem geboren onder de naam Else Koch. Na de MMS had ze verschillende baantjes, onder andere - na een korte stoomcursus - in het onderwijs. In 1962 debuteerde ze als schrijfster van kinderboeken met Het geheimzinnige bos. Ze deed vertaalwerk en bewerkte een aantal bekende jeugdboeken, onder andere Niels Holgersson van Selma Lagerlöf. Drie keer is haar werk met een Gouden Griffel bekroond: De kinderen van het Achtste Woud (1978); Kleine Sofie en Lange Wapper (1985); De eikelvreters (1990). Zilver kreeg zij voor: Voor niks gaat de zon op (1983) en Het onbegonnen feest (1988). Een Vlag en Wimpel werd toegekend aan De straat waar niets gebeurt (1987). In 1994 ontvangt zij voor haar hele werk de Theo Thijssenprijs. Boonstra is niet de enige die het overige werk afdoet met typeringen als een zwakke verhaal opbouw; geen werkelijke ontwikkeling, geen hoogtepunt; nogal trage verhalen; Eigenlijk is alleen Kleine Sofie en Lange Wapper een mooi rond verhaal, dat toewerkt naar een duidelijk einde. Over de bijdragen die Pelgrom heeft geleverd voor een aantal series voor beginnende lezers of kinderen met leesmoeilijkheden spreekt Boonstra niet (met uitzondering van Voor niks gaat de zon op). Waarom komen toch steeds weer alleen die drie zogenaamde toppers bovendrijven? Is de rest echt niet de moeite waard? Heeft de jury het dan helemaal bij het verkeerde eind? Overigens beperkt de jury zich in haar wonderlijke rapport tot twee werken: De eikelvreters en Kleine Sofie en Lange Wapper. Pelgrom wordt in dat rapport beschreven als een hoffelijke schrijfster, een verstandige, vriendelijke schrijfster die ook brutaal is. Verder wordt gesproken over haar als een onmoralistische schrijfster en een gevoelige, dappere schrijfster. Dit alles lijkt wel erg gericht op de persoon, over de kwaliteiten van het oeuvre van Pelgrom is in het rapport nagenoeg niets te vinden. | |||||||||||||||||||||||||
DebuutNatuurlijk, in dertig jaar verandert er veel, maar om nu onmiddellijk zo'n eersteling naar de papiermand van de literatuurgeschiedenis te | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
verwijzen gaat te ver. Bovendien is het oordeel, dat in dit boekje niets van het latere werk valt te ontwaren, wat al te snel geveld. Katja is wel een meisje, maar ze heeft zich flink gehouden zegt Roelof ergens in het boek. Toegegeven, de opmerking komt nu truttig over, maar hier is al - op een misschien wat onbeholpen manier - verwoord, wat in haar latere werk veel natuurlijker werd ingebed. Haar vrouwelijke hoofdpersonen zijn altijd ondernemend, de meisjes doen zeker niet onder voor de jongens. Illustratie van Addie Horn in Het geheimzinnige bos.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
Boonstra prijst de bijna naturalistische manier van vertellen in De kinderen van het Achtste Woud: Je voelt de warmte van de stal, de natte sokken in een lekkende klomp en de zachtheid van een pasgeboren kalf. Je krijgt de smaak van een ijspegel in je mond - sneeuw en ijzer - je ruikt de drogende luiers bij de kachel, de poepdoos en de naderende lente. De beschrijvingen van het bos en van het leven in het dorp in Het geheimzinnige bos vormen een prelude op dergelijke beschrijvingen. Kinderen die in een ongewone situatie terechtkomen zien niet lijdzaam toe, dat is de grondgedachte van Het geheimzinnige bos. Ze zoeken naar oplossingen om het hoofd te bieden aan die situatie. In dit verhaal is Roelof ervan overtuigd dat hij door logisch te denken het verdwenen toverstokje kan vinden waarmee alle mensen van het dorp in dieren zijn veranderd. Zijn nadenken is nog niet zo geconditioneerd als dat van volwassenen, daardoor sluit hij van te voren geen enkele mogelijkheid uit. Wat dat betreft lijkt Roelof al een beetje op Curro uit De eikelvreters (dat gebaseerd is op de jeugdherinneringen van Pelgrom's Spaanse echtgenoot). Deze jongen uit Andalusië, die opgroeit in bijzonder armoedige omstandigheden, gaat niet bij de pakken neerzitten. Hij komt niet in opstand, maar hij berust ook niet (wat veel volwassenen in zijn situatie wel zouden doen). Curro werkt op zijn tiende jaar al keihard mee om de kost voor het gezin te verdienen. Terwijl hij daar al zijn energie voor nodig heeft, pijnigt hij ook nog zijn hersenen over andere manieren om aan geld te komen. Het lukt hem tenslotte om op te klimmen van varkenshoeder tot arbeider in de bouw. Het is voor onderzoekers interessant om lijnen te trekken van dit boek naar het hele werk van Pelgrom. Het voert te ver om dat in dit artikel te doen. De uitgever zou kunnen overwegen Het geheimzinnige bos opnieuw uit te geven, al zou dat niet zonder enkele aanpassingen kunnen. Aangezien Pelgrom zich heeft gedistantieerd van dit werk is een herdruk helaas niet te verwachten. Het boekje kan nu alleen op aanvraag bij de bibliotheek uit de museumcollectie geraadpleegd worden. Het is een heel aardig verhaal, dat je zeker gelezen moet hebben om te kunnen zien hoe de schrijfster zich heeft geëvolueerd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||
Droom en werkelijkheidIedereen die iets heeft geschreven over het werk van Pelgrom maakt een onderscheid tussen boeken waarin de fantasie en die waarin de realiteit overheerst. Daarbij gaat men er vanuit dat deze tegengesteld zijn aan elkaar. Tom BaudoinGa naar voetnoot2. betoogt dat het onderscheid dat men maakt tussen het ‘echte’ en ‘het verbeelde’ er niet toe doet. Zijn interpretatie van De straat waar niets gebeurt wijkt af van die van BoonstraGa naar voetnoot3.. Zij meent dat dit boek een soort geloofsbelijdenis is met de strekking: de realiteit haalt het nooit bij de verbeelding. In de visie van Baudoin vormen fictie en werkelijkheid een eenheid en gaat het er Pelgrom in dit boek om wat de verteller vertellenswaard vindt en dat is niet alleen het fantastische, maar ook het waargebeurde. Het waargebeurde moet dan wel wonderlijk zijn om de verwondering op te kunnen roepen. Baudoin schreef zijn artikel om te laten zien dat de recente jeugdliteratuur werken bevat die niet ééndimensionaal zijn, maar juist meerdere en steeds nieuwe interpretaties uitlokken. Zijn analyse van dit verhaal werpt een nieuw licht op het hele werk van Pelgrom. Met de bevindingen van Baudoin in de hand kun je zeggen dat zowel de ‘fantastische’ als de ‘realiteits’ verhalen uitingen zijn van één en dezelfde vorm van schrijverschap. De verteller kiest de ene keer voor een min of meer gefantaseerd verhaal en de andere keer voor het wonderbaarlijke uit de realiteit. Bokje in Een droom lijkt net echt is niet ongelukkig met zijn bestaan. Hij maakt pret met Big. Pas op het moment dat Big hem vertelt dat er dromen bestaan wil hij dat ook: Big heeft vast een droom. Waar zou hij hem hebben? Verstopt hij zijn droom? (...) Waarom heb IK geen droom? zegt Bokje zacht. Ik heb ook nooit wat! En ik voel me zo alleen! Wanneer Bokje verdrietig wegloopt en uitrust op een berg, krijgt hij zijn eerste droom. Hij reist daarin met de trein, vaart op een boot en niets is onmogelijk. Als hij wakker wordt vraagt hij zich af of hij ook een droom kan krijgen zonder te slapen. Dit boekje, verschenen in de serie Vliegerboekjes van Zwijsen en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||
bestemd voor beginnende lezers, lijkt de woorden van Boonstra te onderstrepen: dat de werkelijkheid het nooit haalt bij de verbeelding. Maar ik denk dat het ook hier niet gaat om een keuze tussen die twee, maar om de constatering dat dromen en de verbeelding het leven een extra dimensie geven. Illustratie van The Tjong Khing uit Kleine Sofie en Lange Wapper.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||
Er is nog zo'n boek waarin de fantasie en de werkelijkheid niet tegenover, maar naast elkaar staan: De drie Japies. Zwaantje fantaseert drie luchtkinderen, de drie Japies, die haar vergezellen op haar reis naar een tante en een oom. Het is daar saai, zodat ze maar wat blij is met hun gezelschap. Bij het grote Surinaamse gezin, dat vlak bij tante woont, voelt Zwaantje zich veel beter thuis. Als een van de kinderen opgepakt wordt en van een roofoverval wordt verdacht wil Zwaantje hem helpen zijn onschuld te bewijzen. Ook in De drie Japies is er geen sprake van een keuze, de werkelijkheid zit vol verrassingen en op saaie momenten heb je altijd nog je fantasie om de boel wat op te fleuren. Dat de luchtkinderen ook een soort alter ego zijn van Zwaantje spreekt deze veronderstelling niet tegen. In elk afzonderlijk werk van Pelgrom is aantoonbaar dat droom en werkelijkheid voor de schrijfster één geheel vormen. Het duidelijkst nog wel in Kleine Sofie en Lange Wapper. Daar is de droom het leven geworden en het leven de droom. Kleine Sofie zal sterven, maar voordat ze dood gaat wil ze weten wat er in het leven te koop is. In een koortsdroom doorloopt ze een heel mensenleven, met al zijn ups en down's, liefde, vriendschap, verraad en de dood. Kleine Sofie en Lange Wapper verwondert, ontroert, doet uitspraken over het leven en de dood. En het behoort zeker tot het beste dat Pelgrom heeft geschreven. Illustratie van The Tjong Khing uit Drie Japies.
Met de Theo Thijssenprijs, die zij dit najaar kreeg uitgereikt, komt Els Pelgrom in het gezelschap te verkeren van Annie M.G. Schmidt, An Rutgers van der Loeff-Basenau, Miep Diekmann, Paul Biegel, Tonke Dragt, Guus Kuijer en Henk Barnard die ooit deze driejaarlijkse oeuvreprijs onder de naam Staatsprijs voor jeugdliteratuur in ontvangst mochten nemen. Na 1988 zijn Willem Wilmink en Wim Hofman aan deze reeks toegevoegd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||
Illustratie van Margriet Heymans uit Voor niks gaat de zon op
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||
LeesboekjesPelgrom heeft een aantal boekjes geschreven voor beginnende lezers, kinderen met leesmoeilijkheden en één boek voor kinderen met Minimal Brain Dysfunction. In dat laatste boek Altijd anders schrijft zij een lief verhaal over Simon, die niet goed kan lezen en schrijven. Dit verhaal, dat in 1981 verscheen is nog steeds verhelderend om te lezen wanneer je zelf MBD hebt of iemand in je omgeving kent die het heeft. De onhandigheid van Simon en het ongeduld bij zijn oma, zus en broertje zijn goed uitgewerkt. In Een brief van Marcus Voet komt dit thema terug. Daar is de hoofdpersoon een jongen die aan woordblindheid lijdt. Wanneer hij een volwassene ontmoet, een musicus, die ook last heeft van dyslexie wordt het makkelijker voor hem om zijn eigen onvermogen te accepteren. Pelgrom heeft deze boeken heel erg geschreven vanuit haar betrokkenheid bij kinderen die afwijken van wat men als normaal beschouwt. Stilistisch zijn het geen toppers, maar inhoudelijk sluiten ze wel aan bij de rest van haar werk. Zij kiest altijd voor kinderen die zich in een ongewone, moeilijke situatie bevinden en daar hun oplossingen voor zoeken. Haar leesboeken voor beginnende lezers en moeilijk lezende kinderen wijken een beetje af van haar andere werk. Het zijn korte afgeronde verhalen, waarin overigens wel duidelijk de hierboven geconstateerde eenheid tussen droom en werkelijkheid naar voren komt. In de meeste verhalen zit een moraal verborgen. In Een zak vol geld bijvoorbeeld denkt Jasper dat alles te koop is, maar zijn vriend maakt hem duidelijk dat dat niet het geval is en dat Jasper veel gelukkiger is zonder de zak geld die hij gevonden heeft. Opmerkelijk is dat in deze boeken (zoals dat gebruikelijk is in dit soort series) bijna geen bijzinnen voorkomen die zelfstandig gebruikt worden (door de komma te vervangen door een punt en het voegwoord met een hoofdletter te laten beginnen). Binnen dit (meestal in opdracht geschreven) werk neemt Voor niks gaat de zon op een uitzonderlijke plaats in. Het is een wat langer, historisch, verhaal over een meisje van elf jaar dat naar de stad gaat om te werken. Dit boek is schitterend van compositie. Met weinig woorden weet Pelgrom een scala aan gevoelens en beelden op te roepen (ook weer een kenmerk dat in haar hele werk terug is te vinden): Grutto, grutto!' Dat klonk zo droevig. Het leek of de vogels aan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||
Fine vroegen waarom zij zo vroeg op dat koude land naar voedsel moesten zoeken. Als je deze boekjes vergelijkt met vele anderen die in dit soort series zijn verschenen, dan valt op dat de boekjes van Pelgrom met zorg zijn geschreven en inhoudelijk verder gaan dan zomaar een makkelijk verhaaltje. | |||||||||||||||||||||||||
EenlingBregje Boonstra heeft het over Pelgrom's betrekkelijk solitaire plaats binnen de Nederlandse jeugdliteratuur. Kenmerkend voor goede schrijvers is volgens mij juist dat je niet kunt zeggen dat het werk lijkt op dat van een ander, hooguit dat je kunt zeggen dat het doet denken aan. Zo bekeken zijn er verschillende auteurs aan te wijzen waar Pelgrom enige verwantschap mee heeft. Haar dierenverhalen De olifantsberg en Het onbegonnen feest doen denken aan het werk van Toon Tellegen, ook al hebben de dieren bij Tellegen geen uitgesproken menselijke trekken en gewoontes en zijn zijn filosofieën van een totaal andere orde. Verwantschap is er ook met het werk van Tonke Dragt, waar het gaat om het wegvallen van de grens tussen fantasie en werkelijkheid. De fantasie van Dragt brengt de meest vreemde werelden tot leven. Ongeboren Roulf is gebaseerd op een oud volksverhaal, maar er wordt ook een grillige wereld in geschapen. Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros en Kleine Sofie en Lange Wapper staan ook niet zo heel ver van elkaar af. Een van de meest gehoorde kritieken op het werk van Pelgrom is dat ze geen spanningsboog in haar werk aanbrengt, dat haar verhaalstijl zo fragmentarisch is. Wanneer je de laatste boeken van Aidan Chambers leest zou je hetzelfde kunnen opmerken. Hij kiest bewust voor het fragmentarische en het mengen van verschillende literatuurvormen, omdat het er in zijn werk ook niet omgaat dat je in één adem een spannend verhaal leest. Er is wel altijd zoiets als een plot in zijn boeken aanwezig, maar daar gaat het niet om. Zoiets is bij Pelgrom ook het geval. De kinderen van het Achtste Woud laat zich niet als een spannend oorlogsverhaal lezen, maar als een boek dat een bepaalde periode in het leven van een kind zo dicht mogelijk wil benaderen. En dat leven verloopt niet volgens een bepaalde span- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||
ningsboog. Het fragmentarische karakter van dit verhaal maakt het juist tot zo'n ijzersterk en herkenbaar boek.
Het laatste woord over de boeken van Pelgrom is nog lang niet gesproken. Baudoin toonde al aan dat De straat waar niets gebeurt een boek is met meerdere lagen, dat verschillende interpretaties toelaat. Ik ben ervan overtuigd dat bijna elk boek van Pelgrom bij een dergelijke analyse dezelfde uitkomst geeft. Dat De zwervers van de Zakopane en Lady Africa en nog een paar enkele elementen bevatten die nogal gebonden zijn aan de tijd van verschijnen doet daar niets aan af. Illustratie van Kees de Kiefte uit De koe die van het leven hield
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||
Origineel werk van Els Pelgrom:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||
Illustratie van Jan Jutte uit Ongeboren Roulf.
|
|