druk over maken, bestond vroeger in Afrika ook al. Kijk maar naar het verhaal Hoe de Dood in het leven kwam. Daarin wordt gewaarschuwd dat je niet te veel hout uit het bos moet nemen, want dan raakt het bos op. Maar ja, Anansi doet het toch. En dan, diep in het bos, komt hij de Dood tegen...En zo kun je Anansi rijdt op Tijger als basis nemen als je wilt laten zien hoe ook nu mensen elkaar benadelen. Overigens doe ik dat niet altijd, dat rekening houden met de actualiteit. Ik vertel de oude verhalen ook wel pur sang, gewoon als amusement, voor kinderen bijvoorbeeld.’
‘Ik kan altijd met Anansi-tori uit de voeten, en vind het heerlijk om te zingen. Met die conga's en gitaar erbij is het een ideale formule. Helen is onmisbaar voor mij, ik neem geen optreden aan als zij niet kan. Ze volgt de vertelling op de voet en voelt feilloos aan wanneer er muziek moet komen. Daar hebben we geen afspraak over, dat ligt niet vast. Het is nog nooit voorgekomen dat ze te vroeg of te laat haar gitaar pakte.’
‘Een decor heb ik niet. Ik speel naturel. Alleen draag ik wel altijd authentieke Surinaamse klederdracht, de koto, tijdens optredens. Dat is een ode aan alle grootmoeders die nog op deze manier rondlopen. Want het is níet eenvoudig, al die lagen die je over elkaar heen aantrekt!
Die kleren geven een andere ambiance. Mijn zusjes zeggen: “Gerda, als je vertelt is het net alsof je in trance bent”. Ik vind het heerlijk. Het is ontspanning voor me. Al zou ik er niets meer mee verdienen, dan zou ik er toch mee doorgaan.’
‘M'n eerste Anansi-tori hoorde ik vroeger van mijn grootmoeder. Op de plantage, een dorp in het binnenland aan een rivier, waar ik in de vakantie logeerde met nichtjes en neefjes.
Ze vertelde in de schemering. We waren gebaad en hoefden nog niet naar bed. We zaten op de veranda, met zo'n rookpot tegen de muggen. Het licht scheen vanuit het huis naar buiten. Ik zag alleen het silhouet van mijn grootmoeder, en hoorde haar stem. Het werd snel donkerder. Het wit van haar ogen en tanden fonkelde. Als Anansi lachte, “ha-ha-hááá!”, ging die mond wijd open.
We zongen mee of je had een lied in gedachten en dat zette je in. Dat was nooit een willekeurig lied, het had altijd te maken met wat ze te vertellen had. Vroeger leerde je zóveel liedjes, je had er zoveel in je hoofd, er was altijd wel iets toepasselijks bij. Het kwam wel voor